Jullie Grondwet is de mijne niet. Staatsrechthoogleraar Wim Voermans over Onze Constitutie

De Leidse hoogleraar Staatsrecht Wim Voermans heeft een nieuw boek gepubliceerd over geschreven en ongeschreven regels van het Nederlandse staatsbestel. De titel van het boek luidt Onze Constitutie. Op het Nederlandse staatsbestel zijn vele vormen van kritiek mogelijk en sommige kritieken leven ook bij Voermans. Mijn behandeling van het boek gaat twee richtingen uit. Na een kort intermezzo, concentreer ik mij eerst op de opzet en inhoud van het boek van Voermans. Daarna zal ik mij bezighouden met bepaalde vormen van algemene kritiek, die ik hier metakritiek noem, omdat het over het boek van Voermans heen gaat, echter er wel een relatie mee heeft. [ThH]

Jullie Grondwet Is De Mijne Niet. Een intermezzo

De titel van zijn boek, legt Voermans uit, is ruim een eeuw geleden al een eerder in gebruik geweest en wel door de toenmalige hoogleraar Staatsrecht De Savorin Lohman (1837-1924), Onze constitutie (1901). De Savorin Lohman was tegenstander van het algemeen kiesrecht. Het zou rooms-katholieken en socialisten maar een voet tussen de politieke deur geven, wat hij als aartsconservatief niet zag zitten. Voermans schrijft dat hij een beetje plagerig dezelfde titel heeft gekozen, omdat hij van het diametraal tegenovergestelde idee uitgaat: onze constitutie is gemaakt door ons, de inwoners van Nederland van nu en ooit (p. 20).

Ik begrijp de tegenstelling, maar vind de redengeving onjuist. De constitutie, van nu en ervoor, is helemaal niet door ons, door de inwoners van Nederland, gemaakt. Ja, door een klein en select gezelschap; zoals een groepje mensen dat bestaat uit wat ‘onze’ volksvertegenwoordigers heten. Een select gezelschap dat, als ‘vertegenwoordigers’, los van ons staat (ontkoppeld door blank mandaat) en aan wie wij ondergeschikt zijn (opgelegd) (een van de vier wijzen van vertegenwoordiging in Tabel 7.1 in mijn boek Recht betreffende decentrale rechtsgemeenschappen, Deventer, 1995, derde druk). Daar komt bij dat ‘onze’ constitutie een monarchie kent, een opgelegd instituut uit een oude wereld. Kortom, jullie Grondwet is de mijne niet.

Opzet en inhoud van het boek

In mijn werkzame leven als staatsrechtjurist in de Juridische faculteit van de Erasmus Universiteit Rotterdam, heb ik meegeschreven aan het boek De Grondwet, Een systematisch en artikelsgewijs commentaar (Tjeenk Willink, Deventer, 2000, derde druk). De redactie ervan berustte bij de Tilburgse staatsrechthoogleraar A.K. Koekkoek (1945-2005). Ik verzorgde erin hoofdstuk 7 van de Nederlandse Grondwet (Decentralisatie; artikelen 123-136). Overigens werkte ook Wim Voermans aan dat boek mee. Ik maak hier melding van om aan te geven dat, als ik mij over Onze Constitutie van Voermans uitlaat, mij op vertrouwd terrein beweeg.

Wat ik evenmin onvermeld mag laten is dat de Tilburgse staatsrechthoogleraar E.M.H. Hirsch Ballin en anderen het op zich hebben genomen een nieuwe editie van De Grondwet (redactie Koekkoek) uit te geven. De titel daarvan luidt Wetenschappelijk commentaar op de Nederlandse Grondwet, nieuwe editie van A.K. Koekkoek (red.), 2014. In een verkorte versie is die tekst gratis op internet te raadplegen (zie hier). Iedereen die zich op de inhoud van de Nederlandse Grondwet wil oriënteren, had en heeft dus de mogelijkheid daartoe. Waarom heeft Voermans dan toch aan een boek van 900 bladzijden over hetzelfde onderwerp gewerkt?

