Wanneer gaat de nachtzwaluw een job zoeken?

Sinds corona is uitgebroken, bezoek ik in rotatie de drie natuurdomeinen die Antwerpen telt. Twee weekenden geleden was het weer de beurt aan het Sint-Annabos. Bleek bij aankomst het bos niet meer te bestaan. Je kon het amper nog wat verdwaalde Sint-Annabomen noemen. Er was lustig gekapt, in vol broedseizoen. Het gebied was met dranghekken afgezet zodat de laatste overgebleven bomen zeker niet zouden ontsnappen. Tussen het slagveld van dode takken en kreupelhout zagen we een vos schichtig rennen. Een prachtig rood beest met een zwarte ring om haar staart. Ze was duidelijk geschrokken van onze aanwezigheid. Ze wou zich verschuilen, maar kon geen struikgewas vinden dat groot genoeg was om zich aan het zicht te onttrekken.

In het Sint-Annabos leven bedreigde vogels als de wielewaal en de gekraagde roodstaart. Daar werd niet om gemaald. Het moet natuurlijk van twee kanten komen: de ontbossing stond al enige tijd op de planning dus die vogels hadden op z’n minst een beetje inschikkelijkheid aan de dag kunnen leggen en zich op een ander tijdstip, in andere bomen, in een ander land gaan nestelen. Naast veertig verschillende broedvogelsoorten inventariseerde Natuurpunt zevenenzestig soorten spinnen, vijf daarvan staan op de rode lijst. Er werden maar liefst vijfhonderdeenenzeventig soorten paddenstoelen geteld waarvan twaalf bedreigd zijn.

Al die wezens krijgen nu de unieke kans om hun leven te offeren aan de heiligende doelen: infrastructuur en een vlotte verkeerscirculatie. Het natuurgebied verdwijnt, maar er komt een Oosterweelverbinding in de plaats, zodat autootjes van de ene naar de andere kant kunnen rijden. (Hoeveel openbare ruimte kan één vervoersmiddel eigenlijk innemen?) Bomen zijn onze grootste zuurstofleveranciers en ademen is essentieel voor ons voortbestaan, maar uitpakken met een prestigieuze tunnel geeft bepaalde mensen blijkbaar ook een niet te onderschatten boost.

Men heeft wel het nobele plan opgevat om, wanneer de bouwwerken voltrokken zijn (over een jaar of tien), een nieuw bos aan te planten bovenop de tunnel. Ik kan alleen maar hopen dat de vossen, de vogels, de spinnen en andere dieren op magische wijze hun weg vinden naar één van de andere twee natuurgebieden van Antwerpen en zich daar tot die tijd staande kunnen houden.

Een bos aanplanten van eenzelfde grootte en rijkdom, gaat natuurlijk niet in één twee drie. Volgroeide bossen kan je niet vinden in Brico of Aveve, en Tom&Co verkoopt al helemaal geen bedreigde diersoorten. De natuur laat zich niet afkopen of haasten. Een oud bos is zo goed als onvervangbaar, het duurt ettelijke decennia voor een nieuwe aanplanting een evenwaardige vorm bereikt.

Ik zou gemakkelijk tientallen jaren kunnen wachten tot een nieuw bos volgroeid is, als we ons op dit moment niet op een kritiek klimatologisch kantelpunt bevonden, als er afgelopen jaar niet in élk continent, zelfs op het poolgebied, oncontroleerbare branden hebben gewoed, als er geen duizenden diersoorten uitsterven, als er in Groenland niet voor het eerst ooit 38° Celsius werd gemeten, als er geen kilometers aan koraalriffen verbleekt en gestorven waren, als er geen verwoestende sprinkhanenplagen en zandstormen Afrika teisterden, als we niet afstevenden op een planetaire opwarming van 2,1°C. Helaas. We bevinden ons nu op zo’n cruciaal moment in de tijd dat elk natuurgebied, elk levend wezen nu telt en moet blijven bestaan. Wat eventueel later misschien goedgemaakt zal worden, daar hebben we momenteel niets aan.

Als je één volwassen boom van veertig jaar meteen wil compenseren, volstaat het niet een twijgje te planten. Net zoals je, wanneer je collega ziek wordt, je niet aan zijn peuter kan vragen om het werk over te nemen. Om de CO2-opslag van één volwassen boom te compenseren zou je honderdvierentwintig bomen moeten aanplanten van vier jaar oud. Als je een bos met driehonderd bomen moedwillig kapt of per ongeluk in brand steekt, moet je dus 37.200 bomen aanplanten van vier jaar oud. In plaats van bos te compenseren, laten we het beter staan. Maar bomen blijken nu altijd nèt op een plaats te groeien waar iemand bouwplannen voor één of andere parking in gedachte had. In Vlaanderen wordt dagelijks een voetbalveld aan bos gekapt.

