Basisbanaliteiten 5: Lompenproletariaat

In het Franse tijdschrift Internationale situationniste nr. 7 (1962) en nr. 8 (1963) verscheen in twee delen van Raoul Vaneigem het artikel ‘Basisbanaliteiten’. Dat is in de loop van de tijd in enkele andere talen dan het Frans vertaald en in het Frans verschillende keren heruitgegeven. Geert Carpels vertaalde het nu in het Nederlands. Het is te omvangrijk om het hier in zijn geheel op te nemen. Daarvoor verwijs ik naar de site van Globalinfo, waar het is te downloaden (zie hier). Ik ontleen wel enkele tekstgedeelten uit het geheel. Zo gingen er al vier delen van deze serie vooraf (voor de vierde, zie hier).

Hieronder het laatste deel. Het vormt een onderdeel van het artikel van Raoul Vaneigem in Internationale situationniste nr. 8 (1963) waarin het lompenproletariaat aan de orde gesteld wordt. [ThH]

Lompenproletariaat

De algemene banvloek die rust op het lompenproletariaat is een gevolg van het gebruik ervan door de burgerij. Ze kreeg van hen, bovenop het in evenwicht houden van de macht, de twijfelachtige krachten van de orde aangeleverd: meisjes, verklikkers, hand- en spandiensten, kunstenaars, … Maar binnenin het lompenproletariaat is de opmerkelijk radicale kritiek op de maatschappij van de arbeid latent aanwezig. Het misprijzen voor de handlangers en de bazen bevat een waardevolle kritiek op de arbeid als aliënatie, kritiek die tot op heden niet in overweging werd genomen, omdat het lompenproletariaat vol dubbelzinnigheden zit, maar ook omdat de productie van het welzijn en de strijd tegen de natuurlijke aliënatie zowel in de 19de als in het begin van de 20ste eeuw nog werden beschouwd als aanvaardbare voorwendselen.

Eens geweten dat de overvloed aan verbruiksgoederen niets anders was dan de andere zijde van de aliënatie in de productie, krijgt het lompenproletariaat een nieuwe dimensie; het bevrijdt haar misprijzen voor het georganiseerde werk dat langzaamaan, in het tijdperk van de Welfare State, het gewicht krijgt van een eis die alleen de regeerders nog weigeren onder ogen te zien.

Ondanks de pogingen tot recuperatie door de macht wordt elke ervaring van het dagelijkse leven, elke poging tot constructie van dat leven (illegaal die constructie, sinds de vernietiging van de feodale macht toen die constructie werd beperkt in reikwijdte en voorbehouden aan enkelen) in feite verwezenlijkt door de kritiek van de aliënerende arbeid en door de weigering zich te onderwerpen aan de dwangarbeid. In die mate zelfs dat het nieuwe proletariaat ertoe neigt zich negatief voor te stellen als “het Front tegen de dwangarbeid” dat iedereen verzamelt die weerstand biedt tegen de recuperatie door de macht.

Dit is de omschrijving van ons actieterrein waar we de list van de geschiedenis uitspelen tegen de list van de macht, hier zetten we in op de arbeider (metaalarbeider of kunstenaar) die – bewust of niet – het werk en het georganiseerde leven weigert, en zetten we in tegen diegene die – bewust of niet – aanvaardt om de bevelen van de macht op te volgen. In dit perspektief is het redelijk om een overgangsperiode te voorzien waarin de automatisering en de wil van het proletariaat het werk volledig overlaten aan de specialisten, zodat de managers en bureaucraten worden gereduceerd tot tijdelijke slaven.

In een algemene automatisering, zullen de “arbeiders”, in plaats van toezicht houden op de machines, toezicht houden over de cybernetische deskundigen die er nu slechts voor moeten zorgen de productie te verhogen, productie die niet meer de prioritaire sector zal zijn, maar ten gevolge van een ommekeer van perspectief, zal instaan voor de voorrang van het leven op het overleven.

Raoul Vaneigem (Vertaling Geert Carpels)

  • Eerder verschenen bij Libertaire Orde
    Hieraan is ook de uitgelichte afbeelding ontleend