Desgvraagd zeiden Franse studenten op de barricaden, mei 1968, dat ze nog nooit van Herbert Marcuse hadden gehoord.
Jawel, het verhaal van de “cultuurmarxisten” is al een jaar of vijftig oud.
Het antwoord was dus “nee die kennen we niet.” Ze hadden wel allemaal Sartre gelezen.
Waar dat idee van Marcuse als profeet van de Underground vandaankomt – geen idee. Luie journalisten die op van horen zeggen afgaan. Toen niet anders dan nu.
De eendimensionale mens heb ik in 1969 gelezen. Het is geen gemakkelijk boek en ik moet u teleurstellen: het spreekt wel de hoop uit dat het tot de Grote Weigering komt, maar het roept er niet toe op. Het uitgangspunt is de wel degelijk waanzinnige situatie dat “we” als mensen er mee moeten leven dat in een oorlog (“de druk op de knop”) de hele mensheid wordt opgeblazen. Maar nee, wie de juiste schuilkelder, voorzien van allerhande comfort, in huis heeft gehaald, die speelt een potje Monopoly met zijn gezin en wacht tot de fallout weg is.
Kun je lang wachten. De waanzin inderdaad. Marcuse was hier niet de enige mee: Duitse denkers als Karl Jaspers (Die Atombombe) en voormalig Frankfurter Günther Anders (Die Antiquiertheit des Menschen) – bijvoorbeeld – waren hem voorgegaan.
Dat het leven met deze waanzin in ’68 een rol speelde komt in de herdenkingsindustrie niet naar voren. Evenmin, wat in West-Duitsland in feite het belangrijkst was, de continuïteit met de nazitijd: de communistische partij was verboden, niet al te hoge nazi’s maakten de dienst uit. De opstand was ergens voor, zeker, maar vooral ook tegen.
De enige “Frankfurter” die echt gelezen werd in de late jaren zestig, vroege jaren zeventig, in Nederland, was Jürgen Habermas, speciaal Technik und Wissenschaft als >>Ideologie<<. Hij leeft nog, op het ogenblik van schrijven, en mij valt de duivelse gedachte in dat, dat hij eigenlijk nooit genoemd wordt als boeman, aan het eenvoudige gegeven ligt dat hij geen joodse achtergrond heeft. In tegenstelling tot de grote namen van de Frankfurter Schule die hun toevlucht buiten Duitsland hebben moeten zoeken.
Hoe mijn Bijzondere Band met de Frankfurters tot stand is gekomen kunt u desgewenst hier lezen.
Het boek waar (ultra-)rechts speciaal de pest aan heeft is The authoritarian personality, door onder anderen Theodor W. Adorno – een proeve van empirisch onderzoek naar hoe mensen fascist worden. Heet van de naald geschreven, verschenen in 1950. Hiervoor is de F-schaal ontwikkeld en men komt hier hoog op uit naarmate men voldoet aan het volgende: conventionalisme, autoritaire onderworpenheid, autoritaire agressie, anti-intellectualisme, afwijzing van subjectiviteit en verbeelding, bijgeloof en stereotypering, macht en ruwheid, destructiviteit en cynisme, neiging tot projecteren en overdreven zorgen over seksualiteit.
Denk maar eens over dit lijstje bij de volgende figuur die zwatelt over de cultuurmarxistische dreiging.