” Wie serieus wil deelnemen aan het debat over het Palestijns-Israelische conflict moet meer in huis hebben dan wat populaire kreten. Om de kennis van Nederlandse studenten te vergroten, biedt CIDI een collegereeks aan over Israels politieke situatie. De inschrijving voor januari 2013 is nu geopend.”
Met deze woorden introduceert het CIDI (Centrum Informatie en Documentatie Israel) op zijn site zijn jaarlijkse reeks colleges van dit lopende studiejaar, een reeks waar je als student van een Nederlandse universiteit of hogeschool studiepunten mee kunt vergaren.
Ik kan me zonder moeite achter de openingszin van het CIDI scharen: inderdaad, wie mee wil praten over het Israelisch-Palestijnse conflict moet meer in huis hebben dan wat kreten. Maar verschaft het CIDI ook wel net dat beetje meer dat daarvoor nodig is? De serie van dit studiejaar omvat 11 colleges, en daar zitten onderwerpen bij als de verhouding Amerika-Israel, Europa-Israel en Nederland-Israel, Internationale organisaties (VN) en Israel, historische achtergronden van Israel, en het Israelische beleid ten aanzien van ‘vredesopties’. Maar wat toch in de eerste plaats opvalt is dat het wel heel veel ‘Israel’ is en dat ‘de andere kant’ er buitengewoon karig afkomt. Niemand geeft bijvoorbeeld college over de Palestijnse kant. (Alhoewel weer wèl over ‘Islamitische bewegingen en de Arabische Lente’ en ‘de Arabische perceptie van het Israelische buitenlandse beleid’ – over dat laatste zo dadelijk meer). Maar voor de rest vallen de onderwerpen geschiedenis van het conflict vanuit Arabische perspectief, Iran, of Turkije op doordat ze zo volstrekt afwezig zijn. Daarnaast is onduidelijk of de school van ‘new historians’ in Israel wel aan bod komt. En dan bedoel ik niet alleen de bekende namen als Benny Morris en Ilan Pappé, maar ook de hele groep sociologen en menswetenschappers die kritisch staat tegenover de sociale en politiek ontwikkelingen in de hudiieg Israelishe maatschappij.
Als we naar de keuze van de mensen kijken die de colleges gaan geven, lijkt me die vraag zeker op zijn plaats. Er paar zijn namen waar niemand zich een buil aan kan vallen (Leurdijk, Willem Post, Bart Wallet, Roel Meijer, Fred Grünfeld), maar daarnaast zij n er ook een paar die dikke vraagtekens oproepen. Ik pik er drie uit:
30 januari Israel en het internationaal recht
Dr M. de Blois, plaatsvervangend commissielid College voor de Rechten van de Mens, universitair hoofddocent Rechtstheorie/Encyclopedie van het recht aan de Universiteit Utrecht.
De Blois is schrijver van een boek, ‘Israël: een staat ter discussie?’ (uitgeverij Groen, Heerenveen,2010) dat mede is uitgegeven door Christenen voor Israel. Ik citeer uit een bespreking:
‘In de inleiding van het boek stelt De Blois dat Israël zich vrijwel permanent in een denkbeeldige beklaagdenbank bevindt, vanwege vermeende schendingen van het internationaal recht. Hij haalt daarbij de woorden van Alan Dershowitz, hoogleraar aan Harvard, aan, die Israël de ‘Jew among nations’ heeft genoemd. (…)
Sinds de gebieden in 1967 in handen van Israël vielen, worden ze door velen aangeduid als ‘bezette gebieden’. Deze kwalificatie is volgens De Blois onjuist, omdat de term het Mandaat miskent, waarin sinds 1923 de vestiging van het Joods nationaal tehuis in het gehele gebied tussen de Middellandse Zee en de Jordaan voorziet. Overigens vóór 1923 ook ten oosten van de Jordaan, in wat nu Jordanië heet. De ‘bezette gebieden’ valt derhalve binnen het territorium van het mandaatgebied. Ipso facto maken deze gebieden daarom deel uit van de staat Israël. Een staat, zo benadrukt De Blois, welke het resultaat is van de uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht door het Joodse volk. Bovendien vormen Judea en Samaria, inclusief Oost-Jeruzalem, het historische ‘hart’ van Eretz-Israël. (…)
Over de nederzettingen in de omstreden gebieden, zegt De Blois dat deze door de critici van Israël onterecht worden gezien als een ernstige inbreuk op het internationale recht en als een obstakel voor de vrede. De nederzettingen bevinden zich in het oorspronkelijke gebied van het Mandaat dat was aangewezen voor de vestiging van het Joods nationaal tehuis en de rechten van het Joodse volk onder het Mandaat zijn nooit komen te vervallen (p.59). Joden hebben het volste recht zich te vestigen in Judea, Samaria en Oost-Jeruzalem.”
Conclusie: De Blois behoort tot een school die vindt dat het mandaat van 1923 dat de Volkenbond aan Groot-Brittannië is verleend over het gehele gebied van Palestina niet is komen te vervallen met de Britse terugtrekking van 1948, of de delingresolutie van de Algemene Vergadering van de VN (resolutie 181) die Palestina (minus Jordanië) verdeelde in een Palestijns en een Joods gebied , op basis waarvan de staat Israel later werd uitgeroepen. De Blois behoort daarmee tot een piepkleine minderheid binnen de wereld van internationale juristen, een minderheid die vrijwel alleen weerklank vindt binnen de bevolking van de Israelische nederzettingen en hun supporters.
