De stilte van Wim Kok

– door Merijn Oudenampsen –

Het overlijden van gezaghebbende politici leidt veelal tot discussies over hun politieke nalatenschap. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er met het verscheiden van Wim Kok een discussie over de Derde Weg is ontstaan. Afgelopen maandag stond er een artikel in de Nederlandse krant NRC, waarin de vraag werd opgeworpen of Wim Kok ‘schuldig’ was aan de huidige teloorgang van de PvdA.

Nu is het kader waarin die vraag wordt gesteld mij wat al te christelijk. Wim Kok is ook maar een mens, en het lot van de sociaaldemocratie lag niet enkel in wat Sheila Sitalsing mooi beschreef als ‘de enorme handen’ van Wim Kok. Dat is bepaald door grotere politieke en maatschappelijke krachten, waar Kok enkel een gezicht aan gaf, om te beginnen de partij.

Toch is het een belangrijke discussie die in het betreffende artikel wel erg makkelijk wordt weggewuifd. Prominente PvdA’ers als Ruud Koole en Joop van den Berg krijgen het woord, om vervolgens de betekenis van de Derde Weg en de uitspraken van Wim Kok over het afschudden van de ideologische veren, sterk te relativeren. Zo stelt Ruud Koole dat Wim Kok ‘het etiket van de Derde Weg [kreeg] opgeplakt zonder dat hij daar zelf iets mee had’. Dat is een vreemde bewering.

Kok ging naar internationale bijeenkomsten van de Derde Weg, en werd daar op het schild gehesen als pionier van de stroming. De Derde Weg ontstond in het midden van de jaren negentig als een strategie van centrumlinkse partijen om verloren politieke relevantie te herwinnen. De Keynesiaanse receptuur waar linkse partijen lange tijd hun politiek op baseerden, raakte in de jaren tachtig in diskrediet.

De term Derde Weg werd door politici als Bill Clinton en Tony Blair naar voren geschoven om een veelomvattende politieke heroriëntatie aan te geven: een nieuwe koers die een middenweg behelsde tussen de oude Keynesiaanse politiek en het neoliberalisme van Reagan en Thatcher. Op een Derde Weg-conferentie in Washington in 1999 sprak Bill Clinton lovend over Kok: ‘Wim Kok, uit Nederland, deed dit allemaal al voordat wij ermee bezig gingen. Hij wist het enkel niet – hij had niemand die er een goed label op kon plakken.’

Kok gaf vervolgens toe dat hij het ‘in de praktijk bracht zonder het bijbehorende label te hebben, de Derde Weg’. Hij gaf aan zeer te spreken te zijn over de benadering van de Derde Weg. Weliswaar stelde Kok dat deze weg feitelijk een brede boulevard met vele wegen was, maar dat hij niets met de Derde Weg had, dat lijkt me toch moeilijk vol te houden.

Verder stellen Joop van den Berg en Ruud Koole dat het symbolische belang van de Den Uyl-lezing van Wim Kok uit 1995 over het afschudden van ideologische veren sterk is overdreven. Het zou enkel om wat vastgeroeste oude ideeën gaan die ingeruild werden voor nieuwe. De Den Uyl-lezing was echter wel degelijk een belangrijk historisch moment. Wim Kok sprak vrij expliciet over een breuk met het democratisch socialisme van de naoorlogse PvdA:

‘De oude ideologie blijkt niet in staat antwoord te geven op sleutelvragen van deze tijd. Het afschudden van ideologische veren is voor een politieke partij als de onze niet alleen een probleem, het is in bepaalde opzichten een bevrijdende ervaring. Ik zeg het Paul Kalma na – wij schrijven 1987 – ‘Een werkelijke vernieuwing van de PvdA begint daarom met definitief afscheid van de socialistische ideologie; met een definitieve verbreking van de ideologische banden met andere nazaten van de traditionele socialistische beweging.’

Dat er veel gewicht is gehecht aan deze lezing, komt natuurlijk omdat deze uitspraak niet op zichzelf stond. Het vormde onderdeel van een veel bredere koerswijziging bij de PvdA die samengevat kan worden als een draai naar het midden en een omarming van marktwerking. Het werkelijke probleem is eerder dat Wim Kok over die koerswijziging veel te weinig heeft gezegd.

Dat vonden ook voorstanders van de Derde Weg, zoals de partij-intellectuelen Frans Becker en René Cuperus. Zij stelden dat de ‘feitelijke koers Kok, de flirt met de centrumpositie in het Nederlandse politieke spectrum van de sociaaldemocratie door een gecombineerde oriëntatie op een sterke aanbodeconomie én een moderne, activerende verzorgingsstaat’ nooit door het partijleiderschap expliciet is gemaakt. ‘Er was slechts die ene Den Uyl-lezing, het afschudden van de ideologische veren, maar die bleef zonder enig vervolg, als een openingszet in een nooit afgemaakte schaakpartij.’

Die stilte was een bewuste keuze van Kok. Op het 21e congres van de Socialistische Internationale in Parijs adviseerde Wim Kok ‘zijn internationale kameraden om niet te uitbundig met het Derde Weg-etiket te wapperen. Het gaat om vernieuwing, niet om terminologie.’ Ook na Wim Kok is de PvdA lange tijd om de hete brij heen blijven draaien, uit angst om de traditionele sociaaldemocratische vleugel van de partij van zich te vervreemden.

De partij is door de jaren heen blijven schipperen tussen de omarming van de Derde Weg en de relativering van de sociaalliberale breuk met haar sociaaldemocratische verleden. Het leidde in het daaropvolgende decennium tot telkens terugkerende discussies over de identiteitscrisis van de partij en een telkens voortschrijdende erosie van vertrouwen onder kiezers. Misschien is juist de stilte van Wim Kok over de nieuwe marktgerichte koers van zijn partij de grootste schaduwzijde van zijn erfenis.

– Via: dewereldmorgen.be