Filosofie en psychologie van idealisme

Het onderstaande is onderdeel van het hoofdstuk “Radicalisering op Individueel Niveau” van mijn  boek “Wilders Kampf” (waar ik nog steeds mee bezig ben). De onderhavige hypothese is gebaseerd op mijn diverse studies, persoonlijke ervaringen en jarenlange observaties.


Een idealist is niet per se een dromer; hij is iemand die een bepaald (voor hem positief) beeld heeft over bepaalde zaken. Ieder mens heeft idealen; het is een wezenlijke gedachte die realistischer is dan een droom. Een ideaal is een ambitie, en voor sommigen zelfs een doel. Als er zich obstakels of belemmeringen voordoen die mogelijk zullen voorkomen dat de idealen van een persoon verwezenlijkt worden, zal de idealist daar op een of andere emotionele manier op reageren. In het geval van politieke idealisten zal het waarschijnlijk leiden tot politieke vervreemding, of radicalisering.

Idealisme is een metafysieke staat van bewustzijn waar de gedachte (en niet het zelf) centraal staat. Het moet niet worden verward met “individualisme”, dat ik behandel in hoofdstuk “Radicalisering op partijniveau” en hoofdstuk “Radicalisering op nationaal niveau” wat de fysieke staat is waar het zelf (en niet de gedachte per se) centraal staat. Het een heeft echter wel met het ander te maken.

In de oude (Hindoe-)Vedische filosofie, de Upanishads, wordt de eenwording met de Brahman, de energie van God, gezien als het allerhoogste ideaal van de mens. Zonder hier echt diep op in te gaan moet het volgende worden gesteld: alle acties van een mens worden door de Hindoefilosofen onderverdeeld in bewustzijn en onderbewustzijn. Doch, het metafysieke van de Upanishads, het Transcendentale Idealisme van Immanuel Kant, het Empirische Idealisme van René Descartes, en de Ideeënleer van Plato daargelaten, de meeste mensen zijn zich wel degelijk bewust van hun acties en omstandigheden, zoals het beantwoorden van een vraag of het reageren op een duw in de rug. Maar er zijn vele handelingen en omstandigheden waar men vanuit het onderbewustzijn reageert. Zo zal iemand die een afkeer heeft voor een bepaald soort muziek een verzuurde reactie geven als die muziek wordt afgespeeld. Die reactie komt vanuit het onderbewustzijn bovendrijven. Dit is een soort van bevooroordeeldheid.

Ik behandel hier de persoonlijke en sociale idealen van de mens,  en in het bijzonder zijn politieke idealen, om zodoende het radicaliseringproces nader te verklaren. Roderick Stackelberg, Professor Emeritus in Geschiedenis van Gonzaga University (Washington, VS), beschrijft de politieke verdeeldheid in idealismen als volgt:

The essential difference between left and right lies in their attitude toward human equality as a social ideal. The more a person deems absolute equality among all people to be a desirable condition, the further to the left he or she will be situated on the ideological spectrum. The more a person considers inequality to be unavoidable or even desirable, the further to the right he or she will be. On the extremist fringes of this spectrum are persons or movements who will go to any length to achieve their utopian ideal: on the left the egalitarian utopia in which the weak and the strong share equally in the benefits of their society; on the right the inegalitarian anti-utopia in which the strong receive the benefits due to them by virtue of their natural superiority and the weak, however perversely defined, are dispensable, deprived, and excluded.[1]

 

Vooropgesteld moet worden dat een geradicaliseerd mens ongelukkig is in zijn wezen. Er zal altijd een soort van bewust of onbewust paranoïdeachtig gevoel zijn dat geprikkeld wordt door gebeurtenissen of omstandigheden waarin hij zich bevindt, of waarover hij zich bekommert en zich derhalve vanuit een cognitief perspectief betrokken of aangesproken voelt.

Idealisme is in diverse vormen te categoriseren, maar nimmer als een voorkeur. De ideale vrouw is voor sommigen een blondine en voor anderen een brunette. Dit soort “idealen” zijn eigenlijk voorkeuren en derhalve niet belangrijk in het onderhavige onderwerp. Idealen hebben meer te maken met hoop, gedachten, streven en dromen die men hoopt bewaarheid te zien worden. Men kan bijvoorbeeld hoop hebben voor een goede baan, of hopen voor wereldvrede.

