Hoezo verdween de nuance uit een kwaliteitskrant??? (Aflevering II)

Van Hans Moll, oud-redacteur van NRC-Handelsblad, verscheen onlangs het boek ‘Hoe de nuance verdween uit een kwaliteitskrant, NRC-Handelsblad neemt stelling tegen Israël’.
Ik had min of meer beloofd dat ik op dit boek zou terugkomen. Inmiddels heb ik het gekocht en gelezen. En vooruit, om maar met de deur in huis te vallen, het valt niet mee. Het is bepaald geen eye-opener. Moll geeft veel voorbeelden van stukken waaruit volgens hem een dimensie was weggelaten; hij noemt boeken die niet in NRC zijn besproken, en hij haalt stukken aan waarin de NRC volgens hem tendentieus aan de gang was. Ik voel me niet perse geroepen om de NRC te verdedigen. Maar, het spijt me voor Moll, voor mij raakt zijn aanval op zijn oude werkgever helemaal nergens kant of wal.
Waarom niet?
Simpelweg omdat het gaat over feiten en opinies die de toets der kritiek niet kunnen doorstaan. Ik heb het er op dit blog vaker over gehad (hier bijvoorbeeld) dat alles wat we over Israël -Palestina horen uit twee soorten waarheden, of beter: twee discoursen bestaat. De ene is de gewone werkelijkheid van feiten (historische zowel als actuele) die aan de hand van archieven, foto’s, ooggetuigenverslagen of wat dan ook, kunnen worden geverifieerd. De andere is een mythe, een constructie, gefabriceerde werkelijkheid.

In de echte, verifieerbare werkelijkheid is Israël gesticht nadat een groot deel van de autochtone bevolking van Palestina was verdreven. Daar zijn boeken over geschreven, door onder meer de historici Benny Morris en Ilan Pappé. Maar in de mythologische werkelijkheid van – helaas – de huidige politieke meerderheid in Israël, is het heel anders. Daarin zijn de Palestijnen helemaal niet verjaagd, maar gingen ze, na daar door Arabische radiostations te zijn opgeroepen, vrijwillig even weg om de Arabische legers de kans te geven Israël van de kaart te vegen.Daarna zouden ze weer terugkomen.

De verifieerbare werkelijkheid heeft allang korte metten gemaakt met dit verhaal, maar het heeft een taai leven. En wel omdat het Israëlische onderwijssysteem, veel Israëli’s, en ook veel van Israëls supporters, de historische bewijzen negeren. Zij blijven liever geloven in de ‘officiële’ Israëlische geschiedschrijving over de ‘onbevlekte’ geboorte van hun staat.

Ander voorbeeld: In de verifieerbare werkelijkheid houdt Israël de Westoever bezet en sticht het er steeds meer nederzettingen, die illegaal zijn volgens alle internationale regels en wetten. Ondertussen negeert Israël al jaren vredesvoorstellen, zoals dat van de Arabische Liga uit 2002. Daarin zeiden de Arabische landen (inclusief de Palestijnen) normale betrekkingen met Israel te willen als het de Westoever, inclusief Oost-Jeruzalem ontruimt. Maar in de gefabriceerde werkelijkheid is dat allemaal flauwe kul. Het vredesvoorstel van de Arabieren is doorgestoken kaart, een middel om Israël zand in de ogen te strooien. De Arabieren (en moslims) zullen Israël ael nooit accepteren, dat is tegen de Islam en trouwens velen (de meesten?) van hen zijn antisemiet. De nederzettingen spelen geen rol van betekenis en zijn ook niet illegaal, want de Westoever was van niemand toen hij werd bezet, en 2000 jaar geleden woonden er ook al eens Joden.

