Vorig jaar besteedde ik acht items aan het fascisme (zie hier). Hier volgt een negende item (in twee delen). Het is vanzelfsprekend dat het fascisme mede leidde tot ‘antifascisme’. Dat voltrok zich begin vorige eeuw zowel in Italië als in Duitsland.
In het Duitse anarchistische internet-tijdschrift espero nr. 11 (juli 2025) besteedt de Italiaanse historicus David Bernardini aandacht aan het antifascistische anarchisme in de Weimar Republiek (zie espero, hier). Hij gaat daarbij in op de pogingen van Rudolf Rocker en Gerhard Wartenberg om de opkomst van het fascisme (en nazisme) te verklaren. Ik zal daaraan een aantal algemene elementen ontlenen. Die elementen blijken bruikbaar om het fascistoïde extreemrechts te analyseren.
In ons tijdperk is de term ‘creeping fascism’ opgedoken, waaraan vooraf gegaan is de term ‘creeping corporatism’. Waar menigeen dacht dat het einde van de Tweede Wereldoorlog tevens het einde van het fascisme opleverde, mag dit als een grote vergissing worden begrepen. Ons tijdperk kent in extreemrechts een herleving ervan, maar dan in nieuwe jassen (zie hier). Wie de huidige wereld in ogenschouw neemt, zoals de econome Susan Pashkoff dat doet, komt dezelfde kwalijke uitingen tegen als waarover Rudolf Rocker (1873-1958) en Gerhard Wartenberg (1904-1942) schreven. ‘Het fascisme is verder gegaan dan sluipend…we zitten in diepe problemen’, aldus Pashkhoff in het tweede deel. [ThH]
Deel 1
Het voortgaande proces van acceptatie van autoritarisme
Bernardini herinnert eraan dat Rudolf Rocker en zijn partner Milly Witkop (zie over haar, Online) in februari 1933, na de benoeming van Adolf Hitler als kanselier op 30 januari 1933, Duitsland verlieten en naar Frankrijk togen. Daar verbleven zij in Saint-Tropez als gast bij Emma Goldman en Alexander Berkman. Rocker schreef er zijn essay Der Weg ins Dritte Reich. Het werd in twee delen gepubliceerd in 1934 in Die Internationale, het tweemaandelijkse tijdschrift van de FAUD (Freie Arbeiter-Union Deutschlands). Bernandini vat het als volgt samen:
“Nadenkend over de recente gebeurtenissen concludeerde hij [Rudolf Rocker] dat de triomf van het nationaalsocialisme het resultaat was van een lang proces dat zo’n 60 jaar eerder was begonnen.[25] Na de eenwording van het Duitse Rijk was het Pruisische militarisme zowel de buitenlandse politiek als de samenleving van de pasgeboren staat diep binnengedrongen.
Eveneens hadden de autoritaire opvattingen van Lassalle en Marx het socialisme tot een rigide doctrine gevormd. Dit had in de socialistische beweging de overhand kunnen krijgen. Het bracht mee dat de arbeiders tot een te controleren massa geworden waren, die niet in staat was tot zelfstandig handelen.[26]
Ten slotte bracht de trouw aan de principes van het parlementarisme de SPD (Sozialdemokratische Partei Deutschlands)ertoe de Duitse interventie in de Eerste Wereldoorlog te steunen. Evenmin had de SPD na de Novemberrevolutie van 1918, het bewind van grootgrondbezittende aristocratie beëindigd. Daarmee werd de basis gelegd voor Hitlers latere dictatuur.” (espero, p. 179; mijn vertaling thh.).
Hiermee levert Rudolf Rocker een deel van het procesverloop van de aanvaarding en absorptie van het autoritarisme in de georganiseerde arbeidersbeweging in Duitsland.
