Het ontbreekt in Nederland aan een cultuur van vrije kritiek. Onder de vlag van vrije meningsuiting wordt er van alles beweerd en het is ook mooi dat dit kan; dat is vrijheid. Het wordt ingewikkeld wanneer iemand een mening heeft over de mening van een ander. Dan gaan alle remmen los, zijn de samenzweringstheorieën en ad homines niet meer aan te slepen en wordt de discussie voor de gemiddelde toevallige omstander onnavolgbaar. Hoe groter het aantal deelnemers des te luider de kakofonie die niet meer te modereren is, want dat is volgens sommigen censuur en niet een middel om iedereen ruimte te geven in een open discussie met heldere uitkomsten. In Nederland lopen discussies meestal vast in een opiniepeiling met in het beste geval een gedeelde meetbare mening als uitkomst. Tot zover de publieke ruimte, het domein van de vrijheid van meningsuiting.
De aanwezigheid van genoemde cultuur van vrije kritiek uit zich erin dat er weinig ruimte is voor een filosofische benadering van het probleem. Waarom doen we dit eigenlijk? Wat zijn de reden en het doel van deze discussie? Er is onduidelijkheid over definities, er is verwarring over betekenis. Voor sommigen zijn meningen waarheden die ook voor anderen zouden moeten gelden. Bovenal is er voortdurende twijfel over de rechtmatigheid van bijdragen of legitimiteit van deelnemers aan de discussie. Het recht van spreken blijkt helemaal niet zo vanzelfsprekend te zijn, tenminste, niet voor iedereen. Inhoud wijkt vaak voor vorm. Wie welbespraakt het eenvoudigst en het hardst kan schreeuwen met zoveel mogelijk aandacht als resultaat en zonder uit de plooi te raken wint. Een slachtoffer van discriminatie wordt gemakkelijk opnieuw geweld aangedaan door mensen die ons keurig vertellen dat dat allemaal overtrokken is en hun mening hoger waarderen dan de feiten.
Een mening is in onze informatie- en communicatiesamenleving een buitengewoon kostbaar politiek instrument geworden waaraan je gebruiks- en eigendomsrechten kunt ontlenen; een verzameling gelijkgestemde meningen betekent soms macht. Meningen kun je kopen, in kleine stukjes hakken, opnieuw verpakken en doorverkopen. De grootste omzet van dezelfde mening geeft uiteindelijk het meeste macht in de vorm van invloed, opinie- en beeldvorming. Misschien geen macht staatsrechtelijk gezien, maar de publieke opinie heeft tegenwoordig meer invloed op beleid en bestuur dan de deskundigheid van een bestuurder, een onafhankelijk onderzoeker of de ervaring van 25 jaar leidinggeven en keuzes maken. Onderzoek kun je gemakkelijk onderuit halen door te twijfelen aan integriteit van de onderzoeker en dan van de andere partij te verlangen te bewijzen dat het niet zo is. Zo is een kunstenaar voor belachelijk veel mensen al bij voorbaat fout, omdat hij of zij van subsidies bestaat, ook al is dat feitelijk onjuist.
Daarnaast is belangrijk te onderkennen dat de mening of het vrije woord onderdeel van een eigentijdse klassenstrijd is. Kritiek heeft pas echt waarde als het van een bekende Nederlander komt. Jan met de Pet krijgt na een racistische uitspraak een taakstraf. Gerard Joling krijgt voor eenzelfde uitspraak volop de ruimte in de media en trekt volle zalen. In zekere zin is dat een voetafdruk van onze maatschappij. Als je in Nederland met een T-shirt rondloopt waarop staat dat de politie corrupt is word je gearresteerd. Daar tegenover staat dat de roep om mensen die een mening uitdragen die een ander niet zint op te pakken en te verstoten soms overweldigend groot is. Het is een groot verschil met andere landen als Duitsland, Groot-Britannië en de VS, waar de vrijheid van meningsuiting het uitgangspunt is en altijd ter discussie staat. Hier is die vrijheid het eindpunt van iedere discussie om het er maar niet over te moeten hebben.
Een nieuwe vorm van oraal wegkijken dus.
Goed stuk, alweer wltrrr!
@wltrrr, je conclusie is weer 100% doeltreffend, net als we van jou altijd gewend zijn.
Het volgende mag op de muren in Leiden gaan staan:
“Een slachtoffer van discriminatie wordt gemakkelijk opnieuw geweld aangedaan door mensen die ons keurig vertellen dat dat allemaal overtrokken is en hun mening hoger waarderen dan de feiten.”
( Ik behoor tot een werkgroep waar minstens 25 jaren steevast wordt beweerd dat xenofobie en discriminatie in Nederland helemaal niet bestaan, terwijl dezelfde groep hiermee systematisch bezig is)
De volgende conclusie uit de TokkieWar in ons land is dat de communicatie als erste sneuvelt.
De tokkiieenheden en aanhang communiceren gewoon niet omdat enkel hun eigen mening telt. Punt.