Ik ben altijd vrij eenkennig geweest qua muzikale smaak, en heb daardoor voor een muzikant niet naar overdreven veel muziek geluisterd. Zelfs bepaalde gitaarnummers of gitaristen die iedereen moet kennen ken ik als 57-jarige gitarist soms niet.
Zo hoorde ik slechts onlangs voor het eerst John Mayalls album Blues Breakers with Eric Clapton. Het is mogelijk dat ik dit album eerder al eens gehoord heb op een in de bibliotheek geleende LP ergens in de jaren tachtig, maar dat het destijds geen blijvende indruk maakte. Eric Clapton ken ik natuurlijk wel, zo erg is het nu ook weer niet.
Eric Clapton had halverwege de jaren zestig de Yardbirds verlaten omdat het nummer For Your Love hem, zichzelf als bluesmuzikant beschouwend, te poppy en commercieel werd en was bij John Mayalls Bluesbreakers terecht gekomen. Echt goed had hij toch al nooit in die band gelegen. Hij werd opgevolgd door de technisch nog begaafdere, en mijns inziens op gitaar ook creatievere, Jeff Beck.
Wat ik in die vroege jaren tachtig misschien gedacht zou kunnen hebben, als ik het album toen inderdaad beluisterd heb, is dat het tamelijk voor de hand liggende bluesgitaarriffs waren die ik hoorde. Ik zou me destijds namelijk niet gerealiseerd hebben dat datgene wat ik normaal vond, dat zingende, vervormde gitaargeluid, juist ten tijde van dat album werd ontwikkeld, en in elk geval voor een belangrijk deel door Eric Clapton. Daarvóór had je BB King gehad, die de gitaarsolo in de blues wel op de kaart zette op een manier als nooit tevoren, en vooral de techniek van het buigen van snaren en ook het vibrato dat je daarmee kon bereiken ontwikkelde. Maar zijn toon was nog een zachte, ronde en relatief natuurlijke gitaartoon geweest.
Maar die doorklinkende, vervormde toon van Eric Clapton op dit album was een grote vernieuwing die geheel nieuwe melodische mogelijkheden bood voor de gitaar. De snijdende solo zoals in Have You Heard (vanaf 26.33) is een goed voorbeeld. Ik zeg niet dat dit de allereerste keer is dat dit geluid gebruikt werd, mijn kennis is niet groot genoeg daarvoor, maar wel werd het rond deze tijd ontwikkeld.
Dat geluid kon je destijds trouwens alleen krijgen door je versterker op 10 te zetten, en met die grote Marshallversterkers is dat hard, kan ik u vertellen. Zelfs met 50 Watt of minder blaas je je al de oren van het hoofd, maar men gebruikte nog geen PA’s destijds, de gitaarversterkers waren ook bedoeld voor het zaalgeluid. Ik heb het eens geprobeerd met een 100+ Watt Marshallachtige London City versterker, maar ben toen zelf wel even op het balkon van mijn studentenflat gaan staan, mijn gehoor was mij te lief.
Een gitaar met een hoog signaal bevorderde die vervorming, vandaar dat Eric Clapton in die tijd vaak gitaren met dubbelspoelige elementen gebruikte, in het geval van dit album een Gibson Les Paul (maar hij heeft ook een Gibson SG en 335 gebruikt). Die elementen waren slechts ontwikkeld om brom te verhinderen die je met enkelspoelige elementen al snel kreeg, en de Gibson Les Paul was bedoeld als een sjieke, compacte jazzgitaar. De Les Paul was een model dat in 1960 uit productie was genomen wegens te weinig succes, maar werd door Claptons populariteit in 1968 weer in productie genomen.
Waarna deze charmante en exclusief ogende gitaar, waaraan ooit zoetgevooisde tonen werden ontlokt door gitaarvirtuoos Les Paul zelf in een net pak, al gauw hèt gereedschap werd voor langharig volk met wijd openhangende hemden zoals Jimmy Page, Peter Frampton of later Slash, die probeerden hun versterkers zoveel mogelijk te laten vervormen, terwijl het elektronisch ideaal van een versterker toch juist nul vervorming is, zoals mij eens door een promovendus electrotechniek werd toegevoegd tijdens mijn studie.
Enkele jaren na Claptons escapades trad er trouwens een zo mogelijk nog grotere elektrische gitaarvernieuwer in het voetlicht, te weten Jimi Hendrix. Hendrix speelde op een Fender Stratocaster, een gitaar waar Clapton bij zijn Derek and the Dominoes project later ook op overgestapt bleek te zijn. De Gibson Les Paul en Fender Stratocaster zijn vooral sindsdien dè twee archetypische elektrische gitaren gebleven.
Mij valt bij beluistering van dit album op hoe goed Mayalls band speelt (hijzelf als virtuoos op mondharmonica in Parchman Farm, op 20.43 bijvoorbeeld) en ook hoe goed de opname klinkt. Dat begint gelijk al bij het allereerste nummer, maar ook Steppin’ Out (32.15) demonstreert de vakkundigheid van de producer en de studiotechnici. Wel heeft het soms te lijden van een rare, extreme stereomix zoals men die destijds wel maakte (stereo werd als effect gezien, in plaats van een natuurlijke weergave van geluid als men twee oren heeft), maar het geluid op zich is goed.
Het album is geproduceerd door Mike Vernon, een producer die ook vijf albums van Focus produceerde. Die klinken inderdaad ook goed en vooral erg natuurlijk, net als deze.
(Foto: By Source, Fair use, https://en.wikipedia.org/w/index.php?curid=15294151)