Het komt niet vaak voor dat ik applaudisseer onder het lezen van een stuk, maar David Graeber in de New York Review of Books heeft het voor elkaar met zijn analyse van de situatie in Brexit-Engeland. Ik ben marxistischer ingesteld dan hij, zou het onderscheid tussen zorgenden en bureaucraten niet een klasseverschil noemen, maar de analyse lijkt mij juist. Hoe verenigt Labour beide sectoren? (In Nederland werden de eerstgenoemden vooral bediend door de SP en de tweeden door de PvdA en GroenLinks – maar inmiddels ligt links zo in puin dat zelfs dat niet meer te zeggen valt).
Een passage die mij vooral tot juichen bracht vertaal ik hier:
De meeste zittende Lagerhuisleden van Labour waren zelf begonnen als jeugdige activisten, zoals ook de meeste centristische politieke journalisten hun loopbaan begonnen zijn als linksen, revolutionairen zelfs, van de een of andere soort. Maar zij zijn ook in de rangen van Blairs machine gestegen op een ogenblik waarop men vooruit kon komen als men maar bereid was de jeugdige idealen overboord te gooien. Zij waren juist de mensen geworden die zij ooit veracht zouden hebben als lui die zich hadden laten omkopen.
Voorzover zij ergens van droomden was het nu het vinden van een Brits equivalent van Barack Obama, die er zozeer uitzag en zich gedroeg als een visionair, die de gebaren en de toontjes zo had vervolmaakt dat het nooit bij iemand opkwam te vragen wat die visie eigenlijk was (omdat de visie nou juist was, geen visie te hebben). Plotseling ontdekten zij dat zij opgezadeld waren met een sjofele geheelonthoudende vegetariër die precies zei wat hij dacht en die een nieuwe generatie activisten inspireerde tot dromen van het veranderen van de wereld. Als die activisten niet naïef waren, als deze man niet onverkiesbaar was, zou het hele leven van de centristen een leugen zijn geweest. Zij hadden werkelijk de werkelijkheid helemaal niet aanvaard. Zij hadden zich werkelijk alleen maar laten omkopen.