Basisbanaliteiten 3: Overleven

In het Franse tijdschrift Internationale situationniste nr. 7 (1962) en nr. 8 (1963) verscheen in twee delen van Raoul Vaneigem het artikel ‘Basisbanaliteiten’. Dat is in de loop van de tijd in enkele talen vertaald en in het Frans verschillende keren heruitgegeven. Geert Carpels vertaalde het nu in het Nederlands. Het is te omvangrijk om het hier in zijn geheel op te nemen. Daarvoor verwijs ik naar de site van Globalinfo, waar het is te downloaden (zie hier).. Ik ontleen wel enkele tekstgedeelten aan het geheel. Zo vindt u reeds opgenomen de twee verschillende voorwoorden van de hand van Vaneigem bij de twee Franse heruitgaven, eveneens vertaald door Geert Carpels, Voorwoord (hier), Voorwoord II (hier).

Hieronder deel 3. Het is de samenvatting die Raoul Vaneigem geeft van de hoofdstukken uit Internationale situationniste(IS) nr. 7 (1962) en vormt dan de inleiding bij de rest van het artikel in IS 8 (1963). [ThH]

Samenvatting IS 7 (1962)

‘Overleven’

Onder de vorm van comfortabele technieken (huishoudtoestellen, conserven, huurflats, Mozart voor iedereen), dringt de WELVAARTMAATSCHAPPIJ ons vandaag de elementen op van het OVERLEVEN. Het in stand houden ervan slorpte, en slorpt, voor de meeste mensen al hun energie op en zo verkijken ze de kans op LEVEN.

Maar de organisatie die de materiële uitrusting van ons dagelijkse bestaan bepaalt, is van die aard dat ze, alhoewel ze ons in staat zou moeten stellen een rijk leven op te bouwen, ons daarentegen in een armoedige luxe dompelt, en doordat elk element van comfort ons op de nek valt met de schijn van een bevrijding en het gewicht van een knechting, wordt de aliënatie nog ondraaglijker gemaakt. Zo zijn we veroordeeld tot de slavernij van een bevrijdende arbeid.

Om dit te begrijpen, moet het probleem worden gezien in het licht van de hiërarchische macht. Maar het volstaat waarschijnlijk niet te zeggen dat de  hiërarchische macht de mensheid sinds millennia beschermt zoals alcohol een foetus beschermt tegen verrotting en groei. Er moet worden duidelijk gemaakt dat de hiërarchische macht het hoogste stadium en het historische alfa en omega is van de privé toe-eigening. De privé toe-eigening van haar kant kan worden gedefinieerd als de toe-eigening van dingen door middel van de toe-eigening van mensen en de strijd tegen de natuurlijke aliënatie geeft aanleiding tot de sociale aliënatie.

De privétoe-eigening vereist een ORGANISATIE VAN DE SCHIJN die de radicale tegenstellingen verhult. De knechten moeten zichzelf zien als beschadigde weerspiegelingen van de meester. Ze versterken op die manier, de spiegel van de denkbeeldige vrijheid voorbij, hun eigen onderdanigheid en passiviteit. De meester daarentegen moet zich identificeren met de mythische en perfecte knecht van een god of van een transcendentie die niets anders is dan de heilige en abstracte voorstelling van de TOTALITEIT van de wezens en de dingen waarop hij zijn even reële als ontegensprekelijke macht uitoefent, vooral dan omdat hij dit algemeen aannemelijk maakt door zich de deugd van zijn opoffering toe te kennen. Tegenover de reële opoffering van de knechten staat het mythische offer van de heerser, het ene ontkent het andere, wat vreemd is wordt gemeengoed en omgekeerd, iedereen vervult zijn rol door de inversie van de andere te zijn. Uit deze gemeenschappelijke aliënatie ontspruit de harmonie, een negatieve harmonie waarvan het offer de fundamentele eenheid is. Deze objectieve (en perverse) harmonie wordt in stand gehouden door de mythe. Deze term wordt gebruikt om de organisatie van de schijn aan te duiden in de unitaire maatschappijen, dat wil zeggen in de maatschappijen waar de slavendrijvende, de tribale of de feodale macht officieel wordt uitgeoefend in naam van een goddelijke autoriteit en waar deze heiligheid de greep van de macht over de totaliteit goedkeurt.

Maar de harmonie die oorspronkelijk was gebaseerd op het “SCHENKEN van zichzelf” bevat een relatievorm die zich zal ontwikkelen, autonoom zal worden en zichzelf vernietigen. Die relatie berust op een gefragmenteerde UITWISSELING (van handelswaar, geld, producten, arbeidskracht, …), met andere woorden de uitwisseling van een fragment van zichzelf dat de basis is van het burgerlijke begrip van vrijheid. Deze vorm van uitwisseling ontstaat uit de handel en de techniek die stilaan de landbouweconomieën zal overheersen.

Met het aan de macht komen van de burgerij wordt de eenheid van de macht vernietigd. De kapitalistische mechaniek maakt van de heilige privétoe-eigening een lekentoe-eigening. De totaliteit, bevrijd van de heilige wurggreep op de macht, is concreet geworden, ogenblikkelijk. Het gefragmenteerde tijdperk is niet meer dan een opeenvolging van pogingen om de onbereikbare eenheid te heroveren, om een ersatz van het heilige weer tot leven te wekken en er de macht in onder te brengen.

Een revolutionair moment vindt plaats wanneer “alles wat de realiteit voorstelt” zijn onmiddellijke WEERGAVE krijgt. De rest van de tijd zal de gehiërarchiseerde macht, steeds verder verwijderd van zijn magische en mystieke luister, alles uit de kast halen om te doen vergeten dat ze door de totaliteit (die niets anders is dan de realiteit) wordt aangeklaagd als zijnde een bedrieger, een usurpator.

Raoul Vaneigem, overgenomen van Libertaire Orde

  • Uitgelichte afbeelding: By Axlferrari – Self-photographed, Public Domain, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=50094257