Zo kunnen we doorgaan. Eindeloos doorgaan. Er is namelijk haast geen feit over Israël te bedenken, of er staat wel een gefabriceerde versie tegenover. En niet voor niets. De gefabriceerde versies zijn er om Israël uit de wind te hounden als het onder druk staat om internationale wetten na te leven en zich verzoeningsgezinder op te stellen. De gefabriceerde versie is een wapen in een oorlog. En hoe meer Israël het te horen krijgt dat het moet ophouden met die nederzettingen en nu eindelijk eens vrede moet sluiten, hoe harder en meedogenlozer die oorlog wordt gevoerd. Het is een oorlog waarin vaak op de man wordt gespeeld, en waarin Israël steeds al het bedreigde slachtoffer wordt voorgesteld, ook als de feiten anders uitwijzen. Er zijn hele strategieën ontworpen voor deze oorlog. Ik kom daar binnenkort op terug.

Moll doet in zijn boek of hij dat allemaal niet weet. Meteen al in hoofdstuk 4 verwijt hij zijn oude krant dat een ingezonden brief van de Israëlische ambassadeur niet werd geplaatst. Ambassadeur Kney Tal had zich eraan geërgerd dat in een artikel over de ‘nakba’, de verdrijving van ruim 700.000 Palestijnen in 1948, in een bijzin werd vermeld dat de officiële Israëlische versie is dat de Palestijnen vrijwillig waren weggegaan, maar dat dit door historici is ontkracht. De ambassadeur schreef dat ‘nergens in het artikel werd aangestipt dat Israël in 1948 werd geconfronteerd met een ‘uitroeiïngsoorlog door Arabische Palestijnen met de legers van vijf Arabische staten aan hun zijde’.

Ik weet niet waarom de brief van Kney Tal is blijven liggen. Misschien was er gewoon geen plaats, misschien had de dienstdoende redacteur er inderdaad geen zin in om weer die achterhaalde oude koek in de krant te zetten. Maar voor Moll is dat een reden om te betogen dat de NRC alleen nog maar maar één kant van het verhaal wil laten horen. Immers, die Arabieren waren toch uit op vernietiging van de joodse staat? En was de moefti van Jeruzalem, hajj Amin al-Husseini, niet een vriend van Hitler? Waarmee Moll laat blijken dat er twee mogelijkhed zijn. Ofwel hij houdt zich van de domme en is te kwader trouw, ofwel laat zien dat hij zijn neus steekt in zaken waar hij gewoon geen verstand van heeft.

Laten we van het laatste uitgaan. Moll is te goeder trouw, maar hij weet inderdaad niet wat Simcha Flapan en Avi Shlaim naar boven hebben gebracht over de krachtsverhoudingen in die oorlog van 1948. Laten we aannemen dat hij onkundig van is wat Morris en Pappé over de verdrijving van de Palestijnen hebben gemeld. Laten we ervan uitgaan dat hij niet weet hoe de – inderdaad minder fraaie – rol van mufti Al-Husseini (die toen al lang geen mufti meer was, hij was door de Engelsen verbannen) door de gestaalde Israël-kaders steeds tot mythische proporties wordt opgeblazen om te bewijzen hoe antisemitisch die Palestijnen wel niet zijn. (Dat gebeurde overigens pas nadat het mufti-verhaal er in 1961 bij het Eichmannproces in Jeruzalem met de haren bij was gesleept op last van Ben Gurion).

Laten we aannemen dat Moll naïef is en geen weet heeft van de lange, en even vermoeiende als zinloze discussies die sinds jaar en dag over deze zaken zijn gevoerd. Maar is zo’n naïeve houding dan reden voor een boek? En wordt – wanneer zo’n brief van Kney Tal niet wordt geplaatst – de ‘nuance’ geweld aangedaan zoals hij betoogt? Heus? Werkelijk? Is die ‘waarheid’ waar ambassadeur Kney Tal mee aankomt dan niet bedoeld om die andere – echte – waarheid te ontkrachten? Het is toch het één of het ander? Of Israël werd met een uitroeiïngsoorlog geconfronteerd en stond tegenover een overmacht, of Israël was sterker en werd niet bedreigd. Zeggen dat beide waar zijn en dat Israël een beetje met uitroeiïng werd bedreigd lijkt me niet goed mogelijk. Hoezo dan de nuance?

