Economie gaat eigenlijk over waardevormende processen. Het lijkt er soms op alsof alleen de producent daarmee bezig is, maar dat is slechts schijn. Ook de consument is hard bezig met waardevorming. In werkelijkheid is juist de consument degene die waarde geeft aan de werkzaamheden van de producent. Je zou de werkzaamheden van de producent kunnen kenmerken als een waardevormende beweging, terwijl de consument een waardevormende spanning opbouwt, doordat hij datgene wil aanschaffen dat de producent produceert.
Wanneer de producent met de eer van waardevorming gaat strijken, wordt slechts naar de helft van het verhaal gekeken.
Geld is nu het instrument om die waarde uit te drukken. Het is dus eigenlijk een soort temperatuurmeter van waarde. Daarom is het ook belangrijk dat het geld die functie goed kan vervullen. Dat kan het geld wanneer er niet te veel en niet te weinig van aanwezig is bij de afnemers van de prestaties van de producent.
Wanneer het onderscheid tussen geld en waarde niet goed wordt gemaakt, kunnen we niet goed denken over de processen die zich hierbij afspelen.
Natuurlijk moet een afnemer van prestaties afwegen welke prestaties hij af zal nemen. Wanneer hij te veel geld ter beschikking heeft. komt zo’n afweging niet goed uit de verf. Wanneer hij te weinig geld tot zijn beschikking heeft, kan zo’n afweging ook niet plaatsvinden. In onze huidige samenleving lijkt het zo te zijn, dat werken het hoogste proces is om aan geld te komen. Veel economen en veel politici verdedigen dan ook de stelling dat mensen die niet werken ook geen geld zouden moeten krijgen.
Op zich is dat al een heel twijfelachtig standpunt. De arbeidsparticipatie afdwongen door mensen in armoede te laten leven, is geen menselijk uitgangspunt. Mensen worden zo in een soort slavernij gedwongen van mensen die toevallig wel geld hebben. Want wat is de praktijk, dat vooral de mensen die veel geld ter beschikking hebben, dit in het algemeen juist niet door werken hebben verkregen. Zij hebben dat vele geld meestal alleen ter beschikking, omdat zij zich bijzondere rechten hebben kunnen toe-eigenen. Dat geldt met name ook voor economen en politici. Zij noemen dat wat zij doen wel werk, maar dat is het eigenlijk niet. Zij werken immers niet mee in een waardevormend proces.
Wanneer iedere mens een basisinkomen krijgt, dan kan iedere mens in de eerste plaats als consument meedoen aan de basale waardevormende processen, waaruit producten en prestaties voortkomen die hem in leven houden. Daarnaast moet hem natuurlijk niet verboden worden om echt te participeren in de economie, dus ook mee te doen aan andere waardevormende processen, zowel als producent dan wel als consument of beiden.
Wanneer je dus in waarheid over economie en over basisinkomen wilt denken, moet je niet het geld als uitgangspunt nemen. Dat is slechts de thermometer van de waarde. Je moet denken over de voortgang van de waardevorming in de maatschappij. Daar dieper op ingaan brengt je pas bij de economische processen die zich echt voordoen.