Het is een vorm van zelfbegoocheling om ervan uit te gaan dat we over tien jaar nog met eenzelfde gemak nieuwe natuurgebieden kunnen aanplanten. Het grondwaterpeil is historisch laag en ook bomen hebben water nodig om te groeien. Recent onderzoek toonde aan dat bossen wanneer ze te zwaar zijn aangetast zelfs broeikasgassen kunnen gaan uitstoten in plaats van opslaan. Het Amazonewoud bijvoorbeeld, wat onze grootste zuurstof-buffer wordt genoemd, heeft afgelopen jaar zo hard geleden onder de hoge temperaturen, de droogte en de extreem agressieve ontbossing dat het meer broeikasgassen uitstootte dan opnam. Ook hier: in de zomer van 2018 sloegen de bossen in België één derde minder aan CO2 op door de aanhoudende droogte. En sterven er bomen af, dan brengen die op hun beurt weer opnieuw meer CO2 in de atmosfeer. Dat is het schrikbarende aan de klimaatverandering, ze versnelt exponentieel.

Persoonlijk zou ik alle bouwplannen dus liever even opbergen. Want nog belangrijker dan het aanleggen van een tunnel, een weg, een plastic-fabriek of een kabouter Plop-gethematiseerd zwemparadijs, lijkt het me om kwalitatief leven op aarde te verzekeren.

Nog een dag voordat ik ontdekte dat het Sint-Annabos nog slechts een eufemistische term was voor wat verdorde takken, vulde onze woning zich met een vreemde rooklucht, hoewel niemand aan het kokerellen was. De geur bleek van twintig kilometer verderop te komen. Defensie had per ongeluk zeshonderd hectare aan natuurdomein opgefikt.

Al klinkt de term ‘natuurdomein’ te zwak voor een gebied dat door kenners als ‘existentieel ecosysteem met internationaal belang’ wordt beschreven. Er leefden tal van zeldzame vogelsoorten: de nachtzwaluw, de boomleeuwerik en andere. Het was een belangrijke habitat voor adders en reptielen en er groeiden beschermde heideplanten zoals de prachtige, paarse klokjesgentiaan. Tot die vrijdag dus. De brand laaide hevig, eveneens in vol broedseizoen. Zeshonderd hectare aan natuur in rook opgegaan, de nestjes verbrand, de beestjes zelf waarschijnlijk ook. De enkele vogels die ontsnapt zijn, zullen dit jaar niet eens opnieuw kunnen nestelen, want het broedseizoen loopt ten einde. Hoeveel adders levend verbrand zijn, weet geen mens.

Gelukkig kwam men aanzetten met een verontschuldiging waardoor de nachtzwaluwen weer uit hun eigen as verrezen en de adders de wetten van de dood aan hun laarsjes lapten en terug aan het glijden gingen: ‘Wij betreuren de schade die de vlammen hebben aangericht, maar zijn opgelucht dat er geen slachtoffers zijn gevallen.’ Ja, dacht ik, toen ik die verontschuldiging las: Zo stom van die verdraaide vlammen dat ze per se die schade moesten aanrichten! Typisch vuur ook, het luistert nooit naar wat je vraagt.

Zelfs wanneer je flora en fauna niet meerekent, lijkt het mij te optimistisch te stellen dat er geen slachtoffers zijn gevallen. De smog-concentratie was zo hoog dat het rampenplan werd ingeroepen. De rooklucht was tot in hartje Antwerpen te ruiken, je kon as zien neerdwarrelen op straat. Wat een geluk dat de meeste voetgangers al mondmaskers op hadden, ga je bijna denken. Zo’n piekconcentratie aan fijnstof zorgt voor acute luchtwegklachten. En dan zijn er nog de gezondheidsklachten die zich pas op langere termijn zullen presenteren, de ziektes die niet aan één oorzaak toe te schrijven zijn, maar wel vaker aan luchtverontreiniging worden gelinkt. Vergelijk het met roken: er is nog nooit iemand plotsklaps gestorven door het roken van een sigaret, maar kan je daarom zeggen dat sigaretten nog geen slachtoffers hebben gemaakt?

