Basisbanaliteiten 4: Situationisten

In het Franse tijdschrift Internationale situationniste nr. 7 (1962) en nr. 8 (1963) verscheen in twee delen van Raoul Vaneigem het artikel Basisbanaliteiten. Dat is in de loop van de tijd in enkele andere talen dan het Frans vertaald en in het Frans verschillende keren heruitgegeven. Geert Carpels vertaalde het nu in het Nederlands. Het is te omvangrijk om het hier in zijn geheel op te nemen. Daarvoor verwijs ik naar de site van Globalinfo, waar het is te downloaden (zie hier). Ik ontleen wel enkele tekstgedeelten uit het geheel. Zo vindt u reeds de twee verschillende voorwoorden van de hand van Vaneigem bij de twee Franse heruitgaven, eveneens vertaald door Geert Carpels, Voorwoord (hier), Voorwoord II (hier) en een Samenvatting IS 7 (zie hier). Maar er valt meer te vermelden.

De Amerikaanse auteur en vertaler, Ken Knabb, is onder meer bekend als vertaler in het Engels van Guy Debord en teksten van de Situationistische Internationale. Hij heeft een archief gevormd voor al dit werk onder de naam ‘Bureau van Publieke geheimen’. Voor wie het nuttig dunkt, zie de site van dit Bureau, hier.

Hieronder volgt deel 4. Het vormt een onderdeel van het artikel van Raoul Vaneigem in Internationale situationniste nr. 8 (1963) en handelt over de situationistische gedachten. [ThH]

Situationisten

We beweren niet dat we het monopolie hebben op de intelligentie maar wel op haar gebruik. We hebben een strategische positie, centraal in elk conflict. Wanneer iemand onze teksten in de goot gooit omdat ze hem de haren ten berge doen rijzen, dan heeft die daad meer betekenis dan moest hij ze lezen, half begrijpen en ons een verduidelijking vragen waarmee hij zichzelf kan bewijzen dat hij een intelligent en gecultiveerd mens is, met andere woorden een domoor.

Men zal vroeg of laat moeten begrijpen dat de woorden en zinnen die we gebruiken achterlopen op de realiteit, met andere woorden, dat de vertekening en de onhandigheid van onze manier om ons uit te drukken (hetgeen door iemand met goede smaak niet onterecht werd omschreven als “een nogal hermetisch en irritant terrorisme”), te maken hebben met het feit dat we ons ook hier in het centrum bevinden, op de warrige grens waar het oneindig complexe gevecht wordt geleverd tussen de taal die door de macht wordt gevangen gehouden (conditionering) en de bevrijde taal (poëzie). We verkiezen, boven wie een stap te laat achter ons aanholt, iemand die ons uit ongeduld verwerpt omdat onze taal nog geen authentieke poëzie is, dat wil zeggen, nog geen vrije constructie van het dagelijkse leven.

Alles wat verband houdt met de gedachte staat in verband met het spektakel. De meeste mensen leven in doodsangst, wijselijk onderhouden door de macht, ooit wakker te worden voor zichzelf. De conditionering, de speciale poëzie van de macht, breidt haar greep zo ver uit (alle materiële uitrusting is haar bezit: pers, TV, stereotypen, magie, traditie, economie, technologie – wat we de gevangen taal noemen) dat ze erin slaagt hetgeen Marx de niet gedomineerde sector noemt, te vervangen door een andere (zie verder punt 26, het robotportret van de “overlever”). Maar de ervaring, de belevenis laat zich niet zo gemakkelijk herleiden tot een opeenvolging van lege voorstellingen.

De weerstand tegen de uitwendige organisatie van het leven, dat wil zeggen tegen de organisatie van het leven als overleven, bevat meer poëzie dan al wat ooit werd uitgegeven in verzen of in proza. En de poëet, in de letterlijke betekenis van het woord, is diegene die dit heeft begrepen of minstens aangevoeld. Maar dergelijke poëzie wordt zwaar bedreigd. Natuurlijk is die poëzie, vanuit situationistisch standpunt, niet klein te krijgen en niet recupereerbaar door de macht (een gerecupereerde daad wordt een stereotype, een conditionering, taal van de macht). Dat neemt niet weg dat die poëzie volledig omcirkeld is door de macht.

