De afgelopen week is er veel gezegd en geschreven over wat de één noemt ‘De Armeense Genocide’ en wat anderen noemen ‘De Armeense kwestie’ en weer anderen ‘De kwestie van de Armeense Genocide.’
Niet altijd waren de motieven om een en ander te bespreken even zuiver.
De één gebruikte de kwestie – met welke benaming ook – vooral in een politieke strijd tegen de Turkse dictator Erdoğan terwijl de ander het gebruikt om een kersvers politicus, die toegetreden is tot een partij die gerund wordt door twee Tweede Kamerleden van Turkse komaf en die bovendien ook nog eens én vrouw én zwart is én het gewaagd heeft op de open zenuw van het institutionele racisme te trappen (hetgeen hoognodig was blijkens de reacties), de grond in te boren.
Hoe het ook is: in alle gevallen waarbij het drama van 1915 dat als onderdeel van de Eerste Wereldoorlog miljoenen mensenlevens kostte ter sprake kwam, ging het nooit om de slachtoffers zelf en de pijn die hun nabestaanden nog steeds voelen.
Evenmin ging het ook maar een keer over de vraag of de geschiedenis recht gedaan wordt, of het historisch klopt dat volgens de wetenschappelijke definities van genocide wat er in 1915 met de Armeniërs gebeurde ook daadwerkelijk genocide is.
De mythe zoals ik hem aangepraat heb gekregen vroeger op school (en met mij ongetwijfeld velen) luidde dat na de ontdekking van de Nieuwe Wereld door Christoffel Columbus Europeanen zich in Amerika begonnen te vestigen. Eerst in kleine groepjes die een vrijwel leeg, woest land aantroffen dat zij tot ontwikkeling brachten. Naarmate de bevolking groeide, door natuurlijke aanwas en door nieuwe groepen die de oversteek vanuit Europa waagden, verplaatste men zich naar het westen tot de kust van de Pacific bereikt werd. In een soort voetnoot werd dan verteld dat bij dat proces van migratie de kolonisten wel eens dwars werden gezeten door de inheemse bevolking, de Indianen.
Nooit werd er verteld over de onvoorstelbare slachtpartijen en gruwelijke misdaden die de Europeanen en hun afstammelingen jegens hen begingen. Ook werd er gezwegen – sterker nog: er werd ronduit stelselmatig gelogen door te spreken over een leeg en woest land – over het feit dat voor de komst van de eerste Europeanen er in het huidige Amerika hoogontwikkelde beschavingen bestonden en er allerminst sprake was van een zootje ‘wilde roodhuiden’ zoals de leden van die beschavingen vaak in de propaganda en in de jongensboeken (ongetwijfeld ook geschreven ter indoctrinatie, verheerlijking en het wegpoetsen van een cynische en misdadige werkelijkheid) genoemd werden. Waar men er in het verhaal niet onderuit kon te spreken over het geweld, werd het gebagatelliseerd en altijd hing er een soort toeval omheen om toch maar vooral te kunnen zwijgen over het grootschalige, planmatige en bewust toegepaste geweld met als doel de oorspronkelijke bewoners van wat nu de Verenigde Staten zijn, en hun gemeenschappen, te vernietigen. Om toch maar vooral te zwijgen dus over de jegens hen door de Europese kolonisten en hun nazaten bedreven genocide.
Een indrukwekkend artikel waarna ik hierboven al gelinkt heb en dat verschenen is op het History Network News nadat het was ingediend vorig jaar op de jaarlijkse conferentie van de “Organization of American Historians” onder de titel “U.S. Settler-Colonialism and Genocide Policies” windt er geen doekjes om:
“The question of genocide is never far from discussions of settler colonialism. Land is life — or, at least, land is necessary for life.” The history of the United States is a history of settler colonialism.”
Het artikel gaat dan verder met de constatering dat in 1801 President Jefferson als visie uitsprak:
“However our present interests may restrain us within our own limits, it is impossible not to look forward to distant times, when our rapid multiplication will expand itself beyond those limits and cover the whole northern, if not the southern continent, with a people speaking the same language, governed in similar form by similar laws.”
