Ik was afgelopen vrijdag in Den Haag voor een congres over activisme tegen de racistische karikatuur Zwarte Piet. Ik ben niet echt een activist. De enige demonstratie tegen de racistische karikatuur waar ik ben geweest, was die bij de intocht in Meppel in 2015. Ik ben wel betrokken bij activisme, maar merendeels op Facebook: ik beheer af en aan drie Facebookpagina’s, ik doe zo nu en dan bronnenonderzoek en heb in de afgelopen jaren af en toe wat hand-en-spandiensten verricht voor wat ik dan maar ‘echte’ activisten noem. De afgelopen anderhalf jaar heb ik eigenlijk weinig gedaan. Maar goed, ik ging dus nu naar het congres. Er zouden interessante sprekers komen en ik was benieuwd naar hun lezingen en de zaaldiscussie. Het liep anders.
De vriendin waarmee ik ga heeft last van een nare hoest, dus we besluiten dicht bij de deur te zitten. Dan kan ze makkelijk even de zaal uit als ze moet hoesten en zou ze de lezingen niet storen. We zijn ruim op tijd en begroeten nog een paar mensen die we via Facebook ooit hebben leren kennen. Tijdens het eerste podiumgesprek, met Levi Ommen, Mariam El Maslouhi en Fatima Faid, ben ik ijverig bezig een paar mooie foto’s te maken. Het lukt niet echt: of ik krijg de achtergrond niet scherp, óf de voorgrond is onderbelicht. Ik moet echt eens een nieuwe telefoon kopen, bedenk ik.
Terwijl ik hiermee bezig ben, hoor ik plots harde dreunen, geschreeuw, geluiden die ik niet thuis kan brengen. Direct daarop komen mensen de zaal binnenrennen, door de deur waar ik naast zit. Het zijn de mensen die eerder buiten stonden om eventuele ongewenste indringers tegen te houden. Ik begrijp dat het mis is, goed mis. Iedere vezel in mijn lijf zegt dat ik weg moet komen en wel zo snel mogelijk. Het lukt niet. De stoel naast me is omgevallen in het tumult en ik stoot mijn voet een paar keer terwijl ik door de stoelpoten heen probeer te lopen. Ik zeg dat ik best bang ben en een lieve jongen van de techniek zegt dat hij dat snapt, maar dat we het beste rustig naar de andere ruimte, de kantine/bar/foyer, kunnen gaan.
Het is verwarrend. De herrie buiten houdt aan. Mensen lopen ontzet rond. We kunnen nergens heen, want zover ik weet is het gebouw omsingeld door hooligans die proberen binnen te komen. Ik omhels een vriendin en ze krijgt het even te kwaad. Ik hoor mensen roepen dat de politie gebeld moet worden, ik hoor roepen om een brandblusser, mensen lopen nog steeds heen en weer of staan juist angstvallig stil. We moeten wachten. Wachten tot we ontzet worden van deze aanval, want dat we aangevallen worden staat vast. Ik zie een kind, iemand met een rolstoel, oudere mensen, iemand met krukken. Ik kan al nergens heen, maar deze mensen al helemaal niet. Opgesloten, belaagd, bestormd, niet wetend of de hooligans echt kunnen binnendringen en zo ja, vanaf welke kant.
Dan hoorde ik in de verte sirenes. Ik zeg het tegen mijn vriendin, maar zij hoort het niet. Mitchell neemt het woord, zegt dat de politie ter plaatse is en dat de wijk uitgekamd wordt. Fatima loopt langs en geeft me een geruststellende knipoog. (En dat heb ik echt nodig, dank je wel daarvoor als je dit leest, Fatima!)
Een tijdje later kunnen we weer terug naar de zaal. Er wordt verteld wat er gebeurd is en in het kort de schade benoemd: relschoppers hebben een doelbewuste aanval uitgevoerd. Ze hadden zwaar vuurwerk bij zich en zijn over het hek gekomen, ze hebben auto’s (waaronder die van Mitchell) kapot geslagen en de ruiten van het gebouw ingeslagen. Galgenhumor: “Het slechte nieuws is dat mijn auto aan gort is geslagen. Het goede nieuws is dat ik toch al een nieuwe auto nodig had.” Ook wordt verteld dat het adres van het congres gelekt was via Twitter, zodat het geteisem dit congres heeft kunnen vinden.
Het congres gaat door, in verkorte vorm. Levi, Mariam en Fatima vertellen over hun worsteling om in Den Haag en in Leiden jezelf uit te kunnen spreken tegen de racistische karikatuur. Fatima beschrijft de complexe demografische, sociale en politieke verhoudingen in Den Haag. “Die jongens die ons net hebben aangevallen, zitten volgende week bij de gemeente om tafel om te onderhandelen over de vreugdevuren bij de jaarwisseling.” Jelle Klaas van het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten houdt een lezing over demonstratierecht. Ik voel een zware hoofdpijn opkomen en krijg dorst. Daarna geeft Mouhad Reghif van de Bruxelles Panthères een presentatie over de moeilijkheden die de Panthères ondervinden bij hun protest tegen de Sauvage van Aat, een racistische karikatuur in België.
We krijgen nog een update over wat er is gebeurd. Elvin Rigters, die bij het hek stond toen het tuig aanviel, vertelt: “Wij controleerden of mensen een kaartje hadden, ook om ervoor te zorgen dat je een beetje een selectie kan maken. Toen kwam er een man of 10/15 waarvan je al kon zien dat die niet kwamen om een nuttige bijdrage te leveren. Er zat gelukkig een hek tussen. Iemand gaf een naam en maakte heel snel duidelijk dat ze ook naar binnen wilden. Even met ze gesproken. Ze zeiden dat we maar aan de andere kant van het hek moesten komen praten. Ze waren duidelijk uit op geweld, om iets te doen. Ik heb ze duidelijk gemaakt dat de bijeenkomst vanavond daar niet voor was, maar als ze wilden praten, ze nu met ons konden praten. Maar ze wilden gewoon alleen maar naar binnen. Op een gegeven moment maanden ze elkaar een beetje tot rust. Een paar begonnen nog wel aan het hek te trekken, van ‘we willen nu naar binnen’ en toen ineens hoorde ik van verderop om de hoek een groep van dertig of veertig man aan komen rennen. Ze riepen ‘Het hek gaat eraan, we komen naar binnen’ en dat werd zo’n dreigende situatie dat we zelf naar binnen zijn gegaan.” Daar moesten de deuren worden gebarricadeerd, omdat zij aanvielen.
De schrik zit er nog goed in, dus er is geen tijd voor het zaalgesprek waar ik me op had verheugd. We horen dat we beter kunnen vertrekken nu de politie nog in de buurt is. Er wordt een systeem bedacht, zodat mensen niet alleen hoeven te vertrekken. Mensen kunnen met elkaar meerijden, lopen of fietsen. Ik snak naar een sigaret – ja, ik moet toch echt eens stoppen – en vraag buiten aan een agent – die later een ME’er blijkt – of het veilig is te vertrekken en dat mensen – waaronder ik – echt bang zijn. Hij doet zijn best om mij op een aardige manier van politiejargon te voorzien. Op een of andere manier helpt dat een beetje, zeker als hij vertelt dat we beter linksaf kunnen slaan, want rechts staat de pers. Geen zin om met mijn kop in de krant te komen, mijn moeder en kinderen weten nog niet eens dat ik hier ben, dus dat advies ga ik opvolgen. De vriendin met wie ik hier ben gekomen, heeft inmiddels geregeld dat twee mannen met ons mee willen lopen naar de tramhalte. “Het was me het avondje wel”, zeggen we op de terugweg wel 100 keer tegen elkaar. Ze opent in de trein de reacties op berichten op Facebook. Ik kan de reacties nog niet aan vanavond.
De volgende dag lees ik op Twitter en Facebook van alles over deze avond. Mijn hoofd tolt. Mijn voet is dik. Er komt niets uit mijn handen. Ik heb nog steeds hoofdpijn, rook me suf en ik schrik als ik vuurwerk buiten hoor (het is fakking november, donder op met je kut-traditie!). Er wordt op het raam geklopt. Ik weet wie het is, ik verwacht hem ook, maar ik durf niet direct open te doen.
Ik denk ook aan de vier potige jongens die ik in de straat zag staan op de heenweg naar het congres. Ik denk aan het adres dat door voetbalhooligan John van Zweden gelekt is, dat potenrammer Henk Bres heeft opgeroepen tot geweld en aan de ‘tactiek’ die de belagers hadden: eerst wat rustige afleiding met een klein groepje en dan een massale verrassingsaanval. Dit is geen toeval. Dit is een geplande en gecoördineerde aanval geweest. Dit zijn geen ‘schermutselingen’, dit is niet ‘both sides’ (fuck off klote-VVD Den Haag, Volkskrant, etc). Dit is pure, georganiseerde haat en agressie.
– door Sanne de Vries, overgenomen van Doorbraak