Kenmerk van het kapitalisme is groei van het kapitaal. Oorspronkelijk verliep dat door onteigening, Marx noemde dit de oorspronkelijke accumulatie. Dat begon met de onteigening van land en eenvoudige productiemiddelen. Het kapitaal kwam zo in handen van machthebbers en werd vervolgens gebruikt in productieprocessen om verder te groeien. Die groei ging zo hard dat er veel overtollig kapitaal ontstond dat niet meer de weg naar de productie vond. Kapitaal in de vorm van vermogen hoopte zich op, de groei stagneerde. Hoe kon die groei zich herstellen?
Dat is het concept geworden van de groei door onteigening (accumulation by dispossession). Het idee komt van David Harvey en gaat terug naar de oorspronkelijke accumulatie van Marx. 1 Vermogen wordt kapitaal om te groeien, zonder dat er productie aan te pas komt. Het principe werkt, waarbij complicaties overigens geen afbreuk doen aan de kern van het verschijnsel.
Het idee is tegelijkertijd ontstaan met de opkomst van de neoliberale variant van het kapitalisme met de gedachte dat de overheid minder bemoeienis zou moeten hebben met de economie – de markt met een zelfregulerende werking.
Geschiedenis belastingverlaging
Begin jaren tachtig van de vorige eeuw werd de belasting op bedrijven – winst en vermogen, toen 80 procent – sterk verlaagd. Voor veel bedrijven kwam veel vermogen vrij. Aanvankelijk werd geïnvesteerd in innovatie en nieuwe producten, bijvoorbeeld de opkomst van de computers en de informatie- en communicatietechnologie.
Het beschikbare vermogen bleef echter groeien en ook al was de belasting laag geworden, er werd toch gezocht naar andere bestedingsvormen. In afwachting daarvan werd het groeiende vermogen opgepot, zo vond schatvorming plaats en kwam het principe van de samengestelde groei (compound growth) naar voren. Het ongebruikte vermogen groeide, doordat er rente over werd gevangen, zeker wanneer die op een bank stond. Het oude vermogen vergrootte zich met de rente, en daarover werd ook weer rente ontvangen. Dat was dus dubbelop en bleef zich herhalen. Met een groot vermogen als gevolg.
Het werd ‘handig’ om dit niet in eigen beheer te houden. Zo ontstonden banken en financiële instellingen die dat vermogen gingen beheren. Wilde een bedrijf toch weer investeren, dan kon het uitgestalde vermogen snel weer omgezet worden in bedrijfskapitaal. Dit systeem werd lucratief zolang de belasting omwille van de marktwerking laag bleef en de rente relatief hoog was. 2
Vermogensbeheer
Er moest echter wel voor de vermogensbeheerders een verdienmodel komen. Geld met geld maken, kan niet, hoewel het er op lijkt. De beheerders moeten de rente afdragen aan de eigenaren, maar hoe kunnen zij aan het systeem verdienen? Dat is nodig om de rente te kunnen betalen en ook om in hun onderhoud te voorzien. Zij doen dat door gedeeltelijk het geld te beleggen in productiesystemen die een grote vraag naar kapitaal hebben. Er zijn echter ook andere manieren en daar komt de ‘groei door onteigening’ om de hoek kijken.
Allereerst de rol van de overheid. Zij heeft de belastingen ernstig verlaagd, maar de overheidsuitgaven niet. Dat moet dus gefinancierd worden. Een deel komt traditioneel uit de inkomstenbelasting en bijvoorbeeld uit de btw en accijnzen. Maar een substantieel deel komt sinds de jaren tachtig ook door overheidsleningen op de financiële markten. Omdat het solide redelijk risicovrije beleggingen zijn, ligt de rente vaak iets lager dan de marktrente. Maar meer dan genoeg om er voor het vermogensbeheer goed aan te kunnen verdienen, zeker wanneer het om grote bedragen gaat.
Een fictief voorbeeld; Stel de overheid financiert gedeeltelijk een overheidsschuld van 300 miljard euro met staatsobligaties via de financiële markten, tegen een rente van 2 procent. De burgers moeten dan door inkomstenbelastingen, btw en accijnzen aanvullend 6 miljard euro opbrengen om de jaarlijkse rente over die overheidsschuld te betalen. Hier is dus sprake van groei door onteigening.
Een andere mogelijkheid voor de vermogensbeheerders is de privatisering van de woningbouw. De overheid heeft het ‘eigen huis’ sterk gestimuleerd. Dat deed ze door de aftrek van de hypotheekrente. Maar om iets van de belasting te kunnen aftrekken, moet die eerst betaald zijn. Dat geldt ook voor de hypotheekrente over de eigen woning.
Nog een fictief voorbeeld. Iemand koopt een huis van 200.000 euro en financiert dat volledig in dertig jaar met een hypotheek tegen een rente van 3 procent. Dat kost dan aan rente 6.000 euro per jaar – in totaal dus dertig maal, dat is 180.000 euro. Het huis is dus bijna tweemaal betaald. Conclusie: ook dit is vermogensgroei van de eigenaar door de onteigening van anderen.
Zo kan vermogen dus groeien door het niet in productie als kapitaal te besteden, maar door bijvoorbeeld overheden of particulieren rente te laten betalen over een geleend bedrag.
Pensioenvermogen
Pensioenfondsen maken van dezelfde systematiek gebruik. In de loop van de tijd is een groot vermogen ontstaan, doordat de premies hoger waren dan de uitkeringen of verplichtingen. Met het vermogen is vervolgens de financiële markt betreden als institutioneel belegger. Zoals in de serie over de oudedagsvoorziening en de pensioenen ia besproken, zijn er zijn bedrijven gekomen die het vermogen beheren. 3
Tot slot. In deze serie over “accumulatie en groei” staan nog twee pittige vragen open:
1) Wordt de accumulatie nog wel in het traditionele centrum van het kapitalisme geproduceerd?
2) Hoe is het asociale karakter van groei en accumulatie in het kapitalisme te bestrijden. Welke rol kunnen de vakbonden hierin spelen?
Dus: wordt vervolgd.
- Serie Accumulatie en groei, deel 11, door Sjarrel Massop. Overgenomen van Solidariteit
- Uitgelichte afbeelding: By Sarah Egan – This image was taken from the Geograph project collection. See this photograph’s page on the Geograph website for the photographer’s contact details. The copyright on this image is owned by Sarah Egan and is licensed for reuse under the Creative Commons Attribution-ShareAlike 2.0 license., CC BY-SA 2.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=4337381