‘Alsof je in een Ferrari stapt’, zei zangeres Trijntje Oosterhuis over de liedjes van Burt Bacharach. En ze zong drie albums en een live plaat vol op de vleugels van het Metropole Orkest, fantasievol gearrangeerd door Vince Mendoza met het werk van Bacharach en diens al even briljante tekstschrijver Hal David. Platen overigens van absolute wereldklasse die gerust tot het Nederlands cultuurgoed gerekend mogen worden. Dat u het weet.
Elegant. Dat is het woord dat inderdaad als een Italiaanse sportwagen voorbij zoemt, onder de palmbomen van Hollywood, één hand aan het stuur, je arm om de schouder van een in Chanel gehulde wolk van een vrouw terwijl de opkomende zon je als een olijf in de Martini tegemoet zweeft. De wereld is een oester en van de dokter mogen we nog allemaal roken.
Maar er is meer aan de hand met de liedjes van Burt. Onder de teksten van Hal David sluimert subtiel verwoorde wanhoop en de echtscheidingspapieren lijken altijd in de onderste la te liggen. En wanneer liefde dan onvermijdelijk haar koffers pakt en de mahoniehouten deur van het penthouse achter haar welgevormde billen dichttrekt, slaan Bacharach & David een pijnlijke barst in de harten van hun luisteraars. Zeker wanneer Dusty Springfield het nog even inwrijft.
Het zijn dus niet alleen vrouwen die de benen nemen, ook de heren gaan met grote regelmaat een pakje sigaretten halen om nimmer terug te keren. In één van de vroegere nummers van Bacharach schrijft David vanuit het vrouwelijk perspectief. De in de jaren zestig succesvolle hitmachine The Fifth Dimension laat in een geweldige live versie horen hoe diep het leed erin hakt.
Maar het zijn niet alleen verloren liefdes die Bacharach en David op een zilveren schaaltje uitserveren, ze weten ook pure levensvreugde op te roepen waarbij de ondraaglijke lichtheid van het bestaan nooit ver weg is. Want sommige liedjes huppelen gewoon je hoofd in. Mocht ik ooit achter een rollator belanden, dan zal ik na het zien van deze beelden uit Butch Cassidy & The Sundance Kid, een film waar het duo deze onvergetelijke titelsong voor schreef, mijn reumatische geliefde voorop mijn rollator plaatsen en haar als een halfgare Romeo door de bloeiende velden van mijn beminde Schoorl duwen.
Wie Burt zegt, zegt Dionne. Een hemels artistiek huwelijk want het zijn de vertolkingen van Warwick die hem naar de hoogste regionen van de hitlijsten blazen. De hippie-trippende-vrije liefde ‘sixties’ zoals ze vaak in de media afgeschilderd worden beginnen eigenlijk pas een beetje op stoom te komen in 1966 wanneer San Francisco het nieuwe Parijs van rond de eeuwwisseling wordt. Voor die tijd heersten hits bakkende songschrijvers zoals Gerry Goffin & Carole King, Barry Mann & Cynthia Weil en de mannen van Motown natuurlijk. Leiber & Stoller die eind jaren vijftig de successen voor Elvis uit de lucht leken te plukken. De lijst is eindeloos, de plaats delict was het Brill Building, een bruisende hitfabriek die tot 1966 het muzikale decor van de tijd bepaalde. Bacharach & David ontmoetten daar Dionne Warwick. En de rest is muzikale geschiedenis.
Warwick wordt terecht gezien als één van de definitieve vertolkers van het werk van Bacharach & David. Maar er zijn meer legendarische uitvoeringen. De dan nog relatief onbekende sessiezanger Luther Vandross die ook de vocale arrangementen op David Bowie’s soulplaat ‘Young Americans’ verzorgt, zingt de sterren van de hemel tijdens de NAACP Image Awards, met Warwick in de zaal, en laat horen dat de popsongs van Bacharach zich laten omtoveren tot een magische mix van jazz, soul en gospel. Het is even een zit want Luther neemt zijn tijd maar het is een ontroerende en bij vlagen onvergetelijke uitvoering van één van David’s door overspel vergiftigde liefdesdrama’s.
Soulzangers weten wel raad met de parels van het duo B&D. Aretha Franklin, één van de allerbeste soulzangeressen uit de vorige eeuw wikkelt haar goddelijke stembanden om ‘I’ll say a little prayer’ en net als met Otis Redding’s ‘Respect’ maakt zij het tot haar eigen in gospel gedrenkte liefdesverklaring waar alweer de noodkreet van het gebroken hart wonderlijk samengaat met een onweerstaanbare levenslust.
Een uitvoering die in dit overzicht niet mag ontbreken is de vertolking van de filmsong ‘Alfie’ door de Britse zangeres Rumer die met recht de Karen Carpenter van deze eeuw genoemd mag worden. Persoonlijk vind ik haar studioplaat met Bacharach-materiaal wat minder avontuurlijk dan de platen van Oosterhuis maar met deze live uitvoering weet ze de juiste snaar perfect te raken. ‘Alfie’ uit 1966 vertelt het tragikomische verhaal van een onverbeterlijke damesverslinder, gespeeld door Michael Caine en later nog eens dunnetjes overgedaan door Jude Law en het titelliedje is een onbeschaamde ode aan ware liefde, zonder dat het echt uit de bocht vliegt. Want Bacharach & David waren bovenal cool as hell.
Het was muzikale allesvreter Elvis Costello die Bacharach weer aan het werk zette toen zijn carrière voorgoed voorbij leek. Het is een fraaie plaat die zoals vaker met Costello-projecten soms gevaarlijk tegen pastiche aan hangt maar tenminste één onmiskenbare klassieker oplevert. In het monumentale ‘God give me strenght’ vindt het tweetal de juiste balans tussen tekstueel drama en muzikale lichtvoetigheid.
Op zoek naar de vreemde, alternatieve Bacharach? Dan moet je beslist achter deze dubbel CD aan, uitgebracht op het Tzadik label van John Zorn. Na het minstens zo briljante eerbetoon aan Serge Gainsbourg, is dit echt een aanrader. Helaas niet op YouTube te vinden.
https://www.allmusic.com/album/great-jewish-music-burt-bacharach-mw0000594641
Burt is ondertussen in zijn Ferrari gestapt en in maatpak op weg naar de sterren. Zijn muziek is vooral een afspiegeling van de Kennedy-jaren, grenzeloos optimistisch met een enigszins duistere ondertoon die vaak in de teksten van Hal David en later Elvis Costello boven komt borrelen. Liefde is geen slagveld maar een verlaten penthouse, in de asbak smeult nog een filtersigaretje met lippenstift en ze heeft tot overmaat van ramp haar naar Chanel geurende negligé onder het bed laten liggen. Buiten schijnt als altijd de zon maar Burt zet de televisie aan en ziet de groezelige zwart-wit flitsen uit Vietnam zijn zitkuil instromen. Hij gaat achter zijn babyvleugel zitten en laat voor één keer de helse realiteit van 1967 binnen. Recht uit het hart. Op z’n Burt’s. Voor altijd van zijn en onze tijd.