In het Rusland van de revolutie was eenzelfde proces gaande zodat zijn scherpe kritiek op de KPD (Kommunistische Partei Deutschlands), welke kritiek in een antibolsjewistische polemiek verpakt zat, ook het Russische bolsjewisme aanging. ‘Volgens hem kan een autoritaire aanpak nooit leiden tot vrijheid en socialisme, maar alleen tot despotisme’, neemt Bernandini van hem over. Rocker wijst nauwe verwantschap tussen bolsjewisme en fascisme aan: ‘Feit is dat zowel Mussolini als Hitler veel van Rusland hebben geërfd’, ‘zoals de eliminatie van alle andere politieke stromingen, de onderdrukking van de vrijheid van meningsuiting en culturele expressie, de transformatie van vakbonden tot transmissiebanden voor staatsbesluiten, en het primaat van de staat boven elke andere autoriteit’ (espero, p. 180, met noot [29]).
Deze laatste voorbeelden van een erfenis leveren tegelijk verschillende elementen waarmee ‘fascisme’ als ‘werk in uitvoering’, dus als een ‘creeping fascism’ te omschrijven is. Daaraan vooraf ging een proces van gewenning aan en onderdompeling in: autoritarisme.
Dit is één manier van beschrijven. David Bernardini behandelt nog een tweede manier en wel die van de Duitse chemicus en anarcho-syndicalist Gerhard Wartenberg (1904-1942) (zie over hem in het Engels, hier). Wartenberg en zijn vrouw leerden in 1930, toen zij in Berlijn, kwamen wonen, Rudolf Rocker en Milly Witkopf kennen. Dat leidde tot een sterke vriendschap tussen de beide koppels. Wartenberg begon al snel de ontwikkeling van het nationaalsocialisme als verschijnsel te volgen. De groei van de nazipartij verklaarde hij vanuit twee convergerende verschijnselen: (1) de neergang van de burgerlijke partijen en (2) de steun van veel arbeiders die zich aangetrokken voelden tot de nazistische demagogie. Tot dat laatste behoorden de beloften van sociale hervormingen, waarvan, net als in Italië (Mussolini) niets terecht kwam (espero, p. 182).
‘Tegelijkertijd, aldus Bernardini, benadrukte Wartenberg dat Hitlers opmars plaatsvond in een specifieke internationale context die vergelijkbare partijen en bewegingen in heel Europa aan de macht bracht.[52] Voor Wartenberg werd fascisme gekenmerkt door de neiging om autoritaire antwoorden te geven op maatschappelijke vraagstukken en organisatievormen op te leggen die gebaseerd waren op discipline, gehoorzaamheid en respect voor gevestigde hiërarchieën. Het was dit ijverig nagestreefde proces van consolidatie van hiërarchieën, zowel op economisch vlak (de onderwerping van de arbeidersklasse) als in sociale contexten (bijvoorbeeld de onderdrukking van vrouwen), dat voor Wartenberg de ware aard van het fascisme vormde’ (espero, p. 185). [De bijdrage van David Bernardini is ruimer van opzet dan wat ik hier aan hem ontleend en vertaald heb. Zijn tekst is oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd, zie hier; thh.]
Een eeuw later…creeping corporatism
Ten opzichte van het voorgaande, zijn we nu een eeuw verder. Alles heet anders. We maakten de opmars van het neoliberalisme in Nederland mee, dat ook het karakter van arbeiders veranderde. De toenmalige hoogleraar sociologie Guus ter Hoeven zocht al in de jaren 1960 naar ‘het marktkarakter van de stedelijke havenarbeiders’ (zie zijn onderzoek getiteld Havenarbeiders van Amsterdam en Rotterdam, 1963). Op te merken was tevens de overgave aan het neoliberalisme door de sociaaldemocratie (PvdA). Bram Mellink en Merlijn Oudenampsen vergeten dit niet te verwerken in hun boek Neoliberalisme, een Nederlandse geschiedenis (Amsterdam, 2022). De kloof tussen arbeiders en ‘gewone burgers’ en de PvdA zou steeds groter worden.
PVV-leider Geert Wilders (politieke herkomst: VVD) wist van die kloof gebruik te maken, door met de ‘immigrant’, ‘asielzoeker’ of ‘vreemdeling’ als zondebok veel, verarmende, zich achtergesteld achtende burgers – het precariaat – op zijn hand te krijgen…en niet hen alleen. Velen verwachtten van hem maatschappelijke verbetering. Het ontgaat de betreffende burgers echter, dat een ‘leider’ als de genoemde daarvoor geen constructief en rationeel onderbouwd ‘verhaal’ heeft. Zijn verhaal is niet scheppend, het is leeg, Hoe fout en onzinnig (irrationeel) de ‘zondeboktheorie’ is, kan zelfs op bijvoorbeeld NU.nl worden uitgelegd (zie ‘Migratie/asielcrisis is niet het probleem van de woningmarkt: dat is onzin’, hier ).
