In mei 2016 kreeg Thierry Baudet een lift van Arendo Joustra, hoofdredacteur van Elsevier. Baudet deed zijn beklag dat, hoewel hij toch de belangrijkste intellectueel van het land was, zijn carrière nog niet naar wens verliep. Joustra had goede raad voor hem; ga de politiek in. Dan ben je eigen baas, en ‘je krijgt er een smak geld voor’. Zo gezegd, zo gedaan. Het is een van vele typische anekdotes in deze biografie van Thierry Baudet.
Mijn meningen zijn feiten. De wording van Thierry Baudet heeft de structuur van een verhaal over opkomst en dreigende ondergang. Een rode draad is Baudet’s arrogantie en eerzucht. Die hebben Baudet een pad naar landelijke faam doen kiezen maar, zo suggereren Botje en Cohen, zullen verder succes als politicus in de weg staan. Het boek kan ook op een andere wijze gelezen worden; Baudet niet als een uitzonderlijk individu die dankzij zijn kwaliteiten (goed of slecht) is opgeklommen, maar als voorbeeld van iemand wiens carrière het resultaat is van connecties, ons-kent-ons netwerken en het hebben van de juiste vrienden.
Een netwerkende poster-boy
Het ritje met Joustra is tekenend. De twee waren in Leiden geweest voor het promotie-diner van hun gemeenschappelijke vriend Geerten Waling. Waling is tegenwoordig medewerker van de Universiteit van Leiden en columnist bij Elsevier. Daarnaast is hij interviewer bij YouTube kanaal Café Weltschmerz waar regelmatig samenzweringstheorieën over bijvoorbeeld corona en de MH17 verkondigd worden en rechtse publicisten als Sid Lukkassen en Wierd Duk aanschuiven. Waling vergezelde Baudet ook tijdens zijn lange gesprek met Le Pen senior. Dit was niet de eerste keer dat Joustra iemand adviseerde een carrière-switch te maken van publicist en commentator naar politicus; eerder had hij Pim Fortuyn aangeraden om de politiek in te gaan.
Hij was er ontevreden over, maar voor zijn overstap naar de politiek liep Baudet’s carrière toch zo slecht nog niet. Die was op gang gekomen na een bijeenkomst van de Nederlandse ambassade in Parijs ter ere van de historicus Henk Wesseling. Wesseling was nog een vriend geweest van Baudet’s opa, de academicus Ernest Henri Philippe Baudet. Op de ambassade raakte Baudet aan de praat met Mai Spijkers, eigenaar van Uitgeverij Prometheus. Spijkers zag wel wat in Baudet, een ‘nette jongen uit een goede familie’ zoals het hoofd publiciteit van de uitgeverij hem omschrijft. Zo vond Baudet een uitgever voor zijn boeken.
Baudet was altijd al bezig met netwerken en het cultiveren van contacten. Botje en Cohen beschrijven zijn gang van het categoraal gymnasium naar de universiteit en een promotie-traject onder de beschermende vleugels van Paul Cliteur. Geldgebrek of de noodzaak om zelf te werken lijken nooit een probleem te zijn geweest voor de ambitieuze rechtse student die zich opgaf voor allerlei bijeenkomsten en zomerscholen. Zo nam hij deel aan activiteiten van de onder andere door Pfizer en Microsoft gefinancierde Burke Stichting. Daar ontmoette Baudet Michiel Visser, de medeoprichter van de stichting die later samen met hem twee boeken uit zou geven.
En via Visser ontmoette Baudet ook Henk Otten. Visser en Otten gingen wel eens lunchen, en dