Nacht over Kaboel, is het ooit dag geweest de afgelopen veertig jaar?

Het bezoeken van gevangenen in het zogeheten grenshospitium bracht onvergetelijke ontmoetingen met zich mee. Soms ging het niet goed, de gevangen gehouden “gast” moest maar net zin hebben in een praatje over niks met een onbekende. Of je had er zelf eigenlijk geen zin in. Maar het moeizame vergeet je, het opmerkelijke of ontroerende blijft je bij.
De civiel ingenieur uit Kandahar rekende er op dat hij kon blijven. Hij wees naar het portret van de koningin dat aan de muur van de ontvangstzaal (tevens tijdelijke rechtbank) hing. “Zij zal mij toch niet terugsturen, zij is een goede vrouw.” En voor de vrijheid in Nederland was hij bereid alle werk te verrichten. Hij verheugde zich op een loopbaan als schoonmaker.
Ten afscheid liet hij mij ervaren hoe een goed moslim groet: niet een slap of desnoods ferm handje, maar hand naar de plaats van het hart gebracht. Vriendelijke glimlach.

Ik weet bijna zeker dat hij wel gedeporteerd is. Nog maar een paar dagen voor de val van Kaboel liet de Nederlandse zogenaamd demissionaire regering weten dat er beslist doorgegaan moest worden met het terugsturen van Afghaanse vluchtelingen. Met kleffe vriendelijk en vooral netjes klinkende smoezen wordt in VVD-Nederland te kennen gegeven dat mensen die net even anders zijn niet welkom zijn. Vol is vol, maar dat wordt niet zo gezegd, om openlijk ultrarechts in de gelegenheid te stellen te beweren dat de grenzen wagenwijd open staan voor de omvolking. Een rolverdeling.

*

Kaag was bij lange na nog niet de kwaadste genius in de schandelijke vertoning rond degenen die de Nederlandse bezettingsmacht hebben geholpen in Afghanistan. Maar zij heeft zich hoe dan ook onsterfelijk belachelijk gemaakt met de opmerking dat wie de val van Kaboel in zo korte tijd voorzien had een Nobelprijs verdient. Mij dunkt dat alleen al het kennisnemen van de succesroman The kite runner (De vliegeraar) van Khaled Hosseini enig inzicht had kunnen bieden. Dat de huichelbende van de taliban gewoon deel uitmaakte van de maatschappij en dat het een kwestie was van openlijk kunnen beschikken over wapens om het schuim der natie zijn gang weer te kunnen laten gaan. “Het westen” heeft hun en de voorlopers in de vorm van de mojaheddin niet alleen alle ruimte gegeven maar nog bewapend daarbij. En laat “ze” daar maar dat regime ondergaan, “ze” zijn niet beter gewend. Het maakt niet uit wat ze uitspoken.

Is het imperialistische onverschilligheid is ten opzichte van de gekoloniseerden of een teken van zwakte van de imperialistische machten van Europa en het verlengstuk de VS? Beide wellicht. De taliban willen wel bondgenoot zijn van China, het lot van de Oeigoeren en de Hui zal hun varkensworst wezen. Huichelaars zijn nu eenmaal huichelaars.

Maar wel huichelaars met zwepen, geweren en stenen bij de hand. Het lot van de sjiïtische Hazara, de Sikhs, de vrouwen in het algemeen, zelfs krokodilletranen zullen er nauwelijks om vergoten worden. Als fait divers krijgen we te horen dat de laatste jood van Afghanistan dan toch vertrokken is.

Middenin de vertoning van het Nederlands verraad van de Afghaanse medewerkers ter plaatse vernam ik van zo’n zich noemende marxist-leninist in de SP dat “vrouw” een “sociaal construct” is. Een opmerkelijke uiting van historisch of dialectisch materialisme, een opgewarmd kliekje van de vrijwel vergeten Simone de Beauvoir, mansplaining moet je dat noemen maar in dit geval dan blijkbaar weer niet.
Ga je praatjes maar verkondigen tegen de taliban.