Het lijkt op een herhaling van zetten, zoals we die hierboven in twee tijdperken tegen kwamen. Hoewel de contexten zoals gezegd danig verschillen, lijken bepaalde actie/reactievormen op elkaar. Zo merkte de erudiete socioloog en filosoof Anton Zijderveld (1937-2022) jaren geleden op dat de PVV qua structuur veel overeenkomsten heeft met de NSB (Nationaal-Socialistische Beweging, opgericht 1931, Anton Mussert). Ze zijn ‘allebei geen democratische partijen, maar een beweging’ (Wikipedia). Zijderveld sprak ook over ‘extreemrechts’. Inmiddels is het evenwel duidelijk dat dit zwelt. Men spreekt over het ‘salonfähig’ worden ervan.
In de jaren 1970 was er nog sprake van ‘creeping corporatism’, of ook neocorporatisme genoemd vanwege de herinnering aan het corporatisme van dictators als Mussolini (Italië) en Salazar (Portugal). Het betrof een verwijzing naar de toenemende macht van belanggroepen. In Europese landen, zo ook in Nederland, werd de politieke invloed van belangengroepen (‘kruipend’) steeds groter en de vraag was, welke betekenis dit voor de democratie had. Werd die niet aangetast? Over die kwestie handelde de studie uitgevoerd door een aantal auteurs, gepubliceerd in een bundel met als titel Corporatisme in Nederland, Belangengroepen en democratie (Alphen aan den Rijn/Brussel, 1980), waarvoor ik een bijdrage leverde. De aanzet tot de genoemde studie kwam van een artikel van de Amerikaanse politicoloog Philippe C. Schmitter in het tijdschrift Review of Politics (1974), dat getiteld was: ‘Still the Century of Corporatism’.
Mijn verwijzing hiernaar staat mede in verband met de actuele politieke situatie in de Verenigde Staten. De Amerikaanse (toen nog beoogde) vicepresident J.D.Vance sprak er over in de Catholic University of America, in 2023. Hij merkte op, dat ‘er geen betekenisvol onderscheid tussen de publieke en de private sector in de Verenigde Staten van Amerika is’. Daar vielen critici over. Maar zo zeggen anderen: ‘De werkelijkheid is minder dramatisch. Of een Republikein of Democraat nu wint in 2024, de kandidaat zal een staat besturen die publieke en private macht in belangrijke opzichten combineert. Zo’n orde is noch liberaal noch socialistisch, maar corporatistisch’ (geciteerd in Compact, zie hier).
Gelet op deze manier van observeren wordt passend geacht: ‘Amerikanen zijn bijzonder terughoudend om de corporatistische elementen van hun regime te erkennen, omdat ze hun land als diep individualistisch beschouwen.Ondanks dit zelfbeeld heeft Amerika lange tijd te maken gehad met wat de Amerikaanse politicoloog Howard Wiarda [in zijn Corporatism and Compparative Politics (1997)] omschrijft als een vorm van ‘sluipend corporatisme’ – de onopgemerkte groei van een niet-liberale bestuurswijze’ (geciteerd in Compact, zie hier). En van JD Vance weten we dat dit nog steeds de politieke basis vormt. Wat het verleden ook leerde, speelt nu weer of nog steeds: daar hoort een autoritaire leider bij! Dat straalt Donald Trump uit te zijn.
‘Trump versterkt de aanwezigheid van de staat in de ondernemingen’, luidt de kop boven een artikel in Le Monde van 29 augustus 2025. Het beschrijft het handelen van Trump om de federale overheid meer zeggenschap te geven in het bedrijfsleven en wel zodanig dat het de optiek van J.D. Vance bevestigt.
Wordt vervolgd…
Thom Holterman
- Eerder verschenen bij Libertaire Orde
– Uitgelichte afbeelding: Wikipedia