De vorming, uiting en uitwerking van idealen hebben, naar mijn mening, drie bewuste grondslagen:

  1. Kennis
  2. Hoop
  3. Verlangen

En drie onbewuste grondslagen:

  1. Invloeden
  2. Emoties
  3. Vooroordelen

Idealen hebben drie materiële doeleinden:

  1. Geluk
  2. Belang
  3. Status

En drie immateriële doeleinden:

  1. Comfort
  2. Gelukzaligheid
  3. Invloed

De harmonische orde in het bewuste of onbewuste handelen of denken van de mens geeft intrinsieke betekenis en waarde aan zijn idealen. Indien de harmonische orde ontbreekt of in onbalans is, leidt dat tot een verstoring waarbij de persoon een negatief en zelfs radicaal beeld begint te vormen. Dit wordt tot uiting gebracht in drie vormen:

  1. Onvrede
  2. Woede
  3. Psychose

Persoonlijke idealen zijn de zaken die een persoon direct aangaan; deze noem ik micro-idealen. Maatschappelijke idealen zijn zaken die hem indirect aangaan maar waar hij zich wel betrokken voelt vanwege het feit dat hij onderdeel van de maatschappij en de samenleving is; dit zijn de myrio-idealen.  Politieke idealen hebben betrekking op de gedachten, principes, doelen die de persoon ter harte gaan; de macro-idealen.

Alle idealen zijn het resultaat des levens – alle ervaringen en omstandigheden die een persoon heeft meegemaakt tot op de minuut van die bepaalde gedachte van het ideaal tellen mee. Een mens wordt ouder en verandert, maar alhoewel hij van gedaante verandert schudt hij zijn eerdere persoonlijkheden niet van zich af. Dat kan hij ook niet. Alles en iedereen draagt bij tot de karaktervorming en wezen van een persoon. Shakespeare beschreef het in zijn stuk As You Like It:

“All the world’s a stage, And all the men and women merely players: They have their exits and their entrances; And one man in his time plays many parts…”[2]

Als wij in de ziel van de mens konden kijken dan zouden we zien dat alle gefaseerde persoonlijkheden (kind, tiener, twintiger, dertiger, etc.) door elkaar heen lopen; het kind zit nu eens op de achtergrond en de dertiger neemt het initiatief, dan is de twintiger weer eens de baas. Deze meerdere persoonlijkheden manifesteren zich in een ongedirigeerde vorm op onprogrammeerbare tijden, doch – bij een gebalanceerd iemand – immer op een manier die natuurlijk is en die hem bovendien hem maakt. Mijns inziens zijn deze meervoudige persoonlijkheden intrinsiek onderdeel van het mens-zijn, van ons bestaan; het is geen kwalijke zaak zolang de persoonlijkheden ordelijk en chronologisch zijn geïnterpreteerd door de persoon zelf. Meervoudige persoonlijkheid wordt een kwaal of stoornis (disorder) zodra de chronologische beleving van de persoon uit balans raakt.

In de wereld van de psychologie zijn zelfs diverse persoonlijkheidstesten ontwikkeld die moeten bepalen hoe en wat iemands persoonlijkheid is. De meest geaccepteerde test is de Amerikaanse Big Five, oftewel de Five Factor Theory, ontwikkeld in 1990 door Paul Costa en Robert McCrae van de National Institutes of Health.

Psychologen Tomas Chamorro-Premuzic (Goldsmiths, University of London) en Adrian Furnham (University College of London), stellen hieromtrent:

[T]he system that appears to have won the vote of most differential psychologists is the Big Five factor model no doubt because of the universality of the five higher order dimensions of personality proposed by Costa and McCrae…[3] [A]ccording to the Five Factor taxonomy, there are five higher order personality traits (or factors)—namely, Neuroticism, Extraversion… Openness to Experience… Agreeableness,  and Conscientiousness.[4]

De vijf hogere domein (order) dimensies zijn onderverdeeld in diverse facetten (facets). Het zou hier overbodig zijn om daar dieper op in te gaan, wel moge duidelijk zijn dat men tracht de mens en het wezen van de mens en zijn persoonlijkheid te doorgronden. De testen zoals ontwikkeld door Costa en McCrae zijn bedoeld om generalisatie te voorkomen en een zo duidelijk beeld te creëren van elke individuele patiënt. Het kwalijke van zulk soort testen is wel dat sommige zaken te vaag, te eenzijdig of onvoldoende belicht zijn. Zo is bijvoorbeeld “idealisme” gecategoriseerd als kenmerk onder het facet “fantasie” van de hogere orde “Openheid”, tezamen met allerlei zweverige of vage kenmerken zoals dromerig (dreamy) en fantasierijk (imaginative).

Derhalve heb ik geconstateerd dat psychologische diagnoses en filosofische constateringen (analytisch noch metafysisch) geen adequate bewijzen leveren om radicaliserende idealisten, hun gedachtenproces en hun motieven te verklaren. Hieronder benoem ik de algemene kenmerken en eigenschappen en tracht ik de drie soorten idealisme (Persoonlijke, Maatschappelijke-, Politieke) zo duidelijk mogelijk te verwoorden en formuleren.

Persoonlijke idealisme

De meeste persoonlijke idealen zijn onderverdeeld in haalbare, moeilijke, ambitieuze of dromerige doelen. Persoonlijke idealen zijn –uiteraard- zeer persoonlijk en daarom uniek. De persoonlijkheid van een mens is door het unieke van een ieder zeer moeilijk uniform te definiëren. De grote psychologen zoals Freud, Jung, Fromm en Adler hebben allemaal zo hun eigen of aangepaste interpretatie of analyse van de persoonlijkheid gegeven. Theoristen zoals Gordon Allport hebben weer een draai daaraan gegeven. Jung had het over de archetype mens, Fromm over autoritaire persoonlijkheden, en Adler had het over complexen. De studie van persoonlijkheden zal voor altijd doorgaan, vooral nu dat er bijna zeven miljard mensen op deze planeet leven. De bronnen zijn dus zeven-miljard-voudig.

Mijn hypothese omvat de stelling dat er altijd groepen bevooroordeelden en racisten zullen zijn en dat politieke partijen zoals de Partij voor de Vrijheid die groepen een identiteit verschaffen. Uit de beschrijving in het (Amerikaanse) handboek voor de psychologie van persoonsvorming van een radicale bevooroordeelde, blijkt dat dit te wijten is aan diverse aspecten:

Repressed hostility and other impulses unacceptable to its parents, such as aggression and sex, are displaced and projected by the child onto minority and subordinate groups as safe, alternative outlets. As a result, the child in an authoritarian family presumably develops a rigid personality organization characterized by a moralistic attitude toward unconventional people and practices, prejudice toward minority and other out-groups, and a tendency to idealize power, status, strength, and toughness but to disdain tenderness, weakness, and self-introspection.[5]

Als voorbeeldcase neem ik een persoon die langzaam aan het radicaliseren is van tolerant mens tot racist.

De drie grondslagen van bewuste vorming, uiting en uitwerking van persoonlijke idealen:

  1. Kennis: de persoon zal zich oppervlakkig of uitvoerig in laten lichten inzake de omstandigheden (door studie, communicatie of media consumptie). Dit kan bijvoorbeeld de partijprogramma zijn, de gedachten en standpunten van de leiderschap.
  2. Hoop: de persoon ziet een utopische samenleving waar mensen van zijn plooi leven.
  3. Verlangen: hij verlangt naar een leven in Utopia.

De drie onbewuste grondslagen:

  1. Invloeden: de levensomstandigheden (van familie tot aan buurtbewoners) hebben een blijvend effect op de gedachten van de persoon. De mensen en instellingen (van ouders, vrienden en vijanden tot aan de kerk en clubhuis) die het meest negatief zijn zullen hem erg opvallen en zijn karakter beïnvloeden.
  2. Emoties: de persoon wordt moedeloos, verdrietig, angstig en/of zenuwachtig als hij denkt aan de anderssoortigen. Als de anderssoortigen er niet waren zou hij deze onplezierige emoties niet meemaken, en daarom is het maar beter als de anderssoortigen hard worden aangepakt (gedetineerd of gestraft) en het liefst weggewerkt (gedeporteerd) worden.
  3. Vooroordelen: de persoon vreest voor geweld, denkt bijvoorbeeld dat anderssoortigen lui, luidruchtig en samenzweerderig zijn.

Idealen hebben drie materiële doeleinden:

  1. Geluk: als de persoon aan Utopia kan werken zal hij geluk kennen.
  2. Belang: als hij zich zal inzetten voor de politieke partij die dit belooft is hij mede-verantwoordelijk voor de totstandkoming van dit Utopia.
  3. Status: de persoon hoopt een speciale positie te verwerven in Utopia waarbij hij aanzien en populariteit geniet, bijvoorbeeld door als vrijwilliger of part-timer te gaan werken voor de PVV.

En drie immateriële doeleinden:

  1. Comfort: de persoon rekent op een goed leven waar hij alles heeft wat zijn hartje begeert en dat hem eigenlijk ook toekomt in Utopia.
  2. Gelukzaligheid: samen met zijn vrienden, familie en kennissen zal hij een gelukkig leven leiden in zijn perfecte Utopia, dat hij mede mogelijk heeft gemaakt.
  3. Invloed: de persoon hoopt invloed te hebben en wilt belangrijk zijn of belangrijk gevonden worden door anderen. Men kan zich bijvoorbeeld als kandidaat voor de PVV aanbieden.

De harmonische orde in het bewuste of onbewuste handelen of denken van de mens geeft intrinsieke betekenis en waarde aan zijn idealen. Indien de harmonische orde ontbreekt of in onbalans is leidt dat tot een verstoring waarbij de persoon een negatief en zelfs radicaal beeld begint te vormen. Dit wordt tot uiting gebracht in drie radicaliserende vormen:

  1. Onvrede: de persoon zal zich ergeren aan alles en iedereen die zich tegen zijn Utopie uitspreken of ageren.
  2. Woede: de uit-groep wordt doelwit van bijvoorbeeld spot en zelfs agressie van de persoon.
  3. Psychose: de persoon raakt de balans tussen realiteit en denkbeeld kwijt en vervalt in een alsmaar verergerende situatie waarbij hij verder radicaliseert.

Tot zover mijn uiteenzetting van Persoonlijke Idealen.

Binnenkort volgen de beschrijvingen van Maatschappelijke en Politieke Idealen.

U kunt mij volgen op twitter: @nealx1

 


[1] Roderick Stackelberg, Hitler’s Germany: Origins, Interpretations, Legacies, London (VK), Routledge, 1999,  pagina 4

[2] William Shakespear, As You Like It, Act 2, Scene 7,

[3] Tomas Chamorro-Premuzic en Adrian Furnham, Personality and Intellectual Competence, London, VK, Lawrence Erlbaum Assoc., Publishers, 2005, p. 16

[4] Ibid., p. 17.; Deze eigenschappen zijn opgenomen in een publicatie van Costa & McCrae: NEO-PI-R (Neuroticism-Extraversion-Openness Personality Inventory-Revised (1992).

[5] Irving B. Meyer et al, Handbook of Psychology – Volume 5, Personality and Social Psychology, NJ (VS), John Wiley & Sons, 2003, pagina 508

 

7 gedachten over “Filosofie en psychologie van idealisme”

  1. 1.Invloeden: zijn levensomstandigheden (van familie tot aan buurtbewoners) hebben een blijvend effect op de gedachten van de persoon. De mensen en instellingen (van ouders, vrienden en vijanden tot aan de kerk en clubhuis) die het meest negatief zijn zullen hem erg opvallen en zijn karakter beïnvloeden.
    @Neal deze kan ik niet plaatsen.

    Als iemand je ontglipt omdat hij radicaliseert, wordt hij door zijn radicale omgeving geïsoleerd.
    Alles wat invloed op diegene heeft, wat hem als het ware kan onradicaliseren, zal als vijand worden verklaard, door de radicale omgeving.

    Houdt het dan ook in dat iemand kan radicaliseren, omdat iemand die hij/zij graag mag b.v. links is en hij/zij het gevoel heeft buitengesloten te worden door die persoon, terwijl hij diegene graag mag. Kan hij of zij daarom misschien PVVer worden, uit wraakgevoel???

    Verder vond ik het heel fascinerend om te lezen en echt stof om over na te denken. Hoe komen mensen zover om te radicaliseren en met name de PVVers. Dat is ook een vraag die erg bij mij leeft en speelt.

  2. Duidelijk en overzichtelijk samengesteld met een iets te vluchtig gang over de traditionele discussiepunt van bewust- tegenover onderbewust beïnvloedbaar handelen en doen. Ik neem dat je dit doelbewust op die manier opgebouwd heb om het overzichtelijk en leesbaar te houden.

    Sociaal (politiek) bruikbare definitie van links versus rechts. Egalitair versus Inegalitair.

  3. Vergeet niet dat een mens ook onderhevig is aan de identiteit die zijn omgeving (andere mensen) op hem of haar ‘projecteren’ , ik denk dat er ook een grote toekomst is voor een fusie van psychologie en sociologie.
    Dwz een ander bepaalt in grote lijnen ook vaak wie iemand is , of speelt een grote rol op iemand identiteit.

  4. Daad en gedachte, gedachte en daad, de onlosmakelijk aan elkaar verbonden actie voor het voortbestaan. Infeite zijn zij een eenheid die allebei het zelfde doen. Van elkaar gescheiden zijn zij elkaars parasiet, een psychotische manifestatie van een mentale ziekte. Daad èn gedachte, gedachte èn daad is waar elk ideaal mee begint. Deze simpele voorwaarde kwam ik niet tegen in je betoog daarom noem ik hem maar. En trouwens wat is idealisme op de keper beschouwd. Het nastreven van een ideaal. Dus wat koop ik nou voor de filosofie en psychologie van een [na]streven? Geen ideaal. Elk kind kan het je zodra het kan praten uitleggen. Een jongvolwassene weet het nog, de een iets meer de andere iets minder. Daarna begint de psychologie en de filosofie een steeds grotere rol te spelen in het nastreven van een ideaal. Om de antiidealist te proberen overtuigen? Of zichzelf? Of de gelovigen die hun kindertijd in hun kindertijd al hebben moeten verdringen omdat er een predestinatie ingeramd is?

    ‘”Als wij in de ziel van de mens konden kijken dan zouden we zien dat alle gefaseerde persoonlijkheden (kind, tiener, twintiger, dertiger, etc.) door elkaar heen lopen; het kind zit nu eens op de achtergrond en de dertiger neemt het initiatief, dan is de twintiger weer eens de baas. Deze meerdere persoonlijkheden manifesteren zich in een ongedirigeerde vorm op onprogrammeerbare tijden, doch – bij een gebalanceerd iemand – immer op een manier die natuurlijk is en die hem bovendien hem maakt. Mijns inziens zijn deze meervoudige persoonlijkheden intrinsiek onderdeel van het mens-zijn, van ons bestaan; het is geen kwalijke zaak zolang de persoonlijkheden ordelijk en chronologisch zijn geïnterpreteerd door de persoon zelf.'” 😕

    Hier raak je mij dus kwijt, Neal Lachman.

    Zomaar een van de 8060 google resutaten op predestinatieleer: http://www.refdag.nl/nieuws/de_predestinatieleer_als_bron_van_troost_1_349213

    😈 ‘”Troost

    Anders dan de lutheranen hun wel verweten, wilden de Heidelberger theologen, en wilde ook de Dordtse Synode, de predestinatieleer niet beschouwen als een speculatieve leer, die alleen maar tot onzekerheid leidde, stelt Nam Kyu Lee. „Hier lag volgens hen juist de heilszekerheid, de troost. En dan komt het onderscheid tussen ”a priori” en ”a posteriori” om de hoek kijken: éérst is er (a priori) de predestinatie, waarop in de tijd het geloof volgt. Het geloof is dus niet de grond van de verkiezing, maar de grond van de zekerheid: Credo ergo electus sum: Ik geloof, dus (a posteriori) ben ik uitverkoren.”'” 😈

    Het begin van racisme en het begin van antiidealisme. Intellectuelen van welke gezindte of levensovertuiging dan ook kunnen er wat van. Mijn paradigma de leugen regeert en de waarheid crepeert is hier ook weer voluit van toepassing.

    Het paradigma de leugen regeert en de waarheid crepeert is helaas te gemakkelijk geformuleerd voor intellectuelen om daar nu eens wat tegen te ondernemen. Ondernemen dan uiteraard in de definitie van:
    op zich nemen,
    aanvangen te doen of te doen verrichten,
    beproeven,
    wagen:
    iets van belang ondernemen,
    aanvaarden,
    altijd met het bijdenkbeeld dat er zwarigheden aan de volvoering verbonden zijn;
    n.l. een vijandige aanslag.

    En dus niet alleen in de definitie van speculeren.

    Zoals de dikke van Dale het woord ondernemen voor alle Nederlanders definieert,
    behalve dan zo blijkt voor intellectuelen.
    Tot dan, tot er echt iets wordt ondernomen blijf ik bij mijn paradigma,
    de leugen regeert en de waarheid crepeert. 🙂

Reacties zijn gesloten.