Een collegereeks waar de honden geen brood van zouden mogen lusten

”Om de kennis van Nederlandse studenten over het Arabisch-Israelisch conflict te vergroten en om het debat te verdiepen, biedt CIDI sinds 1988 jaarlijks een collegereeks aan over Israels politieke situatie. De colleges zijn bedoeld voor studenten met een bijzondere interesse voor Israel en het Midden-Oosten.”
Dat zijn de woorden waarmee onze vaderlandse Israel-lobby, het CIDI, haar zogenoemde collegereeks aan de man probeert te brengen. En dat al sinds 1988. Het zou de kennis vergroten, het debat verdiepen. Ik teken hierbij al jaren aan aan dat van verdieping weinig sprake zal zijn, maar dat voornamelijk hardline Israelische standpunten naar voren zullen worden gebracht, zoals je zou verwachten van een lobby. Van sommige docenten kan je misschien inderdaad wat leren, zoals professor Wout van Bekkum of Dick Leurdijk. Daar staat echter tegenover dat een aantal anderen  niet echt de academische criteria zullen kunnen halen en bovendien borg staan voor een verdraaide en uiterst eenzijdige werkelijkheid. Ik heb hier in 2012 en 2013  al tegen geschreven. En anderen deden dat ook. Met name omdat intussen wel zogenaamde academische studiepunten met deze serie kunnen worden verdiend. Is dat terecht? Kijk even mee om welke docenten het gaat:

29 Januari, Voorbij de Arabische Lente, Dr Mr D(avid) A.J. Suurland.
Suurland heeft rechtsfilosofie gestudeerd en is in 2005  in Leiden cum laude gepromoveerd op een proefschrift over totalitarisme en islam.  In zijn proefschrift betoogt hij dat naast totalitaire ideologieën als communisme en fascisme, de islam ook als zodanig gezien moet worden. Het mag dan ook geen verrassing worden genoemd dat zijn promotor Afshin Ellian heette.
Suurland is intussen docent aan de Universiteit Utrecht. Hij poseert als deskundig op het gebied van  veiligheid en internationale betrekkingen. In 2065 schreef hij in het blaadje van de Teldersstichting (het wetenschappelijke bureau van de VVD) een artikel over de islam en de fundering van politiek geweld. Hij droeg dit op aan de kort daarvoor overleden prof. Hans Jansen, die voor de PVV in het Europees parlement zitting had genomen. Ook dat was betekenisvol. Hans Jansen was op het laatste van zijn leven zo anti-islamitisch als ongeveer niemand anders. Hij haatte de islam.
Het hoeft geen betoog dat Suurland tot de rechtervleugel van het politieke spectrum behoort en eveneens een uitermate grimmig beeld ophangt van de islam. Er is daarin – noch in zijn proefschrift, noch in andere uitingen die ik van hem heb gelezen – veel ruimte voor nuanceringen. De islam deugt eigenlijk gewoon helemaal niet. Uit een korte notitie op zijn LinkedIn profiel maakte ik op dat hij ook een artikel heeft geschreven over de Arabische Lente. Die was gedoemd te falen volgens hem en dat gaf dan in al die landen weer alle ruimte aan islamistische politieke bewegingen. Aldus Suurland, tenminste.

Ik denk niet dat deze standpunten van Suurland, die toevallig ongeveer overeenkomen met wat Geert Wilders en Thierry Baudet over de islam denken, de collegegangers van het CIDI erg veel wijzer zullen maken. Toegegeven, er zijn de nodige islamistische bewegingen actief op dit moment. Maar of dat inherent is aan een totalitair karakter van de islam mag in twijfel worden getrokken. Lijkt mij althans. Je zou als oorzaken ook (Irak, Afghanistan) ingrijpen van Westerse landen kunnen vermelden. Of het terugpakken van de hegemonie door de resten van een totalitair bewind en de heersende klasse van ‘fat cats’ (Egypte). Om maar eens wat te noemen. Het is in ieder geval niet op een Suurlandse manier simpelweg zwart-wit.

— 5 februari Israel en het internationaal recht. Dr M. de Blois  

Dr M(atthijs) de Blois,is hij docent rechtswetenschappen aan de universiteit van Utrecht. Hij gaat praten over “Israel en het internationaal recht”, een terrein van het recht dat niet zijn vakgebied is. Wie hem googelt ziet dat zijn standpunt het standpunt is van Christenen voor Israel (waar hij dan ook als dé autoriteit op dit gebied van het internationale recht wordt gezien). Hij betoogt dat de Westoever niet is bezet maar ”betwist” en dat Israel het recht heeft er nederzettingen te bouwen. Niet alleen zitten er in zijn betoog net zo veel gaten als in een gruyère kaas, hij gaat er ook mee in tegen een uitspraak van het Internationale Gerechtshof uit 2004, tegen talloze VN-uitspraken zoals resoluties 242 en 338 van de Veiligheidsraad en en hij staat tegenover ongeveer alle deskundigen die Nederland rijk is op het gebied van het internationaal recht (een flink aantal van hen is te vinden op de website van het Rights Forum van Dries van Agt).

De Blois is ook schrijver van een boek, ‘Israël: een staat ter discussie?’ (uitgeverij Groen, Heerenveen, 2010) dat mede is uitgegeven door Christenen voor Israel. De Blois verwerpt daarin de term ‘bezette gebieden” omdat die term het Mandaat miskent, waarin sinds 1923 de vestiging van een Joods nationaal tehuis in het gehele gebied tussen de Middellandse Zee en de Jordaan, was voorzien. (Overigens vóór 1923 ook ten oosten van de Jordaan, in wat nu Jordanië heet). De ‘bezette gebieden’ vallen binnen het territorium van dat mandaatgebied,  en alles wat daartoe behoorde is kennelijk gebied dat Israel toekomt, volgens De Blois. De Blois behoort dus tot een school die vindt dat het mandaat van 1923 dat de Volkenbond aan Groot-Brittannië verleende over het gehele gebied van Palestina niet is komen te vervallen met de Britse terugtrekking van 1948, of de delingsresolutie van de Algemene Vergadering van de VN (resolutie 181) die Palestina (minus Jordanië) verdeelde in een Palestijns en een Joods gebied. Toevallig is de staat Israel overigens wel op basis van resolutie 181 uitgeroepen. Hoe dat zit legt De Blois niet uit. Hij behoort, dat zal duidelijk zijn, tot een uiterst minuscule, omstreden minderheid binnen de internationale wereld van juristen.

— 26 februari  De Arabische perceptie van het Israelische buitenlandse beleid Drs. R.H. Hoff, geschiedkundige, politicoloog en Midden-Oostendeskundige; (ex) docent Geschiedenis en Buitenlandse Politiek, School voor de Journalistiek Utrecht.

Ruud Hoff is een aardige man, maar het is onduidelijk of hij verstand heeft van de Arabische perceptie van het Israelische buitenlandse beleid. Ik vraag me trouwens af wat daaronder wordt verstaan, want zoveel Arabieren zoveel percepties, zal ik maar zeggen. Een probleem met Hoff is dat hij geen Arabisch spreekt. Bovendien is hij niet nauwkeurig. Hij heeft een leerboek over het Midden-Oosten geschreven waar nog al wat op aan te merken is. Ik heb indertijd zijn in 2005 verschenen boekje ‘Jasser Arafat’ (uitgeverij Aspekt) besproken in het blad ZemZem (ZemZem 2005/2). Uit de bespreking citeer ik dat hij de Arabische naam van Arafats Fatah-beweging fout had weergegeven, evenals de betekenis van het woord Fatah. Dat hij de besluiten van de vergadering van de Nationale Raad (het PLO-parlement) in 1988, waar Israel werd erkend, onjuist had weergegeven en dat zijn weergave van de top van Clinton, Barak en Arafat in Camp David in 2000 op zijn minst dubieus was. Dat waren – in een boek over Arafat, geen kinderachtige fouten. En dat waren nog bij lange niet alle fouten (in de bespreking in ZemZem noemde ik er 17, en dan heb ik er nog een aantal weggelaten omdat de redactie de slachtpartij zo al ernstig genoeg vond).

11 maart, de betrekkingen tussen Nederland en Israel. Drs H. ten Broeke

Drs H(an) ten Broeke was tot voor niet zo lang geleden Tweede Kamerlid voor de VVD. Hij verliet de Kamer nadat was uitgelekt dat hij ooit seksuele betrekkingen had onderhouden met een stagiaire. Ten Broeke was tot dat moment samen met Joel Voordewind (CU) en Kees van der Staaij (SGP) de meest uitgesproken supporter door dik en dun van Israel. Hij stond vierkant achter het buitenlandse beleid van dat land en de nederzettingenpolitiek. Hij voerde een soort van guerrilla-oorlogjes door bij keren dat het beleid van Israel in de Kamer kritisch dreigde te worden bekeken, een stortvloed van vragen op het departement van Buitenlandse Zaken af te vuren met kennelijk geen andere bedoeling dan verwarring te zaaien en Israel zoveel mogelijk buiten schot te houden. Ten Broeke is overigens wel een uiterst slimme debater en behendige politicus. Veel pro-Israelisch vuurwerk verdween met zijn vertrek uit de Kamer. Maar een genuanceerde, afgewogen benadering van het Midden-Oosten conflict, of van mensenrechtenkwesties en het internationaal recht, nou nee, dat kunnen de collegegangers van het CIDI echt volledig op hun buik schrijven.

Waarmee ik maar wil zeggen: Wie deze collegereeks gaat volgen zij gewaarschuwd. Je kunt er hier en daar misschien wel wat van opsteken, maar bij tenminste vier van deze colleges word je dus waarschijnlijk eerder onwijzer dan wijzer gemaakt. Ook misschien wel vijf colleges. Want Hanna Luden, directeur van het CIDI, gaat de behandeling van vredesopties door Israel aan de orde stellen. Ook dat kan nooit veel worden. Die opties zijn er namelijk niet, en zijn er eigenlijk ook nooit echt geweest. Maar Luden zal ongetwijfeld gaan zeggen dat ze er wel waren en misschien zelfs nog steeds zijn.
Het ergste van dit alles is natuurlijk intussen dat de reeks als geheel zo eenzijdig is opgezet. Want dat is natuurlijk het grote raadsel van dit hele verhaal: hoe kan een collegereeks over het Israelisch-Palestijnse conflict die zo zorgvuldig vanuit Israelisch perspectief is gemaakt dat het Palestijnse perspectief volledig ontbreekt, en ook kritische benaderingen van Israelische wetenschappers (New Historians, bijvoorbeeld) evenmin gehoord zullen worden,  in godesnaam goed zijn voor studiepunten in academisch verband??
Het wordt toch echt een keer tijd dat de universiteiten hier hun handen van aftrekken.

– Eerder verschenen bij Abu Pessoptimist