Toen ik zestien was, werd ik eindelijk van school getrapt. Tot dat moment had ik geweigerd om ook maar een boek open te slaan en had ik alleen maar voor de lol geleefd. Mijn vader vond een baantje voor me in de fabriek en ik mocht de hele dag in de fabriek aan een lopende band dozen vullen en dat in een moordend tempo. Maar ik verdiende er wel mooi zeshonderd gulden per maand mee en dat was een stuk meer dan mijn studerende vrienden hadden.
Tijdens het vullen van de dozen zag ik door de gangen grijze koppen lopen in een mooi pak en ze hadden een mapje onder hun arm. Ze hadden een relaxte uitstraling en reden nog in een grote auto ook.
Ik dacht “Dat wil ik ook wel!”
Het bedrijf gaf mij een kans en ik ging terug naar de door mij zo gehate schoolbanken. Dat wil zeggen, werken en leren tegelijkertijd. Eén à twee avonden in de week en soms op zaterdagochtend en dat zestien slopende jaren lang.
Met de diploma’s kwamen de andere banen en kostgeld werd huur en de huur werden hypotheken.
Mijn fiets werd een brommer, de brommer werd een motor en de motor werd een auto.
De abonnementen en verzekeringen namen toe en zo werden de vaste lasten steeds hoger, tot het moment dat je eigenlijk niet meer terug kon en je een slaaf werd van je eigen leven.
De werkdruk nam steeds meer toe. Iedere avond naar huis en er dan achterkomen dat je weer geen tijd had gehad om je brood op te eten, en ’s nachts wakker liggen vanwege weer een moeilijke beslissing die je moest nemen. Om dit leven te ontvluchten kreeg je drie weken vakantie. Het liefst ging ik dan zover mogelijk weg van de val waar ik in was getrapt. Het liefst naar Afrika. Ver weg de wildernis in, waar de mensen vrij en gelukkig waren.
Wat was ik jaloers op die Afrikaan die relaxed leunend op zijn stok bij een paar geiten de wacht hield. Geen school, geen belasting, geen huur, geen vaste lasten, geen verstikkende regels en geen wekker. Van Irak en Bin Laden had hij nog nooit gehoord en zijn enige zorg waren meer geiten, koeien en meer vrouwen. Meer vrouwen betekende meer kinderen en dat had hij kans dat, mocht hij ouder worden dan vijftig, dat hij verzorgd zou worden tot hij vertrok naar de eeuwige jachtvelden.
Ik dacht “Dat wil ik ook wel!”.
Zodra ik uit de auto stapte keek de Afrikaan me aan. Een auto en mooie kleren. En ik dronk schoon water uit een plastic fles en ik richtte een fototoestel op hem om thuis ook nog iets van dit gevoel te kunnen oproepen.
Ik zag de Afrikaan denken. “Dat wil ik ook wel!”.
Prachtig.
Ben heel blij dat je weer terug bent Salonsocialist, goed artikel, ik hou van opmerkingen waar ik over na moet gaan denken, dank je!
Prachtig film met Rowan Atkinson & cie.