Gitaargrootheid Julian Bream is op 87-jarige leeftijd overleden, zo las ik via een link op de facebookpagina van gitarist Jan Akkerman, die een groot bewonderaar van hem was.
Nadat Andrés Segovia in de eerst helft van de 20e eeuw geheel in zijn eentje de Spaanse/klassieke gitaar op de kaart had gezet als serieus concertinstrument, was Julian Bream – ongeveer een generatie jonger – de eerstvolgende klassieke gitaarreus die opstond (van Andrés Segovia moet je naar de oudere opnamen zoals deze zoeken om te horen hoe goed hij was. Het was een man die geboren was in de 19e eeuw, en de meeste opnamen van hem zijn van toen hij al rond of boven de zeventig was, en de techniek toch enigszins tanende. Deze opnamen zijn uit de jaren veertig, en je kunt goed horen wat hij kon).
Julian Bream bracht ook muziek van vroeg-negentiende eeuwse gitaristen als Fernando Sor en Mauro Giulinani over het voetlicht. Als je klassiek gitaarles hebt gehad, zoals ik, zijn dat erg bekende namen. Ik ben gitaar gaan spelen nadat ik een lagere schoolvriend een allegro van Mauro Giuliani op voor mij destijds duizelingwekkend hoog aandoend tempo hoorde spelen (ik heb het zelf zo’n 10 jaar geleden voor de lol nog eens opgenomen; nu kan ik het niet meer spelen door iets dat focal dystonia heet in mijn rechterhand). Ik wist niet dat zoiets kon op een akoestische gitaar, tot dan toe had ik het vooral een instrument gevonden voor langharige zemelaars met melige liefdesliedjes.
Fernando Sor heeft onder andere veel études geschreven, stukken die een educatieve functie hadden. Hij was een wat Mozartachtige componist, en om die reden was ik niet kapot van zijn stukken. Al die blije melodietjes en motiefjes zeiden me niks. Nee, dan had ik veel liever Bach, het probleem met diens – vaak naar gitaar overgezette – luitstukken is echter dat ze op enkele uitzonderingen na razend moeilijk zijn. Alle noten bewegen regelmatig in drie verschillende richtingen tegelijk en dat moeten de vier vingers van je linkerhand dan maar zien te bewerkstelligen.
Maar nu we het over mijn favoriete stukken door Julian Bream gespeeld hebben, dan gaat het inderdaad over diezelfde luitstukken. Want ook daar was hij een pionier in, hij heeft een heel repertoire opgezet, van John Dowland tot Johann Sebastian Bach, en speelde het prachtig.
In het gelinkte artikel legt Jan Akkerman uit hoe hij door Julian Bream geïnspireerd werd tot het spelen van luit – iets waar ook hij bijzonder bedreven in raakte, ik beschouw het als enkele van zijn knapste prestaties – en wat hij zo mooi eraan vond:
“What made Julian a great player for me is he played the lute in a classical guitaristic way, with a much cleaner sound which I happen to love”
Dat is precies wat mij ook aantrekt in de luit, het transparante, lichte geluid. Het is een moeilijk instrument, moeilijker vast te houden dan een gitaar en bovendien met dubbele snaren, want zowel voor de linker- als rechterhand moeilijker spelen is.
Een gitaargrootheid is heengegaan, maar hij heeft een rijke erfenis in de vorm van vele door hem geïnspireerde jongere klassieke gitaristen nagelaten.