Dit is het laatste deel gebaseerd op een voordracht bij de Anarchist Studies Network-conferentie in Loughborough, 2014. Het thema is de breuk in de tijd, de Revolutie, die volgens sommige denk(st)ers van bovenwereldse bron moet komen. Ik ben benieuwd wat Willem Schinkel in zijn nieuwste boek te zeggen heeft over kairos, die breuk in de tijd.
Eerder noemde ik deze beoogde reeks een drieluik, het leek een vierluik te worden en in feite is het nu een vijfluik. En het onderwerp kan en zal nog nader elders uitgewerkt worden en wie weet leest u daar hier nader verslag van.
Eerdere delen: De Revolutie, een inbreuk op de gewone tijd, Tegen de tirannie van de klok, De techniek als breuk met de Grote Moeder en Anarchisme als vooruitgangsgeloof.
Jacques Ellul citeert naar mijn weten nergens Berdjajew, maar zijn prise de conscience, de bewustwording, moet van een buitenhistorische bron komen, de macht die alle macht ontkent, God. De gedachte van de prise de conscience als voorwaarde voor de revolutie – beide moeten deel zijn van de kairos – was populair in radicaal wordende kringen in de jaren zestig en zeventig, vooral bij mensen met een christelijke kerkelijke achtergrond. Het lijkt erop dat het idee is weggespoeld als zoveel uit die kairosdagen, vaak samengevat in dat ene jaar “1968” maar de periode was stukken langer. Een belangrijk punt was bijvoorbeeld het verschijnen van One dimensional man van Herbert Marcuse. Het boek is vaak overschat genoemd maar dit kan nu in terugblik niet meer zo gezien worden. Zijn idee van de Grote Weigering – het overwinnen van surpluus repressie en angst – benadert van van de kairos, de verwerkelijking van bijzondere tijd. Michael Löwy schrijft een mystieke ader toe aan (tenminste een groot deel van) de Frankfurter Schule, en Marcuses idee van mogelijke onsterfelijkheid zou kunnen neerkomen wat in christelijke kring apocalyptisch wordt genoemd. Hij heeft zich echter niet gewaagd aan speculaties over de Grote Weigering.
De intentieverklaring van Provo in het eerste nummer van het blad met die naam, 12 juli 1965:
PROVO voelt zich voor de keus gesteld: Desperaat verzet of lijdzame ondergang.
PROVO roept op tot verzet waar het kan.
PROVO ziet in dat het de uiteindelijke verliezer zal zijn, maar de kans deze maatschappij althans nog eenmaal hartgrondig te provoceren wil het zich niet laten ontgaan.
Wie het twintigste-eeuwse anarchisme bestudeert kan weten dat Nederland in de jaren zestig vooropliep in de jongerenrevolutie, voor Berkeley of Parijs. Dit kan een paradoxale reden tot trots zijn, zoals er nu de schaamte is over de (proto)fascisten die het openbare “debat” beheersen.
Dezer dagen is er die ene actief-kritisch-theoreticus, Willem Schinkel. Hij ziet de huidige crisis, die zowel economisch als ecologisch is, als een kairos, een gelegenheid om visies bij het publiek te vormen, niet andersom. Hij pleit voor bewustwording, de prise de conscience van Ellul, een Grote Solidarisering in plaats van de Grote Desolidarisering die het huidige zogenaamde neoliberale denken met zich meebrengt.
Kairos zou het scheppen van een nieuwe democratische sfeer moeten zijn, een nieuw paradigma in de politiek – een paradigma dat Schinkel ziet in de Partij voor de Dieren. Nu ik deze regels opschrijf dringt tot mij door dat deze net zo’n unieke voortrekkersrol vervult als Provo.*) Waarom de hoop niet koesteren? Inmiddels zijn er partijen voor de dieren met volksvertegenwoordigers in Portugal en Duitsland, zij vertegenwoordigen de onvertegenwoordigbaren. Een bezoeking wellicht voor anarchisten, maar het vertegenwoordigen van de stemloze andere schepsels, nooit zonder eigenbelang, want de aarde staat op het spel, is toch iets anders. Misschien is het kairos.
Karl Jaspers schreef in 1957 in Die Atombombe: In dit leven, zoals de aantoonbaar onzinnige zin moet luiden, is wat eeuwig is bepaald door de tijd. De bepaling vanuit de kracht van de liiefde en he gebod van het geweten is de verschijning van wat al eeuwig is. De aanwezigheid van het Eeuwige is onsterfelijkheid. Ik verwerf onsterfelijkheid voorzover ik liefheb en goed ben. Ik eindig in het Niets als ik een liefdeloos verward leven leid. Door lief te hebben zie ik de onsterfelijkheid van hen die verbonden zijn door liefde. Er schuilt meer rationaliteit in de gedachte van eeuwige straf in de hel dan in te denken dat ik alles maar ongestraft kan doen omdat er na de dood niets zal zijn (Kierkegaard). Onsterfelijkheid kan alleen betekenis hebben in de rust van het Zijn en het Bovenzijn, dat in de tijd door de tijd heen ziet en deze verslaat. Want wat er toe doet is de realiteit van het Eeuwige, de manier waarop geleefd en gehandeld wordt, als het alomvattende, het onsterfelijke.
Kairos zoals Jaspers het bedoelt is een chiffre, een gedachte gebeurtenis die mensen het onbegrijpelijke kan doorgeven. Ik had in het begin kunnen zeggen wat ik nu tot slot zeg, op gezag van Jan Romein van wie ik het citaat van Niels Bohr ken – het geldt bijvoorbeeld voor veel van wat Berdjajew in het bijzonder zegt: het heeft geen zin te schrijven over wat je volledig begrijpt.
*) Deze regels dateren van 2014. Helaas moet ik nu wel anders denken over de PvdD, die ook tezeer doel in zichzelf lijkt te zijn geworden.