De dag dat het geweld terugkeerde naar afzender

Hoe de bestorming van het Capitool de donkere kern onthult van ieder fascisme: “Het fascisme is in wezen een oorlogsmachine die eerder op korte dan op langere termijn zich tegen zichzelf keert en ten ondergaat in een orgie van destructie en geweld.”

Tussen 30 juni en 2 juli 1934 werd een groot deel van de top van de Sturm Abteilung (SA) uitgemoord in opdracht van Hitler. De SA deed sinds de vroege jaren twintig dienst als paramilitaire vleugel van de nazipartij. Het waren de knokploegen en gewapende bendes die straatterreur uitoefenden tegenover Joden, socialisten, communisten of iedereen die ze niet goed gezind waren. Tegen het begin van de jaren dertig was de SA uitgegroeid tot een bijzonder machtige organisatie. Ze had ruim vier miljoen leden en beschikte over haar eigen wapendepots en trainingscentra.

De grote macht van de SA was Hitler en de Duitse legerleiding steeds meer een doorn in het oog. Zeker omdat de SA moeilijk in de hand te houden viel. NSDAP-kantoren werden bijvoorbeeld soms aangevallen door SA-troepen en er leefden antikapitalistische en rechts-revolutionaire tendensen onder de SA. Kortom, de SA was een losgeslagen militie waarvan Hitler zich dringend moest ontdoen om het Nazi-regime te stabiliseren. En zo geschiedde dus.

Het conflict tussen de NSDAP en de SA is niet zomaar een historische anekdote, maar releveert iets over een contradictie die zich steeds opnieuw aandient binnen het fascisme. Fascistische groepen en partijen werpen zich steevast op als de beschermers van de orde en de wet. Ze willen de instellingen, gebruiken en tradities van wat zij als ‘het volk’ beschouwen beschermen tegenover vermeende ‘indringers’, ‘vreemde elementen’ of ‘revolutionairen’. Daarom staat extreem rechts doorgaans schouder aan schouder met de heersende orde en de gewapende beschermers ervan, zoals politie en leger. Ook intern lijkt het fascisme de voorkeur te geven aan strakke, ordentelijke organisaties met een uitgesproken autoritaire leiding.

Maar dat is slechts een deel van het verhaal. Het fascisme wordt ook gekenmerkt door een niet aflatend verlangen om de heersende orde met geweld omver te werpen. Dit was het verlangen waarvan bijvoorbeeld de SA doordrongen was, maar het is evenzeer het verlangen dat extreem rechtse paramilitaire groepen en milities in zijn greep houdt. Zelfs in de meer parlementaire takken van het fascisme zien we het verlangen om de orde omver te werpen duidelijk terugkeren. Bij hedendaagse fascistische partijen wordt de heersende orde bijvoorbeeld vereenzelvigd met het establishment dat zich bedient van allerlei complotten om het volk te verraden en daarom dient verwijderd te worden. Er wordt een constante achterdocht en openlijke vijandschap gecultiveerd tegenover ‘elites’.

Hoewel ze dikwijls vertoeven in de hoogste regionen van de macht, stellen extreem rechtse leiders zich al te graag voor als eeuwige underdog, vrijheidsstrijder of oppositie. Vandaar ook de noodzaak om elites te verzinnen wanneer ze zelf de elite zijn. Het verklaart de haast natuurlijke coalitie tussen het hedendaagse fascisme en aanhangers van allerhande complottheorieën. Die coalitie is er trouwens altijd geweest, negentig jaar geleden waren het De protocollen van Zion, nu zijn het de cultuurmarxisten of Q. Tegelijk worden openlijke allianties aangegaan met milities en paramilitaire groepen die zich voorbereiden op een gewapende strijd. Deze mobilisering en alliantie met groepen die bereid zijn tot geweld plaatst het fascisme steevast tegenover de heersende orde. Het maakt het fascisme niet tot de partij van de orde, maar die van de chaos.

In het trumpisme kwamen die twee, contradictorische componenten van het (hedendaagse) fascisme voortdurend naar voor. Het trumpisme toonde zich een onvoorwaardelijke verdediger van de bestaande, op witte, mannelijke suprematie en kapitaalaccumulatie gebaseerde orde. Trump aarzelde nooit om van leer te trekken tegen ‘anarchisten’ en zichzelf te presenteren als de garantie voor wet en orde. Tegenover black lives matter stelde het trumpisme steevast blue lives matter. Maar tegelijk werd op resolute wijze de strijd aangebonden met de heersende orde. Drain the swamp: bestaande instellingen en hun media moesten worden drooggelegd en gezuiverd. De voormalige rechterhand van Trump, Steve Bannon, dweepte met Lenin. Gewelddadige milities zoals de Proud Boys werden dan weer openlijk gevraagd ‘klaar te staan’. Van meet af aan heeft het trumpisme aangestuurd op een geweld dat het tegendeel vormde van orde. Een blik op de verkiezingsrally’s uit 2016 volstaat om zich van die indruk te vergewissen.

Het zou belachelijk zijn om te beweren dat extreem rechts pas nu, na de bestorming van het Capitool, haar ware gewelddadige aard heeft laten zien. Die gewelddadige aard was altijd al zichtbaar voor wie hem wou zien. Om nog maar te zwijgen van wie dat geweld moet ondergaan. Tijdens de termijn van Trump vonden talloze confrontaties en gevechten plaats met trumpgezinde stoottroepen, witte, extreem-rechtse terreur beleefde ware hoogdagen en extreem rechtse elementen binnen bestaande instellingen maakten van het permissieve klimaat gebruik om hun geweld te botvieren op migranten, mensen van kleur en activisten.

De opstand onder de vlag van Black Lives Matter was deels daarop net een reactie. Het betrof één luide, oorverdovende aanklacht tegen het aanhoudende, dagelijkse geweld dat geïnitieerd werd door het fascisme van Trump en zijn medestanders. Een aanklacht die door het politieke centrum, de staat en haar instellingen en de nette commentaarschrijvers werd geparkeerd als ‘activisme’ of onderdeel van een algemene ‘polarisering’. Maar met de bestorming van het Capitool werden de staat en de bestaande instellingen geconfronteerd met het explosieve geweld dat het zelf zolang gedoogd en gefaciliteerd heeft. Het geweld kwam opnieuw thuis, bereikte zijn oorsprong. Chickens came home to roost.

Oorlogsmachine

In de collectieve verbeelding wordt een notie als fascisme vaak geassocieerd met een starre, hiërarchische georganiseerde staat, aangevoerd door een autoritaire leider. Fascisme verschijnt zoals een ultieme vorm van stabiliteit, een versteende en uiterst autoritaire vorm van standvastigheid. In hun Mille Plateaux dagen Gilles Deleuze en Felix Guattari deze opvatting over fascisme uit. Ze stellen dat het fascisme wordt gekenmerkt door het feit dat de oorlogsmachine de staat overneemt. Voor Deleuze en Guattari belichaamt ‘de staat’ de verticaliteit, de organisatie, de gevestigde orde en haar hiërarchieën. De oorlogsmachine is datgene wat de staat steevast ondermijnt; vliedende, ontbindende krachten die de hiërarchieën, plannen en organisatievormen destabiliseren. In het geval van het fascisme neemt de oorlogsmachine de gestalte aan van een nihilisme, een suïcidale en destructieve kracht die de staat overwoekert en die orde als dusdanig onmogelijk maakt.

Het was onder meer Pasolini die deze essentiële karaktertrek van het fascisme wist te vatten in Salò, de film waarin hij De Sade’s 120 dagen van Sodom interpreteert vanuit de ervaring met het Italiaanse fascisme en die uitdrukking moest geven aan wat Pasolini zelf “de anarchie van de macht” noemde. Ook in een film als Come and See of in Jonathan Littells roman Les Bienveillantes wordt die anarchistische kant van het fascisme op meesterlijke wijze geopenbaard. Maar evenzeer vind je fragmenten van die portrettering terug in de verschillende Purge films of zelfs Joker. Vertrekken vanuit deze interpretaties van het fascisme helpt om zowel de vreemde, haast carnavaleske esthetiek te begrijpen die kenmerkend is voor de bestormers van het Capitool als de anarchistische vorm van haat waardoor de betrokkenen gedreven werden. Het fascisme is in wezen een oorlogsmachine die zich eerder op korte dan op langere termijn tegen zichzelf keert en ten ondergaat in een orgie van destructie en geweld.

Wie denkt dat er in confrontatie met de fascistische oorlogsmachine heil moet gezocht worden in de staat, de bestaande orde en het politieke centrum, die vergist zich schromelijk. De staat en de fascistische oorlogsmachine mogen dan wel in gespannen relatie met elkaar staan, en elkaar op het einde van de rit onvermijdelijk overwoekeren en gezamenlijk ten onder gaan – tegelijk kunnen ze niet zonder elkaar. In het ophouden van witte suprematie zijn de terreurgolven van de KKK, de lynchpartijen, de milities, de politiemoorden en de gecreëerde wetteloosheid van het getto noodzakelijke voorwaarden om de suprematie in stand te houden. Een op witte suprematie gebaseerde orde – en wellicht iedere op suprematie gebaseerde orde – heeft altijd buitenwettelijk geweld nodig om haar wettelijkheid te kunnen handhaven. Maar even onvermijdelijk als een terugkerende springvloed komt er een moment waarop het buitenwettelijke geweld de wettelijkheid zelf bedreigt; dat is het moment waarop de oorlogsmachine de staat mee op til neemt en de eerder vernoemde bloederige, neerwaartse destructieve spiraal ontstaat. Was het niet in essentie daar waar Aimé Césaire op wees in zijn Discours sur le colonialisme toen hij schreef:

“En dan op een mooie dag wordt de bourgeoisie wakker door een boemerang in het gezicht: de Gestapo is bezig, de gevangenissen vullen zich, de folteraars die naast de schragen staan, discussiëren, verfijnen, vinden uit. Men is verrast, men is woedend. Men zegt: “Dit is merkwaardig! Maar bah, het is nazisme, dat gaat voorbij”. En men wacht, en men hoopt en men verzwijgt voor zichzelf, dat het de barbarij is, maar de opperste barbarij, die alle dagelijkse barbarijen omvat en bekroont; dat het nazisme is, ja, maar voordat men er slachtoffer van was, was men er medeplichtig aan, dat men dit nazisme eerst getolereerd heeft alvorens eronder te lijden, men heeft het vrijgesproken, door de vingers gezien, men heeft het gelegitimeerd, omdat het tot dan toe, alleen van toepassing was op niet-Europese volkeren; dat nazisme, men heeft het gecultiveerd, men is er verantwoordelijk voor, en voordat het hele bouwwerk van de Westerse, christelijke civilisatie in haar rode water wegzonk, druppelde en sijpelde het door iedere scheur.”

Césaire beschrijft het nazisme als een soort dijkbreuk, het losbreken van een geweld dat voordien steeds geëxternaliseerd werd, afgestoten werd naar de ‘randen’ van de witte beschaving. Het nazisme bestond al voor het Europa bereikte, het was het alledaagse regime van de kolonie, was slechts een verderzetting van het noodzakelijke en buitenwettelijke geweld waarmee witte suprematie, rijkdom en macht moest worden in stand gehouden. Die orgie van geweld, keerde uiteindelijk terug naar de afzender, naar het centrum en desintegreerde het centrum van binnenuit. Het is op dat moment – wanneer het geweld thuiskomt, het centrum bereikt dat het verondersteld is in stand te houden – dat de gevestigde orde het fascisme plots externaliseert. Het fascisme wordt dan voorgesteld als een externe kracht die, in naam van vrede en democratie, moet bezworen worden. Een barbarij waar deftige burgers nooit iets mee te maken hadden, maar die wel altijd de onuitgesproken mogelijkheid van hun burgerschap was. Het verklaart waarom bedrijven, media en politici zich nu plotsklaps distantiëren van Trump, terwijl ze daags voordien nog stonden aan te schuiven voor contracten, interviews en audiënties.