Op het journaal herhaalde een afgevaardigde van defensie dat alle procedures gevolgd zijn geweest. In theorie is er geen fout gemaakt. Hoe noemt men dan wat er in praktijk gebeurde: de bedoeling? Al is het te makkelijk om die schuld in de schoenen van het leger te schuiven.

Dat zo’n brand kon ontstaan, is bovenal het resultaat van hoe onze regering de afgelopen decennia heeft gereageerd op de klimaatcrisis: nauwelijks. Onze beleidsmakers hadden enkele decennia geleden de wetenschappelijke rapporten ernstig kunnen nemen, de komende droogte erkennen, een actieplan bedenken, de procedures updaten, een schietterrein zonder ecologische waarde zoeken. In plaats daarvan hebben enkelen onder hen de wetenschap over de klimaatcrisis zo lang ontkend en ontkracht dat het geen wonder mag heten dat bepaalde procedures nu inadequaat blijken te zijn. Wij hinken de realiteit achterna.

Het is natuurlijk makkelijker om die brand op één ongelukkig schot te steken, dan te achterhalen waarom de heide zo ontvlambaar is geworden. Wie de brand als een eenmalige stommiteit afdoet, hoeft geen verantwoordelijkheid op te nemen of een volgend voorval te voorkomen. De brand is niet zozeer een ongeluk als wel een logische consequentie van voorgaande politieke keuzes en onachtzaamheid: er werd door de jaren heen zoveel land gebetonneerd dat het regenwater amper nog kan doorsijpelen, moeraslandschappen werden systematisch drooggelegd om er bouwgrond van te maken en bij bouwwerven wordt er nog steeds oeverloos grondwater opgepompt om het meteen in de riolering af te voeren. Als je al die voorlopers buiten beschouwing laat, kan je inderdaad verbaasd zijn wanneer een heidegebied afbrandt. Dan zal je eveneens uit de lucht vallen, wanneer er deze zomer een drinkwatertekort heerst. Dan kan je doen alsof dit alles onverwachts en onvermijdelijk was. Alsof het zo moest zijn.

Die defaitistische houding stoort me het meest. Op deze aardbol is nog maar een armzalige twee procent aan ongerepte natuur te vinden, de rest werd bewerkt door de mens. De klimaatcrisis is veroorzaakt door de mens, maar wanneer er naar oplossingen wordt gezocht, maakt een vals minderwaardigheidscomplex zich van ons meester. Dan voelen we ons plots nietig en onbeduidend en niet tot actie in staat. Dan slaan we aan het filosoferen over onze eigen betrekkelijkheid. Het probleem wordt te groot bevonden, de vereiste inspanningen te zwaar. Men roept dat men niet kan opboksen tegen ‘de wil van moeder natuur’, alsof het moeder natuur is die beslist heeft fabrieken te bouwen, vliegtuigen rond te laten vliegen, landen te exploiteren en fossiele brandstoffen op te pompen. Het is een verleidelijk, maar oneerlijk excuus om bij voorbaat bij de pakken te blijven zitten. We moeten moeder natuur ook helemaal niet aanpakken, maar onze manier van consumeren, onze eigen CO2-uitstoot. Hoe we er nu voor staan kan je als het bewijs zien: wij kunnen net heel erg veel veranderen. Ook ten goede, als we willen.

Het zou de zaken snel vooruit helpen als onze beleidsmakers met een grootschalig, afdoend actieplan kwamen. Maar het lijkt erop alsof ze nog steeds in een verregaande staat van ontkenning zitten. Soms ga ik hen ervan verdenken dat ze een soort van diepgewortelde minachting voor de natuur koesteren. Misschien zijn ze ooit hun muggenmelk vergeten bij het kamperen?

Ik herinner me een minister die meewandelde in de grootste klimaatmars in ons land ooit. Ze verkondigde dat ze de stem van het volk mee zou nemen naar de klimaattop. Daags nadien nam ze een privéjet naar Polen waar ze als één van de enige afgevaardigden tegen bindende klimaatwetgeving stemde. Zelfs als ze was thuisgebleven en zich van de stemming had onthouden had ze minder schade aangericht.

Ik herinner me een andere minister die op de proppen kwam met de leugenachtige term ‘planepoolen’. Ik herinner me een stad die spraakmakend slecht scoort op luchtkwaliteit, maar toch een aanmeerplaats voor cruiseschepen (in de top van meest vervuilende transportmiddelen) laat bouwen.

