Kapitalisme-techniek-vooruitgang (progressie). De negatieve effecten van deze samenhang worden al decennia, zo niet eeuwen, onderkend. Het heeft geleid tot vele soorten van strijd. Wie kent niet het optreden bijvoorbeeld van Luddieten, de wevers die begin 19de eeuw nieuw ontwikkelde weefmachines in elkaar sloegen. Het waren geen ordinaire ‘casseurs’ zoals ze gemeenlijk worden getypeerd. De Luddieten bestreden niet alleen het stelen van hun brood, maar zij merkten ook op dat de fabriekseigenaar de enige was voor wie die nieuwe weeftechniek winst op leverde. Hun strijd was dan ook een sociale strijd; Online.
De voornoemde samenhang heeft zelf, immanent, destructieve effecten. Die zijn voel- en zichtbaar in de sfeer van de aftakeling van de natuurlijke omgeving, het milieu. De ‘moderne ecologie’ ging daar aandacht voor vragen. Voorlopers op dit terrein zijn de twee Franse vrienden, Bernard Charbonneau (1910-1996) en Jacques Ellul (1912-1994). Zij waren milieuactivisten avant la lettre. Beiden hebben zij een aanzienlijke hoeveelheid tekst gepubliceerd, relevant voor dit activisme. Onlangs verscheen nog een bundel met teksten van hen, waarvan de hoofdmoot bestaat uit de heruitgave van een serie artikelen die zij schreven voor het Franse kwartaalschrift Combat nature (Strijd voor de natuur; het tijdschrift verscheen tussen 1974-2004). De bundel is getiteld La nature du combat, Pour une révolution écologique (Natuurlijk strijd, Voor een ecologische revolutie). De artikelen uit Combat nature van Charbonneau en Ellul stammen uit de periode 1983-1985. Een bespreking van de bundel. [ThH]
Persoonlijke ontwikkeling
Charbonneau en Ellul groeiden op in Bordeaux en bleven hun hele leven actief vooral in zuidwest Frankrijk. Ellul zal afstuderen als jurist en Charbonneau als geograaf. De laatste is agnosticus en de eerste hangt een (radicaal) protestantisme aan. Zijn christelijke ondertoon is die van de eerste christenen. Een deel van zijn werk, houdt zich daar ook mee bezig (vanuit het subversieve karakter van het optreden van Jezus en gericht tegen kerken als geloofsinstituties). Het is dan ook niet verwonderlijk dat een Franse filosoof, Frédéric Rognon, werkzaam juist in een protestantse theologische faculteit (Universiteit van Straatsburg), aandacht aan hun milieustrijd besteedt. Die noemt in een biografische schets een artikel van Bernard Charbonneau uit 1937, getiteld ‘Gevoel voor de natuur, een revolutionaire kracht’, de geboorteakte van de moderne ecologie in Frankrijk.
In de bundel komt men het volgende feit niet tegen, toch wil ik erop wijzen: Jacques Ellul, hoogleraar aan de universiteit van Bordeaux, wordt een eredoctoraat verleend in de rechtsgeleerdheid van de Vrije Universiteit Amsterdam, op 20 oktober 1965. [Frédéric Rognon verder nog ‘Wie was Jacques Ellul?’, uit het Frans vertaald; op Skandalon, 23 januari 2020; Online; er bestaat ook een documentaire over en met Ellul, ‘Het verraad van de techniek’ uit 1996, Engels ondertiteld; Online.]
Charbonneau en Ellul verschilden niet alleen van geloofsopvatting maar ook van temperament en stijl van schrijven. Zij hebben dat nooit ontkend. In hun werken hebben zij elkaar thematisch aangevuld, wat ook uit de serie artikelen in Combat nature spreekt. In hun observatie waren zij eensgezind: de vernietiging van de natuurlijke omgeving is resultaat van de techno-industriële inzet van de kapitalistische productiewijze.
Zij kenden elkaar al vanaf het lyceum in 1927 en ontdekten dat zij dezelfde opvatting huldigden over de ontwikkeling van industrie, techniek en de staat als bedreiging van de menselijke vrijheid. Die bedreiging zagen zij voortkomen uit de tegenstelling tussen de vrijheid die ieder persoonlijk wil ervaren en het obstakel dat zich daartegen opbouwde in de vorm van onpersoonlijke structuren van de industriële en technische maatschappij. In 1935, zo geeft Daniel Cérézuelle in zijn voorwoord aan, schreven zij daarover een verzetschrift getiteld Richtlijnen voor een personalistisch manifest. Volgens hen was de industriële, technische en statelijke beschaving in een impasse geraakt. Er moest strijd geleverd worden voor een sobere omgeving opdat de mens tot leven kan komen. Tegenwoordig spreekt men over de strijd voor décroissance (ont-groeien). Hiermee is de actualiteit gegeven van de strijd in woord en daad van Charbonneau en Ellul.
Opzet van de bundel
Na een kort voorwoord volgt een biografische schets van de levenslange vriendschap tussen Charbonneau en Ellul. Bij hen vinden we de bronnen, aldus Rognon, van de radicale ecologie van de 21ste eeuw. Vervolgens treft men een korte geschiedenis aan over het kwartaalschrift Combat nature, dat verscheen tussen 1974 en 2004. Tevens wordt beschreven hoe Charbonneau en Ellul in 1983-1985 bij het tijdschrift werden betrokken.
Voorafgaand aan hun artikelenreeks in Combat nature, die bedoeld is als een onderlinge dialoog, zijn in de bundel twee bijdragen opgenomen, waarin ieder van de twee auteurs zijn gedachten laat gaan over wat zij van elkaar hebben overgenomen. Ellul schrijft over de convergentie van hun ongerustheden en hun manieren van verzet. Charbonneau besteedt aandacht aan hun ‘verenigd zijn door een gemeenschappelijke gedachte’. Daarna volgen hun bijdragen aan het tijdschrift. Jacques Ellul komt tenslotte nog terug met een artikel uit 1991 getiteld ‘Voor een radicale ecologie’. In het notenapparaat dat de bundel afsluit, vindt men veel verwijzingen naar hun teksten.
Over hun persoonlijke ontwikkeling ontleende ik al een aantal verspreide elementen, die in de bundel zijn terug te vinden. Ik wil er daarnaast nog drie thema’s aan toevoegen omdat die demonstreren niet alleen waarmee de beide auteurs bezig zijn geweest, maar ook om te laten zien hoe actueel het allemaal is. Eerst zeg ik iets over hun woord en daad, daarna geef ik de kern weer wat zij voor hebben met het idee politieke ecologie om tot slot nog even stil te staan bij de term techniek.
Woord en daad
Ik vermoed dat de naam van Jacques Ellul, als maatschappij- en techniekcriticus, in Nederland in sommige kringen een zekere bekendheid heeft, dit in tegenstelling tot Bernard Charbonneau. Opmerkelijk is dat hetzelfde geldt voor Frankrijk. Men wijt dit aldaar aan het feit dat zij zich verre gehouden hebben van ‘Parijs’; zij deden niet mee aan mediatieke opzetjes om naamsbekendheid te verwerven. Het is een beetje te vergelijken met Nederland. Wie niet gelinkt kan worden met ‘Amsterdam’ is en blijft een ‘provinciaal’.
