Twee dagen geleden probeerde ik op te staan uit mijn werkkantoorstoel, de stoel veerde omlaag terwijl ik omhoog wou gaan. Tegengestelde bewegingen. Toen was het mis. Wat wil dat lichaam eigenlijk? Wil het omhoog of omlaag?
Het schoot er in: pijn. Ik ging gebogen voort.
Ik deed rek- en strekoefeningen, maar bleef bewegen als een robot. Thuisgekomen van mijn werk nam ik plaats op de bank en naast me stond een zwaar kussen in belachelijke kleuren.
‘Dat is voor mijn rug’ zei Aatje.
‘Ik heb ook een rug’, mompelde ik.
‘Ga op dat kussen zitten dan….’
‘Moet dat?’
Wikken, wegen. Moet een dom elektrisch ding mijn rug beter maken? Moet ik mij nu overgeven aan het medisch grootkapitaal?
Maar ik nam plaats. Moedig, als een gewond man zonder uitweg die een laatste poging waagt om door de linies te breken en de vijand de genadeslag toe te dienen.
Manman.
Daarna was ik niet meer mezelf. Totaal overgeleverd aan de techniek van het masseren.
Het ding masseerde mijn rug en alle aandacht ging naar dat deel van mijn lichaam. Ik wist niet dat ik zoveel rug had.
Nu weet ik het wel: mijn rug is mijn beginpunt, mijn oerdrift.
Ik probeer de krant te lezen, kijk Studio Sport Eredivisie terug, maar ondertussen kreun ik, ik stoot allerlei ongewilde klanken uit.
Het ‘ding’ brengt mij terug naar mijn oermens.
Wat zit er eigenlijk in mijn rug? Ben ik niet vooral veel rug?
En het raarste is wel, dat terwijl de bolletjes mijn rug bewerken, ik tranen in mijn ogen krijg. Maar ik ben helemaal niet verdrietig!
Zitten mijn emoties in mijn rug? En heb ik daar niets over te zeggen, heb ik daar geen invloed op?
Als het apparaat ophoudt (na een aantal minuten, ik heb ze niet geteld), keer ik terug in de normale wereld. Een wereld zonder rug, een wereld zonder rugsensaties, een wereld die stil is en een beroep doet op mijn ratio.
Maar ik weet: ik ben niet enkel hoofd, ik ben ook rug.
Ik sta makkelijk op nu. Maar voel de zwaarte nog.
De last van de wereld.