Rusland: kleiner protest, sociale dimensies van het conflict

Het groots aangekondigde protest tegen Poetins herverkiezing trok minder deelnemers dan de 50.000 waarop organisatoren klaarblijkelijk op hadden ingezet. Je kunt je afvragen – zoals bijvoorbeeld op het NOS journaal omstandig gebeurde – of daarmee de protestbeweging aan het verdampen is. Volgens mij is die conclusie echter veel te voorbarig, uitingen van oppositie op staat zullen niet verdwijnen. Maar in de oppositiekrachten tegen Poetin zijn wel allerlei problemen, tekortkomingen en erger merkbaar, die een effectief en positief verzet tegen het Poetin-bewind niet bepaald makkelijker maken. Enige observaties over de oppositie in Rusland zijn dan ook niet misplaatst. Maar eerst is een kijkje naar de demonstratie van afgelopen dag wel zinvol.

Die dag was dus, qua opkomst, een beetje een tegenvaller voor de oppositie. Maar er is geen reden voor overdreven somberheid. Tussen de tien- en twintigduizend betogers tegen een regering is in Rusland nog altijd bijzonder veel. Nog maar een paar jaar geleden waren oppositiemensen blij met vijfhonderd of duizend deelnemers. En het is niet vreemd dat, als een beweging heeft ingezet tegen de herverkiezing van iemand, die beweging vaart kwijtraakt als het directe doel niet is bereikt. Het was te verwachten, en dus helemaal niet shockerend, dat – een week na verkiezingsdag – het protest niet de omvang zou krijgen die in de aanloop naar de verkiezingen enkele malen voorkwam. Niets aan de hand, op zichzelf.

Opvallend was wederom de houding van het gezag. Wederom grote aantallen agenten paraat, 2.500 volgens de politie in Moskou zelf entwee politiehelicopters in de lucht. Vijfentwintighonderd agenten tegenover pakweg 20.000 demonstranten is trouwens nog altijd een minder groteske getalsverhouding dan “228 politiemensen op hooguit 150 demonstranten”, zoals vorig jaar op Een Mei in Utrecht. Wie de repressie in Rusland wil hekelen zonder de, langzamerhand nauwelijks lichtere, repressie in Nederland aan de kaak te stellen, begeeft zich op het gladde ijs der hypocrisie. Maar ik dwaal af.

De afloop in Moskou leek op die van de protesten afgelopen maandag – en op de rituele gang van zaken die in Nederland ook steeds meer het patroon is geworden. De grote manifestatie werd ongemoeid gelaten door de politie. Maar toen zestig mensen de oproep van actieleider Oedaltsov beantwoordden en achterbleven voor een sit-in, maakte de politie daar een einde aan en pakte mensen op. Niet die ruwheid echter viel op, maar het toch wel erg geringe aantal mensen dat bereid was iets verder te gaan dan het gezag tolereerde. Dáár – en niet in de opkomstcijfers op zichzelf – zien we wel een zwakte in het protest. Maar is het vreemd dat mensen geen zin hebben n in duwen, trekken, meppen en arrestatie? De acute teleurstelling is wat weggeëbd, de woede iets minder direct, het perspectief van snel succes achter een onduidelijke horizon verdwenen. Frustratie en een zekere berusting zijn dan begrijpelijke gevoelens, en ze dragen niet bij tot het op gang krijgen van directe actie met bredere deelname.

Daarmee komen we bij de vraag: wat voor perspectieven hebben de protesten, nu Poetin zijn baantje weer terug heeft? En wat zijn eigenlijk de sociale en politieke krachten die de protesten dragen? Waarnemers wijzen, wat dit laatste betreft, vaak op het middenklasse-karakter van de protesten. Daar zit iets in, maar tegelijk is het ook te beperkt gesteld. In een reportage van Michel Krielaars in de NRC, over een protest en tegenprotest op 27 februari. observeert hij verschillen tussen de Nasji, de Kremlin-fanclub, enerzijds, en de Witten, de demonstranten tegen Poetin, anderzijds. “Opvallend was, zoals altijd, de wereld van verschil tussen de Nasji en de Witten. Een kwestie van afkomst en opleiding. De Nasji komen zichtbaar uit arme gezinnen uit de provincies en studeren aan de wat mindere universiteiten (…) De Witten zijn vaak goedopgeleide en geïnformeerde professionals, afkomstig uit grootstedelijke milieus van de intelligentsia. Van de tweehonderd die ik heb aangesproken was meer dan de helft jurist, hoogleraar, leraar of zelfstandig zakenman. Ze kregen steunbetuigingen van het autoverkeer. Niet van de inzittenden van Lada’s, maar van duurdere middenklasse-merken als BMW, Mercedes, Range Rover en Lexus.” De Poetin-aanhang armer en lager opgeleid, de aanhang van de oppositie hoger opgeleid en gemiddeld welvarender, het is een beeld dat her en b der bevestigd wordt. Anatoly Karlin analyseert op Aljazeera wat cijfers over demonstraties pro en contra Poetin, en wijst erop dat dedemonstraties tegen Poetin in november tot en met februari niet echt omvangrijker werden. Hij wijst er bovendien op dat volgens een peiling nogal wat mensen keer op keer aan de betogingen deel hadden genomen. Er was dus sprake van een goed gemotiveerde, maar niet stelselmatig uitdijende, aanhang. Dat past bij een protest vanuit intellectuelen, studenten en hoger opgeleiden; als de vonk echt zou zijn overgeslagen naar lager opgeleide en armere arbeiders, zou je grotere en vooral aanzwellende demonstraties verwachten.

