Twee decennia geleden heb ik een (prijswinnend, maar u ziet, ik ben eenvoudig gebleven) essay geschreven over gewenste schaalverkleining bij het openbaar vervoer in Amsterdam.
Het resultaat hiervan was een met klein materieel gereden buslijn over de Prinsengracht, de eerste en enige openbaarvervoerlijn in de hoofdstad die een gracht volgde, die je kon “neervlaggen” om een anglicisme te gebruiken (met een wenk te kennen geven dat je wilde in- of uitstappen, er waren geen haltes behalve een begin- en een eindpunt). Natuurlijk moesten raadsleden wel even naar Canada om te kijken hoe dat ging met zo’n lijn, op mijn enkele essay afgaan, stel je voor… Een reisje dat uiteraard een bedrag van zeven cijfers moest kosten.
Na het instellen van de lijn werd er uitsluitend onophoudelijk geklaagd van hogerhand dat hij onrendabel was. Hij werd eerst Opstapper genoemd. Hij kreeg vervolgens een Engelse naam die ik gezegend vergeten ben, dat klonk vlotter en eigentijdser en ook leuker naar de toeristen toe enzo. Maar het geklaag over het onrendabele bleef. Dus moest hij maar minder vaak rijden. Daar moedig je passagiers mee aan! Dus werd de lijn opgeheven, en een particulier initiatief om hem voort te zetten, uit de kringen van lokale partij Redt Amsterdam!, werkte niet.
Dus niks kleinschaligheid. Sindsdien zijn er twee “onrendabele” tramlijnen opgeheven en ja, je kunt er op wachten: er is altijd wel een lijn “met de minste passagiers”, dus je kunt met opheffen nog wel even doorgaan. Behalve het speeltje voor de bouwmaffia, de Noord-Zuidlijn, waarvoor de stad inmiddels ook al decennia lang er als een griebuszooi bijligt, hoeft men op niets te rekenen wat voorzieningen betreft. Bezuinigen, opheffen – en het aardige is dat dit alles ons als een zegening wordt opgedist. Wat doe je als je over een afstand van achthonderd meter geen halte meer in stand houdt?
Dan zeg je:
Om u snellere routes te bieden, zijn we vorig jaar gestart met het opheffen van haltes die weinig gebruikt werden of heel dicht bij elkaar lagen. Per 14 december geldt voor een aantal routes dezelfde versnellingsslag. Uiteraard blijft er altijd een halte binnen een paar honderd meter in de buurt.
“Een paar honderd meter”, een stuk of acht, dat loop je toch even… (Of ja, deel het door de helft, dan zijn het er vierhonderd). En je noemt het “versnellingsslag” wat eenvoudigweg betekent dat er minder trams hoeven te rijden wegens inkorten van de omlooptijd. En het opgeven door minder goed lopende passagiers.
En intussen wel schijnheilig doen alsof je kinderwagen-, invalide- en rollatorgebruikstervriendelijk vervoer aanbiedt.
Ik kan meer schrijven maar mijn walging laat dit niet toe.
TOEVOEGING
De redenering dat openbaar vervoer geen openbaar vervoer is maar een product dat “rendabel” moet zijn heerst nu eenmaal overal in het Nederland van VVD en PvdA: zie ook hier dit voorbeeld uit Nijmegen.
Pingback: Uit demonstreren in het neoliberale pretpark Amsterdam | Krapuul