Het gaat er volgens Gustav Landauer (1870-1919) om in de schoot van de kapitalistische maatschappij en op kleine schaal alternatieven uit te bouwen die een voorafschaduwing kunnen vormen voor de maatschappij van de toekomst in zijn totaliteit. Johny Lenaerts legt uit hoe dat zit. [ThH]
De kiem
Vorig jaar werd er een integrale vertaling gepubliceerd van de ‘Parijse manuscripten’ uit 1844 van Karl Marx (Boom, 2023). In dit werk noemt de 26-jarige Marx zich voor het eerst een communist. De ‘Parijse manuscripten’ houden zich vrijwel niet bezig met de relatie van de arbeiders ten opzichte van het communisme – op uitzondering van de volgende betekenisvolle paragraaf:
‘Als de communistische handwerkslieden zich verenigen, dan is hun eerste doel de theorie, de propaganda etc. Maar tegelijkertijd eigenen ze zich een nieuwe behoefte toe, de behoefte van de maatschappij, en wat zich als middel voordoet, is doel geworden. De glansrijke resultaten van deze praktische beweging kan men met eigen ogen aanschouwen wanneer socialistische Franse arbeiders samenkomen. Roken, drinken, eten etc. zijn niet langer middelen ter verbinding, zijn geen bindmiddelen meer. De maatschappij, de vereniging, de gesprekken die weer een maatschappelijk doel hebben, zijn voor hen genoeg, de universele broederschap is bij hen geen holle frase, maar waarheid, en de adeldom van de mensheid straalt ons tegemoet uit hun door arbeid geharde gestalten.’
Deze opmerking is rechtstreeks geïnspireerd door Hegel, die in de Rechtsphilosophie schreef: ‘De vereniging als dusdanig is zelf de ware inhoud en het ware doel, en de bestemming van de individuen bestaat erin een collectief leven te leiden.’ Maar het toont ook aan dat Marx vanaf zijn eerste contacten met de communistische beweging in Parijs – in tegenstelling tot de bourgeoisie die aan het atomistisch individualisme van de private belangen gewijd is – de nadruk legt op de solidariteit en de vereniging, dat reeds de kiem realiseert van het model van de maatschappij van de toekomst.
Propaganda van de daad
Alhoewel hij de ‘Parijse manuscripten’ van Marx niet gekend heeft (het boek werd pas in 1932 voor het eerst gepubliceerd), had de Duitse cultuuranarchist Gustav Landauer (1870-1919) een dergelijk idee tot hoeksteen van zijn opvattingen gemaakt: ‘De Sozialistischen Bund heeft haar werk aangevat. Niet wachten! Zo luidt onze leuze. Geen scheiding meer tussen de omstandigheden van het heden, de gisting van de overgang en de miraculeuze toekomst. Het is nu dat de gisting moet plaatsvinden.’ Voor het toekomstige is er dus geen ander begin en geen andere kern, dan wat de mensen hier en nu, onder de heerschappij van het kapitalisme, met gemeenschap van leven tot stand brengen. (*)
Er schuilt een vorm van pragmatisme in het handelen in het hier en nu, de zekerheid van een reële effectiviteit in tegenstelling tot een gok op de toekomst. In zekere zin vergemakkelijkt deze houding de taak van degenen die op de wereld willen inwerken. Aan diegenen die zeggen: ‘Hier is het doel, en zich vervolgens afvragen: wat kunnen we momenteel doen om dat doel te bereiken?’ geeft Landauer steeds hetzelfde antwoord: beginnen, vanaf nu leven naargelang de doelstellingen en in de feiten hun ideaal propageren.
Deze houding ten opzichte van de politieke actie brengt Landauer tot een herdefiniëring van het concept van de ‘propaganda van de daad’. Doordat het gebruik van dit begrip verbonden is aan de tactiek van het plegen van aanslagen, roept Landauer op tot een meer letterlijk begrip van deze uitdrukking. Net zoals andere anarchisten van die periode, is Landauer van mening dat de ‘daad’ die door de propaganda gemobiliseerd wordt, op de eerste plaats dient in overeenstemming te zijn met de over te brengen boodschap.
Landauer vat de ‘ware propaganda van de daad’ op als een middel om de verandering op gang te brengen door ertoe bij te dragen ‘dat de waarheid die zich in onze hoofden bevindt door middel van de actie en het beginnen een realiteit tussen de mensen wordt’.
