Het is alweer wat jaren geleden dat ik een tijd in Aleppo heb doorgebracht, als uitvalsbasis voor reizen langs christelijk Syrië. Een docent van mijn geliefde zou hierover een boek schrijven en wij toerden mee – over vaak levensgevaarlijke snelwegen waar tractors in de tegenrichting opdoken, auto’s onbekommerd omkeerden en talloze Turkse vrachtauto’s met aan alle kanten uitstekend betonvlechtwerk ingehaald moesten worden. Veel van de mensen die wij bezochten en spraken waren of zelf vluchteling of nazaten: Armeniërs, Palestijnen, Irakezen (jawel, de Baathpartij was daar nog repressiever!) en meer. Ook islamitische vluchtelingen: ook weer Palestijnen, Tsjetsjenen, Tsjerkessen, intern op de vlucht gedreven Turkstaligen die een risico geacht werden bij de grens, enzovoort. Nee, ik moet er niet aan denken hoe het is met al deze mensen die vaak zo overweldigend verwelkomend waren.
Maar ook kregen we op straat de vraag waar wij vandaan kwamen. En op het antwoord kwam de volgende vraag: welkom, maar waarom kost een visum voor jullie land zevenduizend dollar? Dit moet welhaast de prijs zijn geweest voor wat men dan noemt een smokkelroute. Een mensensmokkelaar is een reisagent die beroerd vervoer aanbiedt tegen een waanzinnige prijs en hoog risico. Maar zo mag je het niet zeggen, er moet verschil blijven. Een reisagent hoort bij “ons”, de mensensmokkelaar bij “hun”. De mensen op straat in Syrië dachten echter wel in termen van visa en reis boeken.
En in die dagen werd eindeloos gemarchandeerd of vluchten uit Syrië nou wel zo nodig was. De IND was nog niet gebonden aan een achtenveertiguurschema, maar zorgvuldig tewerkgaan was en is er niet bij. En men is bij voorbaat verdacht. En vaak heeft de speciale reisagent een nieuw en erg ongeldig reisdocument geleverd dat eventuele binnenkomst moet vergemakkelijken. Wat zelden lukte en nog steeds zelden lukt.
Hoeveel Syrische vluchtelingen zwalken op zee om waarschijnlijk op Cyprus of in Griekenland te belanden, waar de aankomst nog minder nieuws oplevert dan de vrijwel dagelijkse letterlijke bootladingen die Italië bereiken, in het algemeen vanuit Libië? Altijd minder dan degenen die onder “opvang in de regio” vallen, het toverwoord waarmee verantwoordelijkheid kan worden afgeschoven. De letterlijke en figuurlijke prijs voor de verwoesting van Syrië wordt vooral betaald in Libanon, Jordanië en Turkije. En dat terwijl er na de invasie in Irak in Syrië zelf al zoveel vluchtelingen terecht waren gekomen. Miljoenen. Wat is hun lot nu?
Bij de naam B. Traven kunnen de meeste mensen die deze herkennen vooral denken aan het raadsel van zijn identiteit. Hij was een van die velen die op drift zijn geraakt door politieke verwikkelingen en de vervolgingen die er uit voortvloeiden. Hij moet geweten hebben wat het was zonder papieren in een vreemd land te moeten gaan wonen. Het dodenschip heeft de “papierloosheid” als centraal thema. De lotgevallen van de zeeman die zijn papieren kwijtraakt, daardoor “niet meer bestaat” en vastloopt in de Grote Wierzee vormen een sleutelverhaal voor het lot van velen, hier en nu. Alleen word je nu niet meer tussen Nederland en België geschoven, want we hebben de Europese Unie, Schengen en zelfs een gemeenschappelijke munteenheid. Je wordt op het station gezet en mag vrijwillig de reis het land uit ondernemen. MOB, heet het in de bureautaal. Ama’s kun je niet MOB uit het vc, het ac of het oc zetten. Vanachter het bureau kun je de mensen wel in de schijnwereld van de zakelijk aandoende afkortingen vangen. In de bestuurde wereld zijn afkortingen geruststellend.
(…)D. – ik durf haar naam niet voluit te schijven – was lid van een mensenrechtenorganisatie in Kameroen, een van de vergeten dictaturen van Afrika. Ze mocht niet blijven, want zoals vrijwel de gehele wereld, inclusief Irak of Liberia, geldt Kameroen als een veilig land. Maar schijnheiligheid heeft toch ook grenzen: terugsturen naar dit veilige land was misschien iets te onveilig voor de betrokkene. “Opvang in de regio” is dan de gebruikelijke methode. D. werd naar Kenia gedeporteerd. Helaas was de omkoopsom namens de Nederlandse overheid te laag: de marechaussee mocht met haar terug. Na verder de ongevraagde gastvrijheid van de Nederlandse overheid genoten te hebben is zij op straat gezet, zij mocht “vrijwillig remigreren” en is in feite vertrokken MOB (“technisch onuitzetbaar” zegt men dan). In de praktijk komt het er op neer dat zij als zovele zwarte lotgenoten de krant rondbrengt waarin geschreven wordt over de onhoudbare vloedgolf van asielzoekers en over “het gebrek aan draagvlak voor het beleid”, want luister maar naar Pim Fortuyn of de taxichauffeur. Of ze brengt kleurige reclamefolders rond die waren aanprijzen waar niemand op zit te wachten maar waarvoor bijna iedere witte Nederlander het geld wel heeft. Ze verblijft hier nu “illegaal”, is dus zelf illegaal.
De tekst is uit 2000. Pim Fortuyn was in opkomst. Vijftien jaar geleden. Er is niets verbeterd. Het is allemaal alleen nog maar erger geworden. Onbeschaamd gesjacher over bed, bad en brood met verplichte medewerking aan uitzetting die toch niet zal slagen zodat men weer MOB gaat.
En weer zal men Kumbaya zingen in de kerk in het kader van de Nacht van de Vluchteling. Dat is niet de eigen melodie die deze verhoudingen tot dansen moet dwingen. Welke dat wel kan zijn is nog volstrekt onzeker.
– Geschreven voor Joint Politics gewijd aan de Nacht van de Vluchteling, 14 mei 2015, 18.00-20.00 uur, SALTO Stadsradio Amsterdam.