Maar het zou erg misplaatst zijn om de beweging daarmee af te doen als rijkeluisprotest of intellectuelenactivisme. Daarvoor is de opkomst te groot, de deelname ook te divers. Er was flinke activiteit van bijvoorbeeld studenten. En ik ken de salarisschalen in Rusland niet, maar onder de vier door de NRC genoemde beroepen zat ook dat van leraar. Relatief hoog opgeleid, maar doorgaans bepaald niet zeer hoog betaald, en echt niet typisch een middenklasse-beroep. Dat de basis van de protestbeweging breder was dan middenklasse, intelligentsia en dergelijke, bevestigd met nadruk ook Masha Gessen in de Guardian. Die verwijst naar ene peiling die bij één van de grote demonstraties onder deelnemers was gehouden. Wat resultaten: “een meerderheid waren witteboordenwerkers, maar slechts ene kleine minderheid waren managers; 8 % waren blauweboordenwerkers, 2 % waren huisvrouwen en 12 % waren voltijdsstudenten. Ze waren ook niet bijzonder welvarend: slechts 5 % zei dat ze alles wat ze nodig hadden of wilden, konden kopen; 28 % zeiden dat ze zich een auto konden veroorloven, maar dat ze toch hun uitgaven mnoesten beperken…”Veertig procent kon wel enkele dure apparaten – koelkast, TV – kopen, maar geen auto;  “21 % zei dat ze genoeg geld hadden voor eten een kleding, maar niet meer dan dat; en 7 % zei dat ze niet genoeg kregen voor zelfs de eerste levensbehoeften.” Relatief veel mensen die redelijk goed konden rondkomen, maar wel degelijk ook armere mensen.

De protestbeweging is vooral ook een grootstedelijk fenomeen, ook al is het iets méér dan dat. Ik schreef al eens over het poppenprotest in de Siberische plaats Barnaul, bepaald geen wereldstad. En Masha Gessens wijst op een protest van 120 mensen in Kovrov, een stad met 145.000 inwoners. Dat is minder dan de 200.000 inwoners van Tilburg, waar een demonstratie van 120 bepaald opzienbarend nieuws is. Er is dan ook geen reden om geringschattend te doen over de protesten die wel degelijk ook in provinciesteden – waar de greep van oude machthebbers vaak steviger is – hebben plaatsgevonden. De huidige protesten zijn dan ook niet bepaald een aangelegenheid van de middenklasse en intelligentsia van Moskou en St Petersburg alléén. De protesten hebben in de grote steden wel het meeste draagvlak, dat blijkt ook uit verkiezingscijfers. In Moskou kreeg Poetin zelfs minder dan vijftig procent. Opvallend is ook de uitslag op de Staatsuniversiteit van Moskou die ik in een overzicht van Twitterberichtjes, verzorgd door MR zine, zag: 626 voor Prochorov, 352 voor Zjoegavov, 86 voor Mironov en… 84 voor Poetin. De president heeft geen meerderheid in de hoofdstad van waaruit hij bestuurt, en heeft studenten en intellectuelen in grote aantallen tegenover zich. Dat is helemaal geen slecht uitgangspunt voor verder verzet.