Ik vergeet zo weinig. Ik herinner me dat de grootste vervuilende bedrijven zoals BASF en ExxonMobil in 2019 nog zo’n 34,5 miljoen euro kregen van onze regering. Geld dat – wie bedenkt het – uit het Vlaams klimaatfonds werd gehaald. In 1980 zou onze regering nog een excuus hebben gehad, maar in 2019 bestond er toch al zo’n dertig jaar wetenschappelijke consensus over de klimaatcrisis. Vorig jaar werd het bedrag verdrievoudigd en kregen de bedrijven zo’n 93 miljoen toegestopt. Waarom? Ik citeer, onze minister van innovatie: ‘Onze industriële topbedrijven zijn van groot belang voor de samenleving’.

Als je zo’n uitspraak hoort, begrijp je dat die ‘innovatie’ op een losgeslagen verbeeldingskracht moet slaan. Hoe uit dat ‘belang voor de samenleving’ zich in de praktijk? Gaan we meer met de buren praten dankzij BASF? Werkt ExxonMobil eenzaamheid bij bejaarden weg? Of brengen langdurige ziektes families weer bij elkaar?

Verder vertelde de minister: ‘De bedrijven zorgen voor werkgelegenheid, productie, doen onze economie draaien en dragen bij tot welvaart.’ Werkgelegenheid, productie, economie en welvaart, dat waren inderdaad de enige zaligmakende deugden waar moeder Theresa over sprak. Dat de bedrijven de directe veroorzakers zijn van de klimaatcrisis en de klimaatcrisis onder meer droogte, massa-extinctie, waterschaarste en volksmigraties met zich meebrengt, wordt niet vermeld. Hoe al die zaken iemands levensgeluk ten goede zullen komen zie ik niet meteen, maar wie weet volgt een openbaring later nog.

Er is iets grondig mis met onze houding tegenover onze eigen leefomgeving. Ons voedsel en drinken zijn nog steeds voortbrengselen van de natuur. En hoewel die van levensbelang is voor ons voortbestaan, lijkt ‘de bevorderding van de economie’ voor onze beleidmakers toch het enige allesoverheersende streefdoel te zijn. Wie voor het behoud van een gezonde leefomgeving pleit, wordt als radicaal weggezet. Alsof de planeet uitputten dan wel een gematigd, beredeneerd en overzichtelijk toekomstplan is.

‘Goed voor de economie’ is een argument dat in de praktijk vaak neerkomt op: alles is gerechtvaardigd, zolang iemand er geld aan verdient. De oceanen mogen vol plastic worden gegooid, akkers mogen met insecticiden bespoten worden, schaliegas mag verbrand worden als er iemand profijt uit haalt. Dat de ecologische kosten groter zijn dan de financiële baten, zijn zorgen voor anderen.

De goede zielen die van negen tot vijf hun brood en ingebouwd zwembad verdienen met zich druk maken om ‘het volk’, lijken zich amper te bekommeren om het milieu. Ik begrijp de afkeer wel: behalve politiehonden, heeft nog geen enkel dier aanstalten gemaakt om een voltijdse job te vinden. Geen plant of boom betaalt belastingen. Dan kunnen ze nu eenmaal niet verwachten dat er rekening met hen wordt gehouden.

Mij raakt het: het zien van die gedesoriënteerde vos, het idee van levend verbrande vogels en reptielen, de afstervende bomen, de foto’s van verkoolde kangoeroes, aangespoelde walvissen met magen vol plastic, het feit dat je ‘s zomers steeds minder zangvogels hoort en vlinders ziet, overal asfalt, de video’s van uitgemergelde ijsberen en pinguïnkuikens die vastgekoekt zitten in de modder omdat er geen ijs meer is. Beelden van torenhoge bosbranden, extreme vloedgolven. Om nog maar te zwijgen over het menselijk leed: miljoenen personen die op de vlucht slaan door overstromingen, windstormen, aardbevingen of droogte.

Sinds ik besef hoe rampzalig de klimaatcatastrofe zal uitpakken, valt het me steeds moeilijker om de generositeit van onze regering ten opzichte van grote bedrijven te bewonderen. Wanneer ze zolang verzaakt heeft haar burgers te beschermen, voelen dergelijke verklaringen en planepool-spitsvondigheden des te wranger aan. Er straalt een bepaalde trots op eigen onwetendheid vanaf. Stoerdoenerij die doet denken aan de kinderen die opschepten over het aantal onvoldoendes op hun rapport. Er bestaat een soort wereldvreemdheid waar niets schattigs aan is. Ze is zelfgekozen.

Onlangs toonde onze regering enige vorm van interesse in het klimaatprobleem, zij het niet op een manier die ons vooruit helpt. Onze minister van Binnenlandse Zaken liet begin dit jaar in haar beleidsnota optekenen dat ze protestorganisaties grondig zou laten onderzoeken en in kaart zou laten brengen door de politie.

Het criminaliseren van protestorganisaties is een zorgwekkende, wereldwijde trend waar België ijverig aan mee doet. Alsof het klimaatprobleem begint bij wie het aankaart. Alsof het intimideren van bezorgde burgers iets kan veranderen aan de komende hittegolven, het verzuren van de oceanen, de luchtvervuiling. Het is pijnlijk dat mensen die zich zorgen baren over een probleem nog eerder worden aangepakt, dan het probleem zelf. De grootste vervuilers mogen ongestoord verder gaan, maar wie met een spandoek op straat durft komen moet onmiddellijk doorgelicht worden.

Als onze ministers uit oprechte bezorgdheid over het klimaat een afdoend actieplan hadden opgesteld, zouden er in de eerste plaats geen protestorganisaties moeten worden opgericht. Wat wil dat trouwens zeggen: dat je banger bent voor bezorgde burgers dan voor monopoliserende bedrijven? Banger voor protest dan voor de effectieve gevolgen van de klimaatverandering? Waar ligt je loyaliteit dan?

Recent keurde de Vlaamse regering een nieuw ontwerp van decreet goed waarmee ze milieuorganisaties en oprecht bezorgde burgers openlijk het zwijgen wil opleggen. Als je een boskap of betonnering wil tegenhouden, zou je niet langer bezwaar kunnen aantekenen uit algemeen belang. Je zou alleen nog maar naar de rechtbank mogen stappen als je kan aantonen hoe zo’n project jou direct en persoonlijk benadeelt.

Voor milieuorganisaties was dat ‘algemeen belang’ zo goed als de enige juridische manier om de vernietiging van natuurgebieden te voorkomen. Want probeer maar eens aan te tonen hoe een ontbossing jou persoonlijk schaadt. Dat bomen voor iedereens zuurstof zorgen is volgens mij een heel goed argument, maar volgens onze regering niet meer.

Het ziet er naar uit dat die nachtzwaluwen, wielewalen, de gekraagde roodstaart, reptielen, adders, paarse klokjesgentiaan, bomen, spinnen en paddenstoelen zelf naar de rechtbank zullen moeten stappen. Ze zullen zelf hun bestaansrecht moeten aantonen, want wij kunnen het niet meer in hun plaats doen. Heeft de regering weer slim gezien dat die wezens de juridische procedures waarschijnlijk nog niet zo goed onder de knietjes hebben.

Dat zo’n universeel goed als natuur alleen in eigenbelang kan verdedigd worden, is een pijnlijk kenschetsende uiting van hoe de natuur wordt bekeken: als braakliggende bouwgrond. Op woensdag 19 mei wordt het ontwerp van decreet voorgelegd in het Vlaams Parlement. Als het ontwerp door de stemming raakt, als het wordt goedgekeurd, dan denk ik dat we dat als een erg duidelijk teken mogen opvatten. Dan schopt het Parlement ons de laatste riemen uit de handen. Dan is het overduidelijk dat ze eerder de klimaatcrisis wil versterken, dan ze afwenden. Dan behartigt ze andere belangen dan die van haar burgers.

Als ze het decreet verwerpt, wat ik ten zeerste hoop, dan toont ze dat ze de ernst van de situatie toch ergens begrijpt. Dan laat ze zien dat er op z’n minst een wil tot actie of samenwerking is. Of in ieder geval dat nog meer tegenwerking uitblijft.

Hoe dan ook, we hebben al lang genoeg met ijdele hoop en engelengeduld zitten wachten op een plan van aanpak. We kunnen ons geen traagheid meer veroorloven. Als de regering niet in actie schiet, dan wij wel. Als we de natuur niet via juridische wegen kunnen verdedigen, dan op andere manieren. Verandering moet en zal er komen, wat men in het parlement ook beslist. Een omwenteling begint bij ons.

  • Uitgelichte afbeelding: Door b.gliwa – Eigen werk, CC BY-SA 2.5, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=972009