Democratie?

Met de externalisering van het fascisme, moet Trump weggezet worden als de vijand van ‘de democratie’. Trump en zijn fascisme verschijnen dan als een vergissing, een uitzondering, een ontsporing die niks zou reveleren over de werking van het hedendaagse politieke systeem en het soort gedrag en personages dat dit systeem produceert. Trump en het trumpisme kunnen echter niet beschouwd worden als een uitzondering. Ze zijn net de – bijna karikaturale – uitdrukking van de algemene, spectaculaire vorm die democratie vandaag heeft aangenomen.

Iedere politicus is vandaag bezig met de mobilisatie van een publiek, door via mediaperformances in te spelen op de meest primaire emoties van dat publiek. Het hedendaagse fascisme van Trump en anderen heeft daarop ingespeeld door volop in te zetten op provocatie als mediastrategie. Provocatie leidt tot massale circulatie binnen de info-affectieve netwerken die sociale- en andere media vandaag zijn. Trump en gelijkaardige fascisten hebben hun rijk gebouwd op de provocatie, een uiterst succesvolle strategie binnen een veralgemeende aandachtseconomie.

De spektakeldemocratie heeft de narren naar de troon geleid. De provocaties van de nar kunnen grappig lijken, of als ze niet grappig zijn kunnen ze aanvankelijk weggelachen worden, maar wat vergeten werd is dat de nar gevaarlijk is eenmaal hij macht verworven heeft. De hang naar aandacht, naar applaus van het publiek, zorgt ervoor dat de macht slechts een instrument is dat dient om meer macht en aandacht naar zich toe te trekken. Dat de macht zelf een instrument wordt om voortdurend te provoceren. De macht van de nar is daarom gedoemd om buiten de geijkte paden en procedures te treden, ongekend terrein in te gaan en steeds hevigere emoties op te wekken en zichzelf te blijven profileren. Er treedt uiteindelijk een toenemende contradictie op tussen de nood aan stabiliteit en de drang tot provocatie, een contradictie die enkel kan toegedekt worden door nog meer provocatie. Tot op het punt dat de provocatie definitief ontaardt in geweld, in een oorlogsmachine. Het is op dat punt dat het fascisme en de spektakeldemocratie in elkaar overvloeien. De oorlogsmachine komt dan tegenover de staat te staan. De bestorming van 6 januari was daar tot nu toe de meest tastbare en visuele uitdrukking van.

Als de bestorming van het Capitool de visualisering bij uitstek is van de spanning tussen het fascisme als oorlogsmachine en de staat, dan zijn de duizenden leden van de National Guard die nu in en rond het Capitool zijn gestationeerd de ultieme visualisering van de staat die haar verdedigingsmuren optrekt tegen de fascistische oorlogsmachine. Maar wanneer de staat zich verzet tegen het fascisme, doet ze dat niet omdat ze tegen het fascisme is, maar omdat ze zichzelf en haar orde wil beschermen. Ze zweert slechts het fascisme af wanneer dat haar rechtstreeks bedreigt en probeert te overstemmen.

In haar reactie op de dreiging van het fascisme fasciseert de staat echter onvermijdelijk. De soldaten in het Capitool zijn zowel verdediging tegen het fascisme als onderdeel van een verdere fascisering. Ook het arsenaal aan wettelijke middelen dat nu uitgebreid wordt om de fascistische dreiging te onderdrukken, maakt deel uit van een globaal proces van fascisering. De tandem tussen staat en oorlogsmachine, chaos en autoritaire bezwering van de chaos is de essentie van die fascisering. Maar in deze dans is het altijd de chaos die leidt en uiteindelijk wint omdat de staat de chaos nodig heeft om zichzelf steeds opnieuw te vestigen. Dat weten we al sinds Thomas Hobbes. Om te breken met fascisme moeten we daarom afstand nemen van zowel de fascistische oorlogsmachine als de staat die de trouwste bondgenoot blijft van het fascisme.

door Thomas Decreus, oorspronkelijk voor De Wereld Morgen