De plaats kende ik van oudsher, het hoekje van het Zuiderzeepark dat grenst aan de joodse begraafplaats Zeeburg, in de buurt Jodenmanussie genoemd. Het grote park dat aan de voormalige zee ligt viel buiten beeld.*) Je kon er zwemmen in het Nieuwe Diep, maar dat was niet voor mij weggelegd als matig zwemmer zonder diploma. Er is nu een regulier zwembad, aan de Zeeburgerzijde.
De ruime omgeving van het park was een refugium voor allerlei planten en dieren, juist door de verwaarloosde staat van de begraafplaats. Maar in Amsterdam is een park sinds jaren een verdienmodel voor horecatypes met een warme band met een partij opgericht in 1966. Festivals noemen ze dat, al heeft het niets met echte festivals te maken. Wat nou, rust en groen, natuur in het Sarphatipark (waar Heimans zijn eerste gids over schreef), het Vondelpark (een gezamenlijk natuurbeschrijvingsproject van Heimans en Thijsse). Als publieke ruimte die ook nog eens een functie heeft – recreatie in een groene omgeving dicht bij huis – wordt weggegeven voor persoonlijk gewin van enkelen en de kosten van de schade publiek blijven, hoe noemen we dat? Niet groen, niet links in ieder geval.
Het Amsterdamse Sarphatipark en het Vondelpark getuigen er van dat “natuur” in Nederland aangelegd of in ieder geval bestuurd wordt. Echte natuurontwikkeling zoals bij de Oostvaardersplassen vraagt op den duur om ingrijpen. In de tijd van de Grote Depressie (of we van de Eerste Grote Depressie moeten spreken is nog de vraag) zijn bij vier Hollandse steden projecten van aangelegde natuur ondernomen, tevens werkverschaffingsproject: het Haagse Zuiderpark, het Kralingse Bos, de Leidse Hout en het grootste, dat onder de naam Amsterdamse Bos door het leven gaat. Het laatste is het grootste natuuraanlegproject geweest uit de tijd van het enige echte ingenieurssocialisme in Nederland. Stedebouwkundige Van Eesteren, de man achter het Algemeen Uitbreidingsplan, in samenwerking met Jakoba Mulder, speelde de hoofdrol bij de vormgeving. Het idee evenwel was van Jac. P. Thijsse, die een bos in de nabijheid van de grote stad grote educatieve en zielverkwikkende waarde toedacht. Het woord recreëren is in dit verband opgekomen. Dat er werklozen zo ongemechaniseerd mogelijk aan zouden werken gold als werkverruimingsmaatregel en crisisbestrijding. Dat de tewerkgestelden niet zo blij met hun onderbetaalde baan waren werd in de plannen en uitvoering weggewuifd. Dat er daadwerkelijk van dwangarbeid gesproken kan worden kan men besluiten uit het kamp (het woord concentratiekamp valt niet in dit verband) voor joodse “tewerkgestelden” in het begin van de bezetting – voor de dwangarbeiders gedeporteerd werden.
Meer dan een generatie heeft de aanleg van het Amsterdamse Bos geduurd. Voor mij zal het altijd het Bosplan blijven heten, als getuigenis van sociaaldemocratisch plandenken uit de jaren dertig, en het is nog later officieel geopend dan ik mij als Amsterdammer zou kunnen herinneren: in 1970. En of het niet altijd een Bosplan zal blijven zou ik niet durven ontkennen. Hoe recreatief het voortdurend bulderen van vliegtuigen over dit bos werkt kan ik niet juist bepalen – in de tijd dat meerkoeten nog geen stadsvogel waren ging ik er geluidsopnamen van deze vogels maken. Bij het beluisteren van het resultaat hoorde ik pas het voortdurende geluidsgeweld van de vliegtuigen, blijkbaar filtert men dit weg als het een constante is. Boven de stad zal het nooit wennen.
Maar wat een verschil in motivatie: het idee van werkverschaffing en het aanbieden van natuur dichtbij voor de stedelijke bleekneusjes, en het verpatsen van de schamele groenvoorzieningen nog dichterbij voor lawaai als verdienmodel, en niet te vergeten het terwille zijn van de automobilisten met het kappen van bomen waar vogels in zitten die op het heilige blik kakken en waar blaadjes of bloesempjes van afvallen op het autootje. De bureaucratische onverschilligheid ten aanzien van de longen van de stad en die van haar menselijke inwoners is de tekst op de grafsteen van parlementair links in Nederland.
Voor een geschiedenis van het Bosplan:
– Sofia Dupon & Jouke van der Werf, Het Amsterdamse Bos – een geschiedenis. Bussum: Thoth, 2019. 111p. €15,-
*) In mijn jeugd heette het nog Zuiderzeepark, al was de zee allang geen zee meer en moest je die IJsselmeer noemen. Maar IJsselmeerpark is het nooit geworden, het heet nu officieel Flevopark. Naar het niet bestaande Flevomeer, zoals het restant van het IJsselmeer had moeten gaan heten.