Bovendien is het zo dat de linksradicale beweging zich met haar acties en campagnes richt op de telkens nieuwe aanvallen vanuit de staat [en het kapitaal] – of dit nu TTIP is, het asielrecht, klimaatpolitiek of de voortschrijdende controlestaat. Veel van deze wetsvoorstellen worden met acties en campagnes beantwoord waardoor linksradicale politiek zich uiteindelijk bijna uitsluitend bezighoudt met een reactie op politiek vanuit de staat, er in feite achteraan hinkt. Omdat we denken dat we in strijd tegen de staat altijd op de staat moeten reageren, blijft onze strijd in een door de staat gedicteerd kader plaatsvinden en ontstaan er geen eigen structuren, strategieën, perspectieven of dagelijkse praktijk.
Bovenstaande zelfkritiek is afkomstig van Kollektiv Bremen, dat in de periode juni-september 2018 op Globalinfo in vertaling van Tommy Ryan deze in 11 thesen verwoordde. De aangehaalde passage is te vinden bij these 4. De politiek van reageren is een gevolg van het amalgaam aan ideeën bij linksradicalen in plaats van een duidelijke eigen visie. Politiek impliceert machtsvorming en daartoe is een visie onontbeerlijk. Het gebrek aan een consistente eigen ideologie is een van de harde conclusies van het Bremer collectief en kan dienen ter lering die uitgaat boven radicaal links, ter lering van links in het algemeen. Met het afschudden van ideologische veren – Wim Kok – kom je niet van de grond.
Organisatie
Voor politieke machtsvorming is vooraleerst organisatie nodig. Het collectief uit Bremen is hierover duidelijk in these 2.
Een analyse van de kapitalistische verhoudingen wijst op de noodzaak van organisatie.
Door de ontbrekende organisatie is linksradicale politiek momenteel nauwelijks openlijk zichtbaar of aansprekend en mist daarmee aansluiting. Dit leidt ertoe dat linksradicale groepen de maatschappelijke relevantie verliezen, wat weer leidt tot een vergroting van de afstand tussen de samenleving en linksradicalen. Een ander aspect van de ontbrekende organisatie is dat de ervaring tussen verschillende generaties van activisten niet verder gegeven kan worden en dat men steeds weer van voor af aan moet beginnen. Daarnaast ontbreekt de mogelijkheid van georganiseerde scholing en jongerenwerk waardoor men moeilijk buiten de eigen microkosmos weet te treden. Tot slot zijn georganiseerde structuren ook goed om losse lokale strijd (of die op deelbereiken) met elkaar te verbinden en daarmee bij te dragen aan het bewustzijn over de onderliggende, gezamenlijk ervaren maatschappelijke oorzaken.
De noodzaak van organisatie inzien is van eminent belang. Maar er zit een addertje onder het gras van het linksradicale collectief.
Als we over de opbouw van een politieke organisatie spreken, dan is het voor ons allereerst van belang te stellen dat we hiërarchische organisatievormen en leiderschapsconcepten voor maatschappelijke emancipatie en zelfbestuur als volkomen ongeschikt zien.
Hiërarchie en leiderschap blijken taboe. Dat heeft consequenties. Afwijzing van hiërarchie betekent op de eerste plaats dat het niveau van een debatclub nooit kan worden overstegen. Debating clubs zijn nuttig maar ongeschikt voor politiek handelen. Naast de in de tekst genoemde problemen drukt een politiek besluit met democratisch draagvlak de wil van de meerderheid uit. Democratie impliceert dat minderheden althans tijdelijk het meerderheidsbesluit accepteren, dat wordt doorgevoerd door een leiding, tot de volgende besluitvormingsronde of verkiezing. Of wijzen linksradicalen democratie af?
Theorie
De naïeve kijk op hiërarchie en leiderschap van het Bremer collectief lijkt verband te houden met zijn opstelling ten opzichte van theorie. Weliswaar zegt men bij these 9 het Zapatista-motto ‘Al vragend gaan wij voort (Caminando Preguntamos)’ aan te hangen, dat wil zeggen dat theorieontwikkeling nooit stil staat. Maar even later merkt het collectief op:
Zijn de respectievelijke theorieën, modellen en ervaringen van betekenis voor ons doel van een zelfgeorganiseerde maatschappij en een vrije samenleving van onderop?
Met andere woorden: theorieën zijn ondergeschikt aan de premisse dat een zelfgeorganiseerde maatschappij mogelijk is. Dit houdt in dat de theorieontwikkeling stopt als die tornt aan het idee van zelforganisatie.
Dynamiek
En gebrekkige theorie leidt tot inconsequenties. Bijvoorbeeld de duiding bij these 3 ten aanzien van de gebeurtenissen in Griekenland na de verkiezingsoverwinning van Syriza is helder.
Het mislukken van de geïsoleerde strijd tegen de bezuinigingspolitiek door de bevolking in Griekenland in 2015 heeft aangetoond dat de kracht van sociale en politieke bewegingen ervan afhankelijk is in hoeverre zich op hetzelfde moment op andere plekken in de wereld ook strijd ontwikkelt en er daardoor een toenemende internationalistische dynamiek ontstaat.
Er is heel terecht oog voor de internationale dynamiek, waarin sterke globalisering een bepalende rol speelt. Maar later bij these 4 lijkt dat weer vergeten.
Ook de overtuiging dat “linkse” partijen binnen de parlementaire democratie echte verandering kunnen brengen, of deel van een totaalstrategie voor maatschappijverandering zijn, is nog altijd bij een deel van de linksradicalen terug te vinden. Deze hoop op het succes van “linkse” partijen is niet alleen telkens weer fout gebleken (zoals recentelijk met Syriza in Griekenland of Podemos in Spanje).
Zo zou een geïsoleerde strijd in een land bepalend zijn voor een links ‘succes’, zonder dat er referentie wordt gemaakt naar de eerder aangestipte internationale dynamiek.
Doordacht
Ondanks de paar hier gemaakte kritische kanttekeningen stijgt het merendeel van de analyses in het verhaal van Kollektiv Bremen uit boven talloze linkse sjablonen. Ik zou zeggen dat de noodzaak van organisatie gekoppeld aan een toenemende internationale dynamiek, die in het verhaal worden genoemd maar niet theoretisch met elkaar verbonden, de as dienen te vormen van de aanpak van links in de 21e eeuw.
Pingback: Paar correcties op aannames en interpretaties over de Elf thesen | Krapuul