13 februari Europa en Israel
Dr. A. Pijpers, Senior Research Fellow aan het ClingendaelEuropean Studies Programme, specialist buitenlandpolitiek EU
Wie meer wil weten over de wetenschappelijke kwaliteiten van Dr Pijpers doet er goed aan zijn paper ‘Vrede in Palestina -Confrontatie met Iran? te lezen die hij in september 2009 schreef voor het Instituut Clingendael. We kunnen daar in lezen dat de tijd dringt om actie te ondernemen tegen het kernprogramma van Iran, zonder dat hij met cijfers of andere aanwijzingen komt. Ook kunnen we uit deze paper vernemen dat de Cast Lead aanval van Israel op Gaza van datzelfde jaar bijzonder geslaagd was, dat Hamas zware slagen waren toegebracht en dat het nu ongetwijfeld geruime tijd rustig zou zijn aan Israels zuidgrens. (We hebben het waarheidsgehalte van deze bewering enkele weken geleden nog uitgebreid kunnen toetsen). Ook praatte Pijpers het grote aantal burgerslachtoffers goed. Bij hem vernemen we niets over witte fosfor, of families die er ongeluk werden uitgeroeid. Nee, het was allemaal de schuld van Hamas dat raketten lanceerde vanuit dichtbevolkte gebieden. Ik kan zo nog een tijdje doorgaan met citeren uit deze paper die in wezen niet veel anders is dan in deftige taal gestelde borrelpraat. Maar het meest choquerende vind ik toch wel dat Pijpers, in een stuk voor een denktank die toch een zekere standing probeert te halen, in meerdere voetnoten verwijst naar MEMRI (een organisatie die geen enkele academische standing heeft en is opgezet door een ex-kolonel van de Israelische militaire inlichtingendienst en andere Israeli’s met duidelijk politieke oogmerken). Nog erger is dat hij voor wat betreft een beoordeling van de Palestijnse organisatie Hamas, zelfs verwijst naar het‘uitstekende’ boek van Wim Kortenoeven. MEMRI zowel als Kortenoeven, dat zonder enige twijfel een van de meest bevooroordeelde en slechtste boeken is dat over dit onderwerp is geschreven, zijn bronnen die in academische kringen nooit of te nimmer zullen mogen worden gehanteerd. Ook Pijpers, zo is daarmee wel bewezen, haalt niet een niveau dat rechtvaardigt dat voor het volgen van zijn colleges academische punten worden toegekend.
Dan nummer 3:
23 januari De Arabische perceptie van het Israelische buitenlandse beleid Drs. R.H. Hoff , geschiedkundige, politicoloog en Midden-Oostendeskundige; docent Geschiedenis en Buitenlandse Politiek, School voor de Journalistiek Utrecht.
Ruud Hoff is een aardige man, maar het is onduidelijk of hij verstand heeft van de Arabische perceptie van het Israelische buitenlandse beleid. Ik vraag me trouwens af of er iemand bestat die dat wèl heeft en wat daaronder wordt verstaan, want zoveel Arabieren als er zijn, zoveel zoveel percepties zijn er, zal ik maar zeggen. Een probleem met Hoff is dat hij geen Arabisch spreekt. Boevndien is hij niet nauwkeurig. Hij heeft een leerboek over het Midden-Oosten geschreven waar nog al wat op aan te merken is en ik heb indertijd zijn in 2005 verschenen boekje ‘Jasser Arafat’ (uitgeverij Aspekt) besproken in het blad ZemZem (ZemZem 2005/2). Uit der bespreking citeer ik dat hij de Arabische naam van Arafats Fatah-beweging fout had weergegeven, evenals de betekenis van het woord Fatah. Dat hij de besluiten van de vergadering van de Nationale Raad (het PLO-parlement) in 1988, waar Israel werd erkend, onjuist had weergegeven en dat zijn weergave van de top van Clinton, Barak en Arafat in Camp David in 2000 op zijn minst dubieus was. Dat waren – in een boek over Arafat, geen kinderachtige fouten. En dat waren ze nog bij lange niet allemaal.
Waarmee ik maar wil zeggen: Wie deze collegereeks gaat volgen zij gewaarschuwd. Je kunt er hier en daar vast wel wat van opsteken, maar bij tenminste drie colleges wordt je waarschijnlijk eerder onwijzer dan wijzer gemaakt. En het ergste van alles is natuurlijk dat de reeks zo eenzijdig is opgezet. Want dat is natuurlijk het grote raadsel van dit hele verhaal: hoe kan een collegereeks over het Israelisch -Palestijnse conflict die zo zorgvuldig vanuit Israelisch perspectief is opgezet dat de Arabische kant er zelfs nauwelijks in voorkomt, in godesnaam goed zijn voor studiepunten in academisch verband??
Verscheen eerder bij abu-pessoptimist. Auteur: Martin Hijmans.
Sorry, dat ik het in breder perspectief trek.
Je kan (en moet) je druk maken over deze gang van zaken.
Maar zij is inherent aan het wetenschappelijke bedrijf. Je verengt je onderzoekveld tot je met betrekking tot je gegevens een stelling kunt poneren die je kunt bewijzen.
En natuurlijk is het dan een volgende stap om alles wat onwelvallig is buiten het blikveld te houden. Dat is de (retorische) truc.
En aangezien deze truc nog steeds ongestraft wordt toegepast, hecht ik geen waarde aan het begrip ‘wetenschap’.