Samenvattend valt de sociale basis van de protesten dan ook te omschrijven als: grote delen van de middenklasse – zowel de commerciële middenklasse als hoger opgeleid personeel personeel -, de intelligentsia, de studenten bovendien, vormen de ruggengraat van de beweging. Een klein aantal zeer rijken, topondernemers, deden ook mee, en kleine aantallen uit de armere bevolking eveneens. Wat hen bond en bindt is frustratie wegens onvrijheid, de perceptie dat het bestuur en de politiek gemanipuleerd worden van hogerhand; dat verkiezingen frauduleus verlopen, is daarvan een bevestiging. Maar het verlangen naar vrijheid zit dieper. Dit is méér dan een verkiezingsprotest, en veel meer dan een uiting van frustraties van slechte verliezers of zoiets. Dat juist intellectuelen en studenten dit vrijheidsverlangen voelen is niet vreemd. Het uiten, verspreiden en bespreken van ideeën – ook botsende, ook grensverleggende – vloeit uit hun rol en zelfbeeld voort. Revoltes voor meer vrijheid beginnen heel vaak juist in dit soort groepen, en laten wel vaker lager geschoolden en lager betaalden aanvankelijk onberoerd. De druk van het dagelijks bestaan is onder bijvoorbeeld fabrieksarbeiders en schoonmakers veelal zo groot dat ze niet direct tijd en puf hebben om de straat op te gaan voor abstract -overkomende verlangens naar vrijheid. Tegelijk is precies die vrijheid een benodigdheid die juist ook arbeiders nodig hebben als ze voor hun rechten en verlangens opkomen.

Maar het waren veelal arbeiders vooral buiten de grootste steden, die Poetin bleven steunen. Dat was niet uit enorm enthousiasme of zoiets, maar eerder uit een combinatie van enkele andere overwegingen. Arbeiders en gepensioneerden constateerden dat hun loon of uitkering weliswaar niet overhield. Maar, in tegenstelling tot in de jaren negentig onder president Jeltsin, werden pensioen of salaris wel op tijd uitbetaald. De economische ineenstorting van 1992-1998 had in tussen plaats gemaakt voor iets van rust op dat front, een zekere groei in veel van de Poetin-jaren. De terugkeer van een beetje bestaanszekerheid viel samen met het bewind van Poetin. Zoals zo vaak in vergelijkbare gevallen, vertaalde zich dat in steun voor de machthebber, in dit geval voor Poetin.

Een tweede factor die arbeiders vooralsnog Poetin doet steunen, ligt bij de oppositie zelf. Die is er niet in geslaagd om iets van een aansprekend programma, een eisenpakket of iets dergelijks, naar voren te brengen dat naast vrijheidsverlangens juist ook sociaal-economi9sche thema’s tot uiting bracht. Want dat arbeiders berusten in Poetin, dat ze blij zijn dat ze niet meer een half jaar op hun inkomen hoeven te wachten – of ervoor in (honger)staking moesten gaan om het af te dwingem zoals mijnwerkers destijds deden – wil niet zeggen dat ze blij zijn met hun loon, hun arbeidsomstandigheden, de vervallen infrastructuur en dergelijke. Een protestpolitiek die dát aan de orde stelt, en combineert met een gevecht om meer vrijheid zodat je tegen zulke narigheid effectief strijd kunt voeren, is niet alleen op zichzelf principieel een juiste keus. Het biedt tegelijk ook openingen naar verbreding van het protest.

Maar juist op dit punt hebben de meeste en de grootste stromingen in de oppositie – en zéker de presidentskandidaten – geen hoopgevende antwoorden. Een Poetin die je kent, en waaronder je je geld maandelijks netjes krijgt, en een oppositie waarvan dat laatste maar afwachten is en die niets meer biedt dan vrijheidsleuzen, verontwaardiging over verkiezingsfraude, vaak doorspekt met oproepen tot nationalisme – het is zuur, maar helemaal niet vreemd dat heel veel mensen toch Poetin zijn blijven steunen. Dit kan echter veranderen – als een nieuwe recessie het beetje bestaanszekerheid bedreigt, én als er oppositiekrachten opstaan die de geschetste koppeling tussen vrijheidsstrijd en sociaal verzet wél maken en er zich effectief voor inzetten. Dat werpt de vraag op: hoe zit die oppositie dan verder in elkaar? Zijn er krachten die verder kijken dan verkiezingsfraude, en die zich niet opsluiten in nationalistische praat? Dat vergt een volgend artikel…

*En overigens ben ik van mening dat de antikapitalistische demonstratie, 31 maart in Utrecht, niet alleen deelname verdient, maar dat ook de oproeptekst en de Facebook-oproep best wat extra verspreiding zouden kunnen gebruiken. Let’s make it big and strong.

 

 

Verscheen eerder op peterstormschrijft.wordpress.com. Auteur: Peter Storm.

1 gedachte over “Rusland: kleiner protest, sociale dimensies van het conflict”

  1. Een tweede factor die arbeiders vooralsnog Poetin doet steunen, ligt bij de oppositie zelf. Die is er niet in geslaagd om iets van een aansprekend programma, een eisenpakket of iets dergelijks, naar voren te brengen dat naast vrijheidsverlangens juist ook sociaal-economische thema’s tot uiting bracht.

    Dit gebrek aan een echt alternatief hoort zeker op nummer één.

Reacties zijn gesloten.