Doel en middel
Tegenover de scheiding van doel en middel, dat de toevlucht tot gewelddadige middelen veroorlooft, verkondigt Landauer een overeenstemming van beide in de schoot zelf van het individu, dat in zijn handelingen en in zijn levenswijze het nagestreefde model zal belichamen. ‘De propaganda en het doel, het middel en het doel, de tactiek en het principe: dat alles vormt voor ons slechts één geheel. Dus voorwaarts! Het is door vooruit te gaan dat het doel onze weg wordt, dat hetgeen wij willen zich zal verwerkelijken.’
Daar waar een machiavellistische politiek ertoe neigt de middelen als eenvoudige instrumenten te gebruiken die verondersteld worden neutraal te zijn, verdedigt Landauer daartegenover het idee dat dezen onafscheidelijk verbonden zijn met het beoogde doel. Als hij de vraag oproept naar de te volgen weg om tot een vrije samenleving te komen, legt zijn antwoord reeds de nadruk op de middelen, en zijn manier om de weg te beschouwen onderscheidt zich geenszins van hetgeen hij nastreeft.
Een aspiratie dient dus uitgedrukt te worden door een begin: omdat ‘echt willen’ hetzelfde is als ’doen’, heeft het geen zin een waardeschaal door te zetten indien deze niet uitgedrukt wordt in de praktijk. Bovendien dient de verandering op de eerste plaats in elk mens plaats te vinden: veeleer dan te willen ageren op externe oorzaken, dient de mens op de eerste plaats te werken aan een transformatie van zichzelf. Dit doet denken aan de spreuk die men gewoonlijk aan Gandhi toeschrijft: ‘Wees de verandering die je in de wereld beoogt.’
De commons
Deze opvatting van verandering, die van de modificatie van individuele en dagelijkse praktijken de drager van een globale transformatie maakt, noemt men momenteel prefiguratieve politiek, dat erin bestaat op kleine schaal, in de praktijk, de verhoudingen en de levenswijzen te belichamen die men op grotere schaal wil gerealiseerd zien. We treffen daarin het idee aan dat de strijd voor een andere samenleving die samenleving moet scheppen via zijn strijdvormen.
Volgens Landauer is het individu niet de spil van een politiek van prefiguratie: alhoewel ze vertrekt vanuit het individu, dan realiseert ze zich daarop in de gemeenschap. Als Landauer pleit voor de verandering in het hier en nu, dan beoogt hij zowel de belichaming daarvan in de mensen als in de structuren van hun gemeenschappelijk leven.
Door te handelen in de schoot van de gemeenschap, en niet op het niveau van de maatschappij in zijn totaliteit, kiest Landauer dus partij voor een noodzakelijke modificatie van de verhoudingen op het niveau van het individu en van de gemeenschap. Indien hij daardoor het geloof in een radicale transformatie door een externe ingreep op de gang van zaken aan de kant schuift, gelooft hij evenwel niet dat een complete modificatie zou kunnen plaatsvinden enkel via de inwendige weg. Zelfs indien deze fase, die door vele socialisten en revolutionairen miskend wordt, noodzakelijk is, dan dient ze nog gecombineerd te worden met een ingreep op de externe wereld.
Deze strijd – die Landauer terugvoert tot een meer traditionele politieke actie – werkt aan de uitbouw van wat men nu ‘de commons’ noemt, opgevat als de effectieve verwerkelijking van de socialistische aspiraties. In dit verband verwijzen we naar het boek van Ludo Abicht, Anarchisme. Van Bakoenin tot de commons (Ertsberg, 2021; zie de bespreking van dit boek, hier en hier), waarin hij aantoont hoe de ‘commonsbeweging’ de erfgenaam van het sociaalanarchisme is. Landauer: ‘Tot het socialisme moeten wij de revolutie leiden; hoe zouden wij dit anders kunnen doen dan door ons voorbeeld?’
Johny Lenaerts
(*) We volgen hier Anatole Lucet, ‘Communauté et révolution chez Gustav Landauer’, Klincksieck, 2023.
Bij Kelderuitgeverij verschenen twee boeken van Gustav Landauer: ‘Revolutie’ en ‘Oproep tot socialisme’ (www.kelderuitgeverij.nl)
– Eerder verschenen bij Libertaire Orde