Eigenlijk geldt dat mutatis mutandis voor alles waar Moll mee komt aanzetten in het boek. Hij draagt citaten en weetjes aan van MEMRI (Middle East Media Research Institute) en Palestine Media Watch, (PMW), die, zoals kenners weten het absolute tegendeel zijn van genuanceerd. Beide worden gedreven door ex-werknemers van Israëlische geheime diensten (Yigal Carmon van Memri was kolonel van de militaire inlichtingendienst en de kolonist Itamar Marcus van PMW werkte bij de Shin Bet).

Beide instellingen zijn vooral opgericht om alles wat vies en voos is in de Arabische, c.q. de Palestijnse media en aanverwante terreinen aan te dikken en naar voren te halen en op te dienen alsof het representatief is. Zoiets als wanneer een dienst de uitspraken volgt van dominees in streng gereformeerde kerken in Urk en Middelharnis en die presenteert alsof heel Nederland zo denkt.

Het resultaat is een Arabische of Palestijnse wereld gezien in een lachspiegel. Het is het exacte tegendeel van wat wordt gepretendeerd, namelijk dat er waardenvrije voorlichting wordt gegeven. Beide instellingen leverden – indirect overigens – ook het leeuwendeel van het materiaal voor Geert Wilders’ meesterwerk Fitna. En beide instellingen worden door wetenschappers en goed-ingevoerde journalisten met een grote mate van wantrouwen bezien en – zoals de NRC ook doet – meestal genegeerd.

Mohamed al-Durra en zijn vader

Moll haalt het geval van stal van het Palestijnse jongetje Mohamed al-Durra. De 12-jarige Mohamed werd in september 2000, op het hoogtepunt van de Tweede Intifada, tijdens een vuurgevecht van Palestijnen en Israëli’s bij de – toen nog bestaande – nederzetting Netzarim in de Gaza-strook doogeschoten toen hij en zijn vader in het kruisvuur belandden. Zijn dood werd gefilmd door een cameraman van het Franse station Antenne 2 en werd, door de buitengewone dramatiek van de beelden, een soort icoon van het Palestijnse lijden.
Dat was niet naar de zin van de gestaalde Israëlische kaders. Die ontdekten dat Mohameds dood door een Palestijnse cameraman was vastgelegd en dat werd – omdat immers in die kringen algemeen bekend is dat Palestijnen meestal liegen – de basis voor een contra-campagne. Inmiddels zijn miljoenen uitgegeven aan films en onderzoeken, compleet met ingewikkelde diagrammen (zie plaatje) om aan te tonen dat Mohamed niet door Israëlische kogels, maar door Palestijnse is gedood, of – in sommige versies – zelfs helemaal niet dood zou zijn.

Voor de doorgewinterde pro-Israëlische diehard Richard Landes, een mediaevellist uit Boston, was de affaire reden om de naam ‘Pallywood’ te bedenken, (naar analogie van Hollywood en het Indiase Bollywood) een naam voor Palestijnse werknemers in de media die standaard maar wat zouden verzinnen, in scène zetten of vervalsen.

Moll haalt deze inmiddels 12 jaar oude koe nog eens van stal, onder het motto dat het ons moet leren niet argeloos zomaar naar beelden en foto’s te kijken. Daarin heeft hij gelijk. Verder verwijt hij de NRC dat er in haar archieven vrijwel niets over deze discussie is te vinden. Daarmee slaat hij de plank mis. De hele Al-Durra affaire is namelijk als je het goed beschouwd ongelofelijk onsmakelijk.Direct nadat de beelden van Mohameds dood de hele wereld waren overgegaan, stelde het Israëlische leger een onderzoek in dat uitwees dat hij niet door Israëlische kogels kon zijn gedood. Over de merites en betrouwbaarheid van dit onderzoek zal ik me nu even niet uitlaten, maar wat maakt het verdorie uit of het jongetje door Israëlische dan wel Palestijnse kogels werd geraakt? Dood is dood en de doodsoorzaak is de bezetting, hoe je het ook wendt of keert.

Vandaar ook dat sommigen nog een stapje verder gingen. Zoals Landes, die betoogt dat Mohameds dood in scène is gezet en dat hij nog leeft. Dat is pas echt om misselijk van te worden. Hetzelfde wordt ook betoogd door ene mevrouw Schapira die voor de Duitse tv (ARD) hierover twee documentaires heeft gemaakt. Met moeite blijkbaar, want als je doorvraagt in het Midden-Oosten worden de mensen boos, schijnt ze, volgens Moll, te hebben gezegd. Nu heb ik zelf jarenlang weinig anders gedaan dan doorvragen in het Midden-Oosten zonder dat iemand er ooit boos van werd (behalve een enkele joodse kolonist). Maar in dit geval kan ik het me wel voorstellen. Als mijn buurjongen is doodgeschoten en je komt mij vragen of zijn ouders dat niet in scène hebben gezet, zou ik ook erg kwaad worden. En – daar gaan we weer – dit zijn dan de voorbeelden van hoe de nuance verdween uit de NRC???

En er is meer. Het verhaal bijvoorbeeld van de Israëlische aanval op de Freedom Flotilla, verleden jaar mei, waar Moll komt aandragen met een BBC-documentaire (Panorama) van Jane Corbin. Daarin wordt de Israëlische versie van deze gebeurtenissen – de mensen van de Flotilla waren helemaal niet te goeder trouw en stonden de Israëli’s met wapens op te wachten – grotendeels wordt ondersteund. Jammer alweer voor Moll, maar deze film is allerwegen gekraakt. In de eerste plaats omdat de maakster, Jane Corbin, zich heeft verlaagd om materiaal te gebruiken dat de Israëli’s hadden afgepakt van de opvarenden (onder wie diverse journalisten – ongeveer het toppunt van oncollegiaal optreden). Maar ook omdat ze klakkeloos de Israëlische standpunten overnam zonder kritische vragen te stellen of – om het op zijn Molls te zeggen – nuanceringen aan te brengen. En tenslotte omdat ze ook nog eens audio-banden gebruikt die door de Israëli’s zijn vervalst, wat ze moet hebben geweten, want in haar film geeft ze toe dat ze ‘omstreden waren’.

Ik zou ook nog over de boeken kunnen beginnen waarover Moll klaagt dat die niet door de NRC waren besproken. Ook dat zou ervan getuigen dat de NRC, zoals de ondertitel van Moll’s boek luidt, stelling neemt tegen Israël. Ik ken niet alle titels die hij noemt, maar er zit ook iets bij van één van Amerika’s bekendste Islam-haters (en vriend van Wilders), Robert Spencer, en een werkje over Hamas van Wim Kortenoeven, vroeger CIDI-medewerker, tegenwoordig PVV-Kamerlid. Spencer is niet serieus te nemen, hij is een ordinaire islam-basher. Het boekje van Kortenoeven dat ik op dit blog hier besproken heb, staat moeiteloos in de top tien van slechtste boeken van de afgelopen 20 jaar, qua fantasieloze, rigide en onwetenschappelijke aanpak. En het is waar dat islam-bashers als Spencer en Kortenoeven tot de steunpilaren van het huidige Israël behoren, dat zij zien als een bastion in de strijd tegen de Islam en een voorpost van het Westen. Maar als er nu wel iets over deze twee meesterwerken in de NRC had gestaan, zou dat dan gezorgd hebben voor meer nuance?? Kom op zeg, Moll, doe even serieus.

Dit stuk is eerder verschenen op de website van Abu Pessoptimist.