Die visie van Jefferson zou later als de zogeheten Monroe-doctrine – naar de latere president James Monroe (1758-1831) die van 1817 tot 1825 president was – bloedig gestalte krijgen gedurende de rest van de eeuw.
Dat zogenaamde ‘settler colonialism’ kon niet plaatsvinden zonder genocide en de mythes die er rondom geconstrueerd zijn om een en ander te verdoezelen zijn dan ook niet alleen strijdig met de werkelijkheid maar ook ronduit immoreel en schandelijk.
De uitbreiding van de Verenigde Staten naar het westen, richting de Pacific, maar ook naar de Spaans sprekende gebieden in het zuiden was in de eerste plaats een expansie door grote ondernemingen – gesteund door een regeringsleger dan wel milities die trouw waren aan de onderneming – in de gebieden die tot dan toe bewoond werden door de inheemse bevolking.
Dat ging gepaard met verdrijven van de oorspronkelijke bewoners en het in beslag nemen van zowel land als natuurlijke hulpbronnen.
Die oorspronkelijke bewoners stelden zich op allerlei mogelijke manieren te weer tegen het onheil dat hen overkwam. Zowel met defensieve als met offensieve methoden en ze organiseerden zich op een manier die doet denken aan latere bevrijdingsbewegingen in de wereld die heden ten dage ’terroristen’ genoemd zouden worden in de sprookjes-narrative van de neo-liberale propagandisten.
Voortdurend hebben de volkeren en de gemeenschappen die te maken kregen met het expansieve ‘settler kolonialisme’ zich verzet en het doel van de Amerikaanse autoriteiten werd dan ook het voortbestaan van die volkeren en gemeenschappen onmogelijk te maken: genocide te plegen dus.
Precies volgens de definitie die vandaag de dag als algemeen geldend wordt beschouwd ten aanzien van genocide.
Dit in tegenstelling tot eerdere vormen van extreem geweld maar die niet tot doel hadden hele volkeren en hun leefstructuren uit te roeien.
Het genoemde artikel constateert dan ook onomwonden:
The United States as a socioeconomic and political entity is a result of this centuries-long and ongoing colonial process.
Moderne Inheemse gemeenschappen vormden zich als gevolg van het verzet tegen die genocidale praktijken en stelden diezelfde gemeenschappen op die manier in staat hun identiteit en geschiedenis, hun tradities en cultuur te behouden.
Het mag absoluut een adembenemend maar absoluut niet verwonderlijk heten, zo stelt het stuk, dat volkeren op die manier intact zijn gebleven.
Het kolonialisme van de ‘settlers’ (ook wel ‘pioniers’ genoemd) vereist toepassing van geweld en de dreiging met geweld om het doel van expansie – dat dan het fundament wordt van de Verenigde Staten in zijn huidige vorm – te bereiken.
Mensen geven niet vrijwillig hun land, hun natuurlijke hulpbronnen, hun kinderen en hun toekomst af en dat resulteert in de toepassing van geweld door de kolonisten.
Het gevolg ervan is ten einde de expansiedrift te verwezenlijken, dat het koloniale regime het daartoe benodigde geweld institutionaliseert.
Het idee dat het geweld van twee min of meer gelijkwaardige partijen komt, het resultaat is van taal- en cultuurverschillen of toevalligheden en misverstanden (zoals, zoals ik hierboven beschreef, mij op school werd aangepraat) is een verkeerd idee dat het zicht op wat er werkelijke gebeurde vertroebelt.
Het Euro-Amerikaanse kolonialisme dat een onderdeel is van de algehele kapitalistische expansie en globalisering, heeft van meet af aan een genocidaal karakter.
Dat genocidale karakter werkt door tot de dag van vandaag.
Daarover, wat genocide eigenlijk precies is en een paar hardnekkige misverstanden daaromtrent alsook waarom het zo belangrijk is het genocidale karakter van de Verenigde Staten te begrijpen in het volgende deel van deze serie.
Pingback: Genocidestaat Amerika: wat is genocide eigenlijk? | Krapuul