Hun activisme vond plaats in zuidwest Frankrijk. Het betrok zich op het voorkomen, dat de regio Aquitaine met beton volgestort zou worden en dat het de tweede ‘Côte d’Azur’ zou worden. Het heeft hier veel weg van een voorloper van een ZAD, Zone à défendre, zone om te verdedigen. Daarvoor organiseerden Charbonneau en Ellul met medestanders informatieavonden in de dorpen en steden van die regio en richtten zij actiegroepen op. Tijdens de informatieavonden werd uitgelegd en gediscussieerd over de manier waarop megalomane plannen, onder gebruikmaking van verkooptermen als ‘verbeteren’ en ‘ontwikkelen’ van de regio, in hun uitvoering alleen maar verwoesting van het gebied zou opleveren en winst voor de ‘trusts’ (wat ik de ‘betonmaffia’ noem). Zo voerden zij ook strijd tegen de plannen om in het gebied van de Garonne een kerncentrale te bouwen. Die laatste strijd werd verloren, de eerste niet.
Ellul en Charbonneau maakten natuurlijk in hun feitelijke verzet gebruik van hun op schrift gestelde visies. Uiteindelijk heeft Ellul 58 boeken op zijn naam staan en Charbonneau 24. Naast die productie zijn nog honderden artikelen te vinden. De teksten werden waar dat uitkwam gebruikt voor lezingen- en discussiebijeenkomsten of verschenen later juist als de ‘opbrengst’ van dat publieksgebeuren. Zo schreef Ellul in 1937 in die context, ruim vooruitlopend op wat nu ‘antifa’ heet, een doorwrocht artikel getiteld ‘Het fascisme, zoon van het liberalisme’. Dit voorbeeld maakt duidelijk dat zij zich niet alleen met milieuactivisme bezighielden. Dat onderwerp bevond zich binnen een veel ruimere bandbreedte, het ‘politieke’.
Politieke ecologie
Dat Charbonneau en Ellul bij hun milieuactivisme de dorpen en steden afgingen had tot doel zoveel mogelijk mensen bewust te maken van wat er in hun leefgebied te gebeuren stond. De mensen zouden zelf tot actie moeten overgaan, waarvoor het nodig was dat zij begrepen wat de fundamenten waren van hun verzet. Het ging dus om wel overdacht verzet vanuit de basis. Charbonneau schreef dan ook bijvoorbeeld een artikel onder de titel ‘De lokale gemeenschappen verdedigen tegen het economisch centralisme’ (Combat nature, nr. 57, augustus 1983; in de bundel p. 97-102). Het ‘politieke’ verwijst hier naar mensen en hun samen handelen vanuit de basis en nu eens niet naar politieke partijen of naar mediatiek beluste ‘leiders’ van een beweging [zoals Nicolas Hulot, Franse schrijver maar vooral bekend geworden als milieuactivist, die tevens een jaar onder Macron minister van Ecologie is geweest; ligt momenteel onder vuur door zedenklachten aan zijn adres].
Het is nodig aandacht voor die bijzondere vulling van ‘het politieke’ te hebben, omdat Ellul zich bijvoorbeeld opstelt ‘tegen politisering van de ecologie’ (als artikel opgenomen in Combat nature, nr. 57, augustus 1983; in de bundel p. 91-96). Daaronder verstaat hij de ‘kleine electorale politiek’ en het werven van vertegenwoordigers daarvoor. Hij is er tegen omdat politiek een beroep is geworden, terwijl politiek een zaak van iedereen is. De politiek als beroep is in beslag genomen door enkelen, die ‘wij’ één keer om de paar jaren mogen kiezen. Politiek wordt het werk van incompetenten(onbekwamen), zo merkt Ellul op. Eenmaal in hun handen, in de handen dus van de politieke klasse, is de ecologie een verloren zaak.
In zijn ‘Voor een radicale ecologie’ (Combat nature, nr. 93, mei 1991; in de bundel p. 195-199) gaat hij daarop door, gericht aan degenen die denken via de kleine politiek de ecologische zaak te kunnen dienen. Hij geeft aan diegenen mee: op het moment dat je in het spel van politieke partijen en verkiezingen stapt, treed je onvermijdelijk in een organisatie van de burgerlijke maatschappij. Daarmee help je deze te laten functioneren – dat is de valkuil waarin je trapt.