Een van de redenen is, schrijft hij, dat hij het probleem van ontoegankelijkheid van grondwettelijk taalgebruik en de noodzaak tot juridische precisie wil oplossen (p. 31). Het is niet te ontkennen dat het taalgebruik vol met juridisch jargon zit en dat precisie tot zorgvuldige formulering noodzaakt. Maar zal popiejopie taal het probleem verhelpen? Voermans bezigt dit af en toe. Nochtans heeft dit een boek van 900 bladzijden opgeleverd, wat alleen al de toegankelijkheid kwestieus maakt. Het is ‘een veel, veel te dik boek’, schrijft Voermans zelf (p. 32).

Het opzet van het boek is ook een poging iedereen toegang te geven tot de inhoud van de grondwet. Over die opzet en inhoud is goed nagedacht, schrijft hij (p. 31). Ik neem het aan. Toch zit er op een specifiek punt niet goed. Het boek is opgebouwd uit twee delen. Het eerste deel behandelt de ontwikkeling en betekenis van het Nederlandse constitutionele recht. Het tweede deel bespreekt de Grondwet in hoofdstukken. De opzet van dat tweede gedeelte is dus het meest geëigend het zo in te richten dat de toegang tot de inhoud van de Grondwet eenvoudig is. Een logische opzet van dat gedeelte zou dus zijn, het volgen van de hoofdstukken in de Grondwet zelf.

De hedendaagse Nederlandse Grondwet opent met het onderwerp grondrechten en is dan ook genummerd als ‘Hoofdstuk 1’. Voermans opent ook met het onderwerp ‘grondrechten’, maar die zitten dan bij hem in hoofdstuk 5 (!). Het onderwerp ‘decentralisatie’ (gemeente, provincie, enz.) vindt men in de grondwet in hoofdstuk 7, bij Voermans in hoofdstuk 10. Voermans heeft er dus een puzzel van gemaakt. Men komt in dat tweede gedeelte wel alle artikelen (een goede 140 stuks) van de Grondwet tegen, voorzien van commentaar door Voermans.

Hij merkt wat de opzet aangaat terecht op dat, om de Grondwet en constitutionele regels goed te begrijpen, je eerst zal moeten weten wat de dragende concepten en ideeën ervan zijn. Hij levert die in hoofdstuk 4. Het aardige is dat de Rotterdamse vakgroep Staatsrecht dit ook vond, maar dan al in 1985. Dit blijkt uit een bundel teksten over dragende politico-juridische verschijnselen in het kader van het staatsrecht,  zoals soevereiniteit, democratie, bevoegdheid (enz.), geschreven door leden van de vakgroep onder wie ikzelf. De titel van de bundel luidde Algemene Begrippen Staatsrecht(in 1991 kwam nog een derde, geheel herziene druk uit; Tjeenk Willink, Zwolle).

Nu we weten wat we in het boek van Voermans tegen kunnen komen, kan het geen kwaad enkele punten van ‘metakritiek’ aan te voeren. Het betreft kritiek die boven zijn tekst uitgaat, maar er wel mee in verbinding staat. In de eerste plaats ga ik iets aanvoeren over de omvang van een grondwet. Dat zal leiden, ten tweede, tot een antropologische insteek voor een cultuurverandering. Voor de noodzaak daartoe kijk ik, ten derde, hoe in Frankrijk actueel het autoritarisme groeiende is. Tot slot kom ik weer terug in de Nederlandse situatie met een ‘terug naar af’.

Wereld-Grondwet

Tijdens mijn actieve leven als staatsrechtjurist aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, heb ik mij nooit ingelaten met vraagstukken van herziening van de (Nederlandse) Grondwet. Dit had als achtergrond, dat naar mijn mening het voldoende moest zijn de omvang van een grondwet niet meer dan uit 10 artikelen te laten bestaan. Het gaat immers om de aller fundamenteelste regels van een samenleving, wat ik met Voermans eens ben. Juist omdat het om zulke regels gaat, moet iedereen ze ook kunnen kennen.