Het isolement is de manier van de macht om het onoverwinnelijke te omcirkelen en in haar greep te houden en toch is dit isolement onleefbaar. De twee kaken van de tang zijn enerzijds de dreiging met desintegratie (waanzin, ziekte, dakloosheid, zelfmoord), anderzijds de afstandsbediende therapieën (lege communicatie, cohesie van familie of vrienden, psychanalyse ten dienste van de aliënatie, medische zorg, ergotherapie). De eerste staat de dood toe, de tweede maakt het overleven mogelijk.

De Situationistische Internationale zal zich vroeg of laat therapeutisch moeten opstellen: we zijn bereid om de poëzie gemaakt door allen te verdedigen tegen de valse poëzie uitsluitend afkomstig van de macht (conditionering). Het is belangrijk dat de geneeskundigen en de psychanalysten dit eveneens begrijpen, op straffe van op een dag, net zoals de architecten en de andere apostelen van het overleven, de gevolgen van hun daden te moeten ondergaan.

***

Elk onopgelost, niet overstegen antagonisme verzwakt vanzelf. Die antagonismen kunnen pas evolueren wanneer ze gevangen blijven in de oude, niet overstegen vormen (anticulturele kunst in het culturele spektakel bijvoorbeeld). Elk radicaal niet-zegevierend verzet, of half zegevierend – hetgeen hetzelfde is – verwelkt langzaam in reformistisch verzet. Gefragmenteerde tegenstand is zoals de tanden van een raderwerk, ze grijpen op elkaar in en houden de machine van het spektakel, van de macht draaiend.

De mythe hield alle antagonismen binnen het archetype van het manicheïsme. Maar waar is het archetype te vinden in een gefragmenteerde maatschappij? In feite verschijnt de herinnering aan de oude antagonismen, uiteraard onder hun verminderde en niet agressieve vorm, vandaag als de laatste inspanning voor coherentie in de organisatie van de schijn. Het spektakel is immers het spektakel geworden van de verwarring en van de gelijkwaardigheden. We zijn bereid elk spoor uit te wissen van die herinneringen door in een nabije radicale strijd alle energie te verzamelen afkomstig uit de oude antagonismen. Uit alle door de macht ommuurde bronnen kan een stroom ontspringen die het relief van de wereld verandert.

In een karikatuur van de antagonismen dringt de macht er bij iedereen op aan voor of tegen Brigitte Bardot te zijn, de nieuwe roman, de Citroën 2 PK, de spaghetti, de mescal, de minirok, de VN, de Klassieken, de nationalisering, de atoomoorlog en liften [auto-stop].

Iedereen wordt om een mening gevraagd over alle mogelijke details om gemakkelijker een mening over de totaliteit te kunnen verhinderen. Dit maneuver, hoe zwaar op de hand ook, zou gelukt zijn indien de handelsreizigers die er van deur tot deur mee moeten leuren, zich niet bewust waren geworden van hun eigen aliënatie. De passiviteit, aan de bezitloze massa opgelegd, wordt nu uitgebreid met de groeiende passiviteit van de machthebbers en van de belanghebbenden, onderworpen aan de abstracte wetten van de markt en van het spektakel en genietend van een steeds minder doeltreffende macht over de wereld.

Nu al zien we de tekens aan de wand van een revolte bij de vedetten die proberen te ontsnappen aan de publiciteit of bij de leiders die hun eigen macht bekritiseren, Brigitte Bardot of Fidel Castro. (Als dergelijke neigingen bij deze laatste al ooit bestaan hebben, zijn ze snel verdwenen. De Situationisten waren de eersten om zijn despotische gedrag en zijn vrijheidsberovende politiek aan te klagen. De andere vedette heeft zich evenmin ontdaan van haar merknaam waarvan de uiterste armoede slechts de lach en de revolte kan opwekken bij al wie de intelligentie en de gevoeligheid heeft om de strijd  tegen het dierenleed niet te scheiden van de strijd voor de menselijke emancipatie.) De instrumenten van de macht verslijten en daar moet rekening mee worden gehouden want ook die instrumenten snakken naar vrijheid.

Raoul Vaneigem (Vertaling Geert Carpels).

– Eerder verschenen bij Libertaire Orde. Hieraan is ook de uitgelichte afbeelding ontleend.