De ecologisten die zich bij dit actuele politiek regime aansluiten, versterken wat Ellul noemt de ‘technische maatschappij’ en zetten de ‘moderne’ mens nog meer klem in de technische slavernij. Of men het wil of niet, deelnemen aan de politieke macht in onze maatschappij betekent onvermijdelijk het primaat geven aan de economie. Dit betekent in tweede instantie een primaat aan de techniek. Wie durft hier nog een voorstel te doen voor een ‘economie van de soberheid’? Ellul geeft zelf het antwoord: ‘Deze vorm van politieke ecologie is slechts een aanhangsel om een deel van de publieke opinie te bevredigen’. En hij is nog scherper waar hij opmerkt dat, net als politieke socialisten van toen, die een leugen van het socialisme maakten, werken politieke ecologisten mee de ecologie tot leugen om te vormen.
Techniek
Alle goede bedoelingen lopen vast als men niet bereid is het tweelingschap kapitalistische economie – techniek radicaal te beschrijden. Ellul loopt daarbij niet te hoop tegen techniek op zichzelf. Als hij het over soberheid heeft, gaat het niet om een terugkeer naar de olielamp. Wat hij afwijst is de vrije loop van de vooruitgangsdwang, die aan techniek wordt toegeschreven. Daar zit namelijk een leugen in. Er is geen sprake van vrije loop omdat die loop gewild is, gewild binnen de kapitalistische of de ‘socialistische’ (communistische) maatschappij – door machthebbers dus om het even van de ene of de andere soort. Die vooruitgangsdwang wordt opgelegd (reclame) of afgedwongen (propaganda), maar oefent ongeacht die verschillen (opleggen/afdwingen), een conformeringsdwang uit op de burgers met betrekking tot een bepaalde levensstijl. Dit resulteert in een ‘technische maatschappij’.
Het denken in termen van groei (croissance) is een funeste angel. De groei manifesteert zich als ‘meer produceren’ en daarmee als ‘meer consumeren’. Dit ‘triggert’ de vernieuwingsdwang van de techniek. Er wordt elk jaar opnieuw verwacht dat er naast meer producten ook nieuwe producten verschijnen. Dit maakt vervolgens van de economie een struikelende hardloper, zo schetst Ellul het beeld in ‘Groei zonder eind’ (Combat nature, nr. 56, mei-juni 1983; in de bundel p. 78-84). Stel je eens voor dat je stopt… ondenkbaar. Maar wat moet de mens met drie automobielen, zes televisietoestellen of vier kippen eten per dag, zegt Ellul. Hier verschijnt dan in zijn uitleg het beeld van een technische explosie: er moeten meer ‘verbeterde’ dingen worden gemaakt, waaraan niemand enige behoefte heeft…
Het is de techniek die er behoefte aan heeft, dat geproduceerd wordt en de economie die er behoefte aan heeft dat er gekocht wordt. Wat in deze volgorde er als een vrije loop uitziet wordt dus beheerst door de economie. Het wordt door de economische machthebbers op gang gehouden; die zijn slechts bezig met de kwestie van de winstvoet! Daar zit dus de waanzinnige kern van alledag waarin wij verkeren.
Behoefte is psychologisch geworden, niet materieel noodzakelijk voor het menselijk bestaan. Als er dus in dit geval op décroissance wordt aangedrongen is het bovenal bedoeld die dwang af te bouwen, af te breken. Soberheid is niet het teken van de olielamp, maar het teken van het opnieuw onderkennen van ‘normale’ menselijke behoeften. De objecten moeten psychologisch weer begrepen kunnen worden als middelen die ons ten dienste staan. Heden zou je zeggen dat deze soberheid correspondeert met verschijnselen als ‘slow food’ en ‘slow science’ en een terugkeer naar de lokale samenleving…
Charbonneau Bernard & Jacques Ellul, La nature du combat, Pour une révolution écologique, Éditions L’échappée, Paris, 2021, 211 blz., prijs 17 euro.
– door Thom Holterman op Libertaire Orde