Je moet kennelijk uit een andere cultuur dan de westerse komen om te bedenken, dat het aller fundamenteelste het met enkele regels af kan doen. Mij heeft dan ook jaren geleden aangesproken, dat een aantal Indianenstammen in Noord-Amerika in vier artikelen wisten onder te brengen wat zij noemden De Wereld-Grondwet. De tekst werd in 1988 ontvangen van Jake Swamp, Mohawk-Indiaan (zie over hem hier). Het eerste artikel van die Grondwet luidt: ‘Mensen worden geboren met zekere fundamentele rechten, waaronder het recht in waardigheid te leven, het recht ons rijke culturele erfgoed te bewaren en het recht op een gezond leefklimaat. Deze rechten gaan leeftijd, sekse, nationaliteit en etnische afkomst te boven’.

Het tweede artikel leert: ‘Als burgers van de Aarde delen wij bepaalde rechten en verantwoordelijkheden. Wij hebben het recht te leven in harmonie met onze omgeving en we delen ook een verantwoordelijkheid om alle land en leven te beschermen tegen vernietiging. Wij erkennen dat de Aarde leeft en daarom kwetsbaar is voor vervuiling en ontwrichting van de natuurlijke levensbalans. Niemand heeft het recht de harmonie van het leven zo uit balans te brengen dat ons leefmilieu in gevaar komt’.

De laatste zin van artikel 4 eindigt met een afspraak: ‘Wij komen overeen dat wij bij al ons handelen voor ogen zullen houden hoe dit invloed kan hebben op onze kinderen tot in het zevende geslacht’ (overgenomen uit het tijdschrift Geweldloos Aktief, nr. 3, september 1992, p. 15).

Het is te verwachten dat het ons binnen het bestaande bestel niet zal lukken deze aller fundamenteelste regels en afspraak te realiseren. Al gauw zal fundamenteel tegen over elkaar staan, bijvoorbeeld de economische belangen beschermd door politionele machten onder afroepen van ‘bescherming van de openbare orde’ en de milieubelangen verdedigd door activisten onder oprichten van een ZAD (zone à défendre; zone om te beschermen).

De vier artikelen van de genoemde Wereld-Grondwet zullen zeker door sjamanen (bemiddelaars tussen de geestelijke en andere wereld) van de verschillende Indianenstammen hun uitleg krijgen, als daar vragen over oprijzen. Dit verschilt niet met de exegese van grondwetsartikelen door brave hogepriesters (pontifices, mv. van pontifex) van het recht, zoals de bekende constitutionalisten. Hoewel dit werk niet veel van elkaar zal verschillen blijft er toch de vraag waar we elementen voor een cultuuromslag voor maatschappij en recht kunnen vinden, ten behoeve van de aanvaardbaarheid van aller fundamenteelste regels als die van de Wereld-Grondwet.

Cultuurverandering

Mijn vermoeden is dat de elementen voor cultuurverandering gezocht zullen moeten worden bij bestaande inheemse bevolkingen en studies van antropologen omtrent andere economieën dan de westerse. Het westerse economische denken en handelen pakt cultureel uit in een roofdierschap, wat genoegzaam beschreven is door de Amerikaanse econoom en socioloog Thorstein Veblen (1857-1929) in zijn The Theory of the Leisure Class (1899).

Tegenover die roofdiervorm van economie staat het denken en handelen van wat bij de Duits-Amerikaanse antropoloog Karl H. Schlesier (1927-2015) heet ‘wat over is van groepen en stammen in de wereld, die genocide, etnocide, verdrijving en assimilatie in de nationale klassenmaatschappijen hebben weten te weerstaan. Ze hebben honderden jaren lang voor hun autonomie en zelfbeschikkingsrecht gestreden. Zij hebben de destructieve arrogantie van het Europese industrialisme en imperialisme afgewezen. De immanente kracht van deze culturen blijkt uit het feit, dat de moderne staten ze niet vreedzaam weten te integreren, maar in plaats daarvan alleen door gewelddadige onderdrukking kunnen overwinnen’ (Karl H. Schlesier, Und spät die Lehren der Schamanen’, in: het Duitse tijdschrift Unter dem Pflaster liegt der Strand, Bd.9, 1981, p. 57-62).

Schlesier hield zich vooral met Noord-Amerikaanse inheemse groepen en stammen bezig. De Franse antropoloog Philippe Descoloa deed tientallen jaren onderzoek bij stammen in het Amazone-gebied, vooral naar wat hun verhouding met de natuur aangaat. Descola: ‘De natuur bestaat niet’ (zie hier). De Duitse antropoloog Hermann Amborn concentreerde zich op een aantal inheemse volken in Afrika, in zijn Das Recht als Hort der Anarchie (2016). Aan mijn bewerkte vertaling van zijn boek, uitgegeven onder de titel Volken zonder staat (2018), voegde ik in hoofdstuk 8 en 9 een en ander toe omtrent het andere denken over economie dan het westerse. Dat laatste is met allerlei ‘grote projecten’ met het effect van de destructieve ‘drive’ van een industrieel kapitalisme al eeuwen operationeel en is de wereld aan het verwoesten. En dan te bedenken dat de meeste landen, waaronder Nederland, een Grondwet hebben die het voornoemde roofdierschap niet blokkeert. Zou dat aan de Grondwet liggen of de makers ervan…?

Tot nog toe zorgt een internationale elite (politici, leiders van multinationals, Wereld Economisch Forum)  tot op heden, onder verheerlijking van economische mondialisering, voor een voedingsbodem van het roofdierschap. Onder het bestaan en laten begaan van een dergelijke elite met destructieve krachten is geen andere dan een onzinnige – de bestaande – Grondwet te maken. De artikelen daarvan moeten namelijk zo geformuleerd zijn, dat het lijkt alsof de burgers bestaansgaranties geboden worden, terwijl daarnaast de destructieve krachten ruim baan moeten kunnen vinden. Hedendaagse grondwetten laten zich zo lezen. Als voorbeeld zal ik demonstreren wat actueel in een ‘net’ land als Frankrijk met de Grondwet in de hand in die maatschappij aan wanorde door een overheid kan worden geschapen. In plaats van cultuurverandering zien we daarbij politiek rechts omslaan in extreem rechts en wel om het bestaande regime te rechtvaardigen.

Groeiend autoritarisme

Het is een herhaling van zetten als ik erop wijs, dat de (westerse) staat een organisatie voor handen houdt, die gebaseerd is op een verscheidenheid van vormen van geweld. De rechtsstaat ontsnapt daar niet aan. Door conversie is die – vaak legaal – in machtsstaat te veranderen. Daar doen grondrechten niets aan. Met Frankrijk als voorbeeld kunnen we opmerken dat het nota bene een grondwetsartikel is, dat de Franse regering de bevoegdheid geeft een wetsvoorstel tot wet te verheffen buiten het parlement om. Zo geschiedde dat kort geleden met de wet tot verhoging van de pensioenleeftijd. President Macron zag het risico in dat hij niet een meerderheid in het parlement zou halen voor zijn voorstel.  Op grond van die overweging gaf hij de Eerste minister de opdracht art. 49, derde lid. van de Franse Grondwet te hanteren om het parlement te passeren (zie hier).

Gaf de discussie over de verhoging van de pensioenleeftijd al veel onrust in de Franse samenleving, kwam daar nog eens bij het autoritaire gedrag van Macron en diens regering om het wetsvoorstel er ‘door te drukken’ zonder parlementaire stemming. Zo worden stap voor stap alle sociale verworvenheden te niet gedaan, die juist de vooruitgang van de midden- en volksklassen behelsden. De onrust en onvrede die er leeft moet ook gezien worden tegen de achtergrond van de onbeschaamde winsten van de grote Franse beursgenoteerde bedrijven (152 miljard euro in 2022; Le Monde van 10 maart 2023). Waar is de Franse Grondwet die de burger beschermt tegen deze graaizucht, die via de toedeling aan aandeelhouders de inflatie aanwakkert? No where!

Onder degenen die protesteren tegen wat er actueel gaande is, zitten veel scholieren en studenten. Macron zoekt nu middelen om de ontstane politieke onrust te passeren. Dat wordt over twee pagina’s in Le Monde (van 31 maart 2023) behandeld. Men leest er koppen die verder geen uitleg behoeven: ‘Bij de jongeren leeft een diskrediet van het politieke systeem’ en ‘De regering kondigt een verhoging van de studiebeurs aan’. Hier worden stemmen ‘gekocht’?

De onrust manifesteert zich op straat; groepen mensen worden uit elkaar geslagen door diverse soorten politie. Er is sprake van disproportioneel politiegeweld, niet alleen op straat, maar ook tijdens in dezelfde weken lopende andere acties, in dat geval met als doel milieubescherming. Het gaat erom uitvoering van plannen tegen te houden om mega-waterbassins te creëren ten behoeve van industriële agrarische activiteiten. Dat vindt dan uitgesproken plaats in gebieden waar veel kleine tuinbouwactiviteit plaatsvindt (zie de site van Nos.nl, hier). Hier dus weer tegenover elkaar gesteld: het agrarische grootkapitaal (enkele bedrijven) en vele kleine, ambachtelijk werkenden. Juridische inzet van de politionele machten om het verzet te breken, kan worden vertaald in de tegenstelling: ‘bescherming openbare orde’ versus ‘bescherming milieu’. De spil rond wie het inzetten van politiemachten draait, is de Franse minister van Binnenlandse Zaken Gérald Darmanin.

Een van de organisaties die een observerende functie vervult aangaande het politieoptreden bij rellen is de Franse Liga voor de Rechten van de Mens. Het budget van die Liga bestaat voor 30% uit bijdragen van de Franse overheid. De Franse minister van Binnenlandse Zaken heeft de Liga gedreigd de subsidie(s) in te trekken als zij niet ophoudt de Franse staat te bekritiseren (Le Monde van 7 april 2023).

De voorzitter van de Liga voor de Rechten van de Mens, de Franse advocaat Patrick Baudoin, sprak op Franceinfo (5 april 2023) over: ‘Ongekend en afschuwelijk van een minister van een land dat nog steeds wordt omschreven als een democratie’. Baudoin herinnert eraan dat de Liga reeds 125 jaar bestaat. Zij observeert het overheidsgedrag en verdedigt de rechten van de mens. Daarbij is het onvermijdelijk dat zij protesteert als er sprake is van inbreuken op de mensenrechten. Nog nooit is de Liga bedreigd zoals nu, behalve in de zwarte periode van Vichy (periode Tweede Wereldoorlog) toen het ons verboden was in actie te komen.

De minister verwart van alles. Wat wij doen is een Observatorium van openbare vrijheden en politiepraktijken oprichten bij acties. ‘Het bestaat uit teams, waarnemers, die normaliter moeten worden beschermd tijdens demonstraties, om een ​​rapport op te stellen van mogelijke schendingen van rechten of geweld gepleegd door de politie’, aldus Baudoin. Dat verboden wordt, dat demonstranten wapens bij zich dragen is legitiem. Het punt is, dat een verbod dat spreekt over ‘elk object dat als projectiel kan worden gebruikt’ is te ruim geformuleerd. Dat leert jurisprudentie van de Franse Constitutionele Raad. Dat is wat de Liga, op grond van die jurisprudentie, aangaande het verbod kritiseerde.

Kortom, verdedigt Baudoin de Liga met: ‘Het wordt tijd dat de heer Darmanin stopt met het uitspreken van een reeks onwaarheden waarmee hij een mensenrechtenorganisatie in diskrediet wil brengen’ (zie de reactie integraal hier). Het in diskrediet brengen ligt deze regering overigens wel. Zo hekelde Darmanin de Liga links te zijn (Le Monde van 7 april 2023). Hij heeft enkele voorgaande ex-minister-collega’s die eenzelfde opzet hadden. Het is slechts enkele jaren geleden dat oud-minister voor Hoger Onderwijs, Frédérique Vidal, op 14 februari 2021 op de televisie een verschijnsel betitelde dat als ‘verkankerend in de samenleving voorkomt en waartegen de universiteit niet gewapend is’. Dat verschijnsel werd door haar genoemd ‘islamo-gauchisme’ (islamo-linksisme).

Haar collega van toen, de minister van Nationale Opvoeding, Jean-Michel Blanquer, had in oktober 2020 al op de ‘vernielingen in de universiteit door het islamo-gauchisme’ gewezen. Hoewel het volstrekt onduidelijk was waar deze ministers uit de regering van Macron het over hadden, zou er groot onderzoek naar gedaan worden. In tegenstelling tot die ferme taal gebeurde er niets, waarna geconstateerd kan worden, zoals in Le Monde van 31 maart 2023 te lezen, dat er op ‘politiek onverantwoordelijke manier’ is geopereerd.

Dit leert dat duidelijk is waar de regering van Macron staat: in de sfeer van dezelfde afschuw als bijvoorbeeld De Savornin Lohman over wie Wim Voermans het reeds op de eerste bladzijde van zijn Onze Constitutie heeft: tegen het algemeen kiesrecht zijn om onder meer de socialisten buiten het parlement te houden. Ruim honderd jaar later, in een andere situatie en een ander land, worden door ‘rechtse’ figuren de socialisten en andere tegenstanders buiten het proces van wetgeving gehouden door een wet aan te nemen buiten het parlement om, zo zagen we. Dat zegt alles over de constitutionele instelling van de regering van Macron: autoritarisme is richtlijn.

Wat is dan nog van een minister van Binnenlandse Zaken zoals Darmanin te verwachten? Naar aanleiding van de demonstratie bij Sainte-Soline, gericht tegen de aanleg van mega-waterbassins, merkt hij op: ‘Er is geen probleem van handhaving van openbare orde, maar een probleem van ultralinks’. Daarmee stelt hij een politieke kloof tussen ‘de Republiek’ en de ‘casseurs van extreemlinks’. Hij accentueert de gewelddadigheden van de ecologische activisten tegen de ordebewaarders. Er zijn evenwel klachten gedeponeerd bij het bevoegde juridische parket, ook door de Liga van de Rechten van de Mens. Er zou bijvoorbeeld door de ordepolitie belet zijn dat hulpdiensten gewonden zouden kunnen verzorgen. De manier waarop Darmanin daarop in gaat, laat een ‘kwader trouw’ van hem blijken, leest men in Le Mondevan 7 april 2023.

Wat wil je overigens met zo’n man en diens instelling? Zo gaat hij de discussie uit de weg met een communistische volksvertegenwoordigster, die hem voorhoudt onlangs nog in een interview (Journal du dimanche van 2 april 2023) te spreken over ‘intellectueel terrorisme van extreemlinks’. Zij beschuldigt hem vervolgens van het gebruik van extreemrechts vocabulaire (Le Monde van 7 april 2023). Hoe trefzeker de beschuldiging van de communistische volksvertegenwoordigster is, blijkt uit het volgende.

Tijdens dezelfde dag dat dit zich afspeelt, heeft de presidentiële coalitie, de Republikeinen en de partij van Marine Le Pen gezamenlijk nog front gemaakt tegen links. Deze volksvertegenwoordigers drongen aan op het ontmantelen van een overheidsinstituut onder de naam BRAV-M. Dit is de afkorting voor ‘Brigades de Répression des Actions Violentes-Motoristes’ (Gemotoriseerde onderdrukkingsbrigades van gewelddadige acties’). Het zijn brigades die onder het gezag van de Politie prefect van Parijs opereren. Deze brigades zijn al diverse keren aansprakelijk gesteld voor het plegen van politiegeweld (Le Monde van 7 april 2023).

Deze gewelddadige uitrusting van extreemrechts, zoals door Darmanin in stand gehouden, ligt aan tegen vormen van gewelddadige verdediging van de openbare orde in Iran, blijkt uit een onderdeel van de Islamitische Revolutionaire garde. Vergelijk daarvoor de twee foto’s, die van Brav-M en de Garde. Het ‘droitisme’ (rechtsisme) kleedt zich aan. Zou dit alles geen repercussies hebben voor de interpretatie van Grondwet en Rechten van de Mens?

Terug naar af

Grondrechten en rechtsstaat, hebben tot doel een staatsvrije sfeer voor burgers te creëren en die te garanderen. Ook daarom worden ze wel de aller fundamenteelste regels en ideeën genoemd. Vanuit staat en overheid gezien leveren die regels evenwel evenzovele obstakels voor hen die in hun naam handelen. Vooral in de laatste tientallen jaren zijn, die in hun naam handelen, druk bezig geweest juist die obstakels weg te nemen, waarmee zij de rechtsstaat en de grondrechten hebben afgebroken of tandeloos gemaakt,

Voorheen sprak men nog over de ‘democratische en sociale rechtsstaat’. Van het sociale is na vier decennia neoliberale economie weinig meer over. Het Utrechtse staatsrechtelijke studieboek brengt dit in zijn titel tot uitdrukking: Beginselen van de democratische rechtsstaat (eerste druk 1990). Formeel vindt men nog wel mooie omschrijvingen van die twee termen (democratie/rechtsstaat). Materieel wordt heel wat jurisprudentie aangedragen over waar het fout ging en welke klachten de burgers juridisch hebben over het functioneren. Overigens verschilt het niet van wat Voermans in zijn Onze Constitutie verwerkte en bediscussieerde.

Met betrekking tot het disfunctioneren kon ik mij meer dan eens met genoegen baseren op de hoogleraar Staatsrecht en oud-Nationale Ombudsman Alex Brenninkmeijer (1951-2022). Hijzelf voelde zich meermalen in de maling genomen door ‘het systeem’ (politici/ministers). Vicepremier Wouter Bos (PvdA) achtte zich ooit geroepen publiekelijk tegen Brenninkmeijer uit te varen, hoewel de laatste gewoon zijn werk deed (zie hier). Brenninkmeijer haakte ook aan bij de indruk die Herman Tjeenk Willink ventileerde als de verzwakking van de rechtsstaat. Brenninkmeijer deed dat met zijn intreerede getiteld Stresstest rechtsstaat Nederland (2015). Die stresstest kon ze naar zijn mening niet doorstaan (zie hier).

In feite zijn we aldus terug bij af. Ooit ging men prat op de rechtsstaatgedachte (legaliteit en legitimiteit van het overheidshandelen) en op (klassieke) grondrecht (over sociale grondrechten zwijg ik maar). In dat al zit een perverse krimp. Ook een boek van 900 bladzijden zal dit niet weten te keren. Helaas.

Thom Holterman

Voermans, Wim, Onze Constitutie, De geschreven en ongeschreven regels van het Nederlandse staatsbestel, Prometheus, Amsterdam, 2023, 911 blz., prijs 55 euro.

[De twee foto’s met motorrijders zijn afkomstig uit het Frans weekblad Marianne van 30 maart-5 april 2023 en vormen ieder het beeldmateriaal voor twee corresponderende artikelen.]

– door Thom Holterman, oorspronkelijk verschenen bij Libertaire Orde