“Insecten” zijn niet populair bij De Menigte, ook al is wat betreft bijen en hommels een keerpunt in zicht. Die wollige vliegbeestjes ogen dan ook aaibaar. Maar het is waarschijnlijk al te laat, met zoals altijd moedwillig vertraagde regelgeving wat betreft insecticiden. Die dan ook nog eens vervangen zullen worden door nog zwaardere middelen die niet op de verbodslijst staan.
De geelgespoten weilanden treffen niet alleen de insecten (en alle planten die “de boer in zijn portemonnee voelt”) en daarmee ook de weidevogels. Zij treffen ook een categorie dieren waarvoor geen uitspraak van Albert Einstein uitgevonden hoeft te worden. Charles Darwin was eerder: hij heeft een dikke pil geschreven over de activiteiten van wormen bij het omzetten van plantaardig afval tot aarde. Zonder deze activiteit van alweer een niet-aaibaar en dus impopulair dier zou er weinig teelaarde zijn op de wereld. Maar ook dat doet er niet toe voor de geelspuiters.
Wormen scheppen de basis voor micro-organismen die verder werken aan het maken van vruchtbare grond. Hun onophoudelijk graven van tunneltjes is van belang voor de afwatering en geeft ruimte voor plantenwortels. (Te) weinig wormen en de regen zakt neit de grond in en geeft het effect van overstroming.
Weet dan dat die o zo bezorgde “boeren” die laten weten dat wolven afgeschoten dienen te worden want wolven knagen aan de portemonnee van de boer inmiddels oorlog voeren tegen de wormen (en daarmee ook weer tegen weide- en waadvogels). Zware machines op het land verschrikken de wormen. Overvloedig mestgebruik en verzuring jagen wormen weg. En tenslotte werken herbiciden (de “geelmakers”) de wormen tegen.
Resultaat: op de thans gebruikelijk intensief bewerkte agrarische grond is de hoeveelheid wormen schrikbarend teruggelopen. In 1950 konden twee ton aan wormen worden waargenomen per hectare, nu zijn er niet meer dan 200 kg per hectare.
Een radioprogramma in het Frans over het belang van wormen: