In 1995 gaf de Parijse uitgeverij Ludd (1985-1998) het artikel ‘Basisbanaliteiten’ van Raoul Vaneigem, als verschenen in Internationale situationniste nr. 7 (1962) en nr. 8 (1963), opnieuw uit. Dat werd voorafgegaan van een Voorwoord van Raoul. Aan het eind van de Nederlandse vertaling van het artikel door Geert Carpels, heeft Geert ook de vertaling van het daarbij behorende Voorwoord opgenomen. Ik neem dat hier als deel 2 van Basisbanaliteiten op, getiteld: Voorwoord II. Als beeldmateriaal vindt u ook de voorkant van de uitgave Ludd van de tekst. [ThH]
Voorwoord II
Basisbanaliteiten verscheen in de nummers 7 en 8 van l’Internationale situationniste en werd geschreven in 1962, in een tijd toen we nog hoog opliepen met een gevoel van gevaar en van uitzonderlijkheid, dat van de enigen ter wereld te zijn die exact beseften waarom we geen deel wilden uitmaken van die wereld.
De hartstocht van een ontoegeeflijke luciditeit maakte het ons duidelijk welke wanhopige zoniet waanzinnige uitdaging de vastberadenheid wel was om de orde der dingen omver te werpen en ze te vervangen door de soevereiniteit van het leven. Een dergelijke luciditeit was nochtans niet onfeilbaar: de voorrang die we gaven aan een intellectuele aanpak van de analyse van het dagelijkse ging gepaard met de scheiding tussen lijf en gedachte die we zo hard probeerden aan te klagen en af te schaffen.
De belegerde mentaliteit die we inderdaad overhielden aan een algemene vijandigheid en aan een samenzwering van de stilte – dezelfde die dertig jaar later nog steeds de doorslaggevende invloed van de situationisten op de loop van de geschiedenis verzwijgt – leidde ons te gemakkelijk tot een voorkeur voor de vernietiging van de dominante wereld ten nadele van een zelfschepping die onafscheidelijk is van de schepping van de nieuwe wereld.
We gaven ons op die manier over aan de traditie van de opstandige collectieven waarvan de radicaliteit de territoria van de emancipatie in de vergankelijkheid duwde, aan de vriendenhulp, aan het plezier van de liefde dat we wel eens verwarden met de overprikkeling, en aan een mateloze zin voor sterke dranken; dat was wel het minste om een onderneming te stutten waarvan de onmetelijkheid ons zonder illusies liet betreffende ons toekomstige lot dat, zonder de besluiteloosheid van de Gaulle en de gematigdheid van politieprefect Grimaud, volgens de geprogrammeerde tussenkomst van de moordenaars van de Service d’action civique [een aan de Gaulle toegewijde na-oorlogse knokploeg van anti-communistische strekking https://fr.wikipedia.org/wiki/Service_d%27action_civique%5D hetzelfde zou zijn geweest als dat van de communards [deelnemers aan de commune van Parijs in 1871] en van de manifestanten op het Plein van de Drie Culturen in Mexico-stad [Bloedbad van Tlatelolco 2 oktober 1968].
Het gevolg van het samenspel van ideeën die hun oorsprong zochten, niet in de barbarij, maar in het menselijke, en van de begeerte die afkomstig was uit de woede meer dan uit de levenswil, zorgde ervoor dat de wereld in 1968 van basis veranderde net toen de Situationistische Internationale begon weg te kwijnen. Ze had nochtans, uitgaande van het ongenoegen in de maatschappij (genegeerd door de loontrekkers van de geest), een revolutie uitgelokt.
Ook het situationistische avontuur kan niet worden gemeten in termen van winst en verlies. Door een situatie te scheppen waarin “niets nog zou zijn als voorheen”, heeft ze de kracht aangetoond die eenieder ter beschikking heeft om de eigen bestemming vorm te geven, ze heeft de subjectiviteit de mogelijkheid tot actie – of niet – aangereikt, omdat alles kan wat nooit was in de weelderigheid van een gelukkige verbeelding.
De Situationistische Internationale was het kantelpunt waarop de geschiedenis om zijn as werd gewenteld, de ommekeer van perspectief die op het einde van een tijdperk duidt, dat van de economie van de uitbuiting van de menselijke natuur en van de aarde, en het begin van een rijk dat de mens eindelijk verzoent met de levenswil die al zolang op de dood stond gericht.
De weg die loopt van deze Basisbanaliteiten naar het Handboek van de jonge generatie, waarvan ze een eerste schets zijn, en van het Handboek naar het Adresse aux vivants [Seghers-Laffont, 1990] toont genoegzaam aan dat de archaïsmen die er nog in te vinden zijn, deel uitmaken van een alchemie waarvan het belangrijkste niet het lood van het negatieve is maar het Magnum Opus waartoe de verleiding tot leven dagelijks uitnodigt.
Raoul Vaneigem (Juli 1995) (Vertaling Geert Carpels; voor de gehele tekst, zie hier).
– Overgenomen van Libertaire Orde