De echte man heeft één poot. Daarop kan hij niet staan. Daarom zit hij het liefst op de bank en beveelt. Als hij niet beveelt, kankert hij. Als hij niet kankert is hij ziek.
De echte man heeft twee gezichten. Het eerste gebruikt hij buitenshuis, het is voornaam, behaard en stoer. Met het tweede gezicht doet hij thuis gelaten de afwas.
De echte man heeft drie levens: een imaginair sexleven, een imaginair avontuurlijk leven, en zijn werkleven. Als hij geen werkleven heeft bestaat hij slechts in zijn gedachten. Daarvan merkt hij niets.
De echte man heeft vier auto’s. Waarvan hij er drie niet heeft omdat ze niet van hem zijn. Die overblijft hapert, maar volgens hem rijdt-i fantastisch.
De echte man heeft verder niks. Hij is een arme sukkel.
Mocht u hem voorbij zien hoppen, sluit deuren en vensters. Kom niet naar buiten, reageer niet op zijn gevroem. Het is zijn manier van huilen. Spreek hem in geen geval aan. Het is zinloos, hij weet niet wat hij moet zeggen. En als hij onverhoopt wel een paar woorden uitstoot, zijn het meestal verwensingen, en weet hij achteraf niet meer wat hij heeft gezegd. Ook slaat hij soms wild om zich heen, hetgeen u schade kan berokkenen. Of hij zwaait met een honkbalknuppel terwijl er nergens een bal wordt geworpen, hij steunt op een riek terwijl er nergens een hooiberg moet worden omgezet.
De echte man hopt door de straten op zijn paal, op zoek naar prooi. Huilend, kwijlend, zwetend. Hij lijdt. Hij weet dat hij er niet meer toe doet. Dat hij te laat is. Dat geen weldenkend mens hem nog serieus neemt.
Zijn wereld is ingestort. Hij is op de vlucht voor zichzelf.
Pingback: Nederlandstalige klassieker du jour: Echte mannen | Krapuul