Europese verkiezingen: de EU-instellingen

Ander Europa neemt het goede initiatief om uitgebreid, in een geplande serie, voor te beschouwen op de Europese verkiezingen. Die zullen plaatsvinden tussen 23 en 26 mei 2019. Dat is nog een flinke tijd te gaan. Alvast wordt een kritische blik op verschillende Europese instellingen verschaft. De Europese Commissie, de Europese Raad, de Raad van de EU (Raad van Ministers), het Europees Parlement, de Europese Centrale Bank (ECB) en het Europees Hof van Justitie (EHJ) komen ter sprake.

Zo’n kritische blik is zeer welkom. Op Wikipedia en op allerlei voorlichtingssites over de EU staat weliswaar veel informatie maar dat is veelal jargon. Wat betekent bijvoorbeeld dat de Europese Commissie het wettelijk initiatiefrecht heeft en wat is de democratische implicatie daarvan? Herman Michiel, auteur van het artikel, legt het uit.

Dat de EU een flink democratisch deficit heeft, is algemeen bekend. Dat uit zich via diverse EU-procedures. Maar wat is het grootste manco? Ook Michiel is hier niet duidelijk over. Het grote gebrek is dat het Europees Parlement in tal van EU-beslissingen geen zeggenschap heeft. De Europese Raad legt een groter gewicht in de schaal. De EU verkeert als het ware in een permanente noodsituatie, waarin buiten het parlement om cruciale besluiten worden genomen.

Het obligate argument tegen de normale democratische beslissingsbevoegdheid van het Europees Parlement is dat de rol van de Europese Raad als stem vanuit de lidstaten een gezonde voorzorg is, die moet verhinderen dat een supranationale instelling als het Parlement maatregelen opdringt die in een aantal lidstaten niet welkom zijn. Dat is evenwel het bekende NIMBY-verhaal (Not in my backyard). Een parlement geeft ook goedkeuring aan maatregelen die in een bepaalde regio niet populair zijn, bijvoorbeeld toestemming voor de sluiting van vervuilende kolencentrales en -mijnen. Dat kost regionale werkgelegenheid. Zo’n besluit wordt evenwel genomen in het belang van het grotere geheel. Nu is een van de grootste zorgen van de Europeanen de vluchtelingenproblematiek. Maar het Europees Parlement heeft niet de bevoegdheid daarover een politiek besluit af te dwingen.

Michiel rondt zijn korte tour d’horizon van de belangrijkste Europese instellingen af met de opmerking dat linkse partijen en kritische burgers zich niet veel illusies maken over de inzet van de Europese verkiezingen. Op korte termijn zal de EU inderdaad niet hervormbaar zijn. Maar defaitisme heeft nog nooit geholpen. De EU-burgers zouden doordrongen moeten raken wat het democratisch deficit behelst en dat als gevolg daarvan de democraten onder hen stemmen op partijen die tegen de klippen op toch democratische veranderingen nastreven.