Dat de voormalige Joegoslavische republiek Macedonië zich bij allerlei gelegenheden zo moet blijven noemen in plaats van kortweg “Macedonië” is een gevolg van de minderhedenpolitiek van de achtereenvolgende regimes in Griekenland.
Even in heel grote lijnen: door het alfabet en de taal die voor een oplettende gymnasiast nog wel enigszins te volgen is lijkt het of er een lijnrechte continuïteit is tussen “de Grieken” van de tijd van Plato (bijvoorbeeld) en nu. Het door Grieken en het Grieks gedomineerde Byzantijnse Rijk zou die continuïteit lijken te bevestigen. Dan is het merkwaardige toch dat Klein-Azië, inclusief het huidige Europese deel van Turkije, tijdenlang “Griekser” was dan een groot deel van het huidige Griekse vasteland. Tijdens de volksverhuizingen is er een grote “instroom” (zo noemt men dat tegenwoordig) van Slavischtaligen geweest tot op de Peloponnesus aan toe. Een groot deel van deze Slavischtaligen zijn gehelleniseerd in de loop der eeuwen – het substraat heeft het etnische superstraat geïncorporeerd. Dit is elders in Europa soms ook zo gegaan maar daar gaat het nu even niet om.
Binnen het huidige Griekenland zijn er nog steeds Slavischtaligen, maar die worden sinds de onafhankelijkheid van Griekenland (van het Osmaanse Rijk) van hogerhand gezien als Grieken die er een verkeerd dialect op na houden. De aanduiding van de Slavischtaligen is variabel: kortweg “Slaven”, Bulgaren is ook populair, Pomaken (islamitische Slavischtaligen, vaak Roma), Macedoniërs… Vooral die laatste aanduiding is taboe in Griekenland want identificatie van inheemse Slavischtaligen met de noorderbuur impliceert mogelijke aanspraken terwijl Macedonië nu juist Grieks dient te zijn.
Vlachen (Romaanstaligen), Slavischtaligen, Albanezen – ze worden niet erkend als wel de Griekse nationaliteit hebbende maar dan toch niet “Grieks” zijnde. Het restant aan Turkstaligen in Griekenland wordt sinds 1922 wel erkend maar daar is grootschalige etnische zuivering (aan beide kanten, aan de Turkse kant ging die door tot na 1974) aan voorafgegaan. En van harte is het niet. Er zijn naar verhouding veel Turks-Griekse “gastarbeiders” naar bijvoorbeeld Nederland afgereisd.
Nu wil Syriza wel de rechten erkennen van immigranten van de laatste jaren (onder wie zich veel Albanezen bevinden, die de totale instorting van dat land ontvlucht zijn en die getalsmatig aansluiten bij de “autochtone” Albanezen). Dat is een mooi streven. Maar belangrijk zou zijn dat een Syriza-regering zo snel mogelijk de flauwekuleis dat Macedonië zich niet zo mag noemen, laat vallen, En dat de “autochtone” minderheden als zodanig erkend worden en onderwijs krijgen in de eigen taal.
Eerst maar eens een einde maken aan die “FYROM”, noem dat land gewoon Macedonië. Een kleine stap de goede richting in. De coalitiegenoot van Syriza zal dit evenwel niet gedogen, vermoed ik.
(Mooie verhalen over de bonte verscheidenheid van Griekenland vind je in de van harte aanbevolen boeken van Patrick Leigh Fermor)
Pingback: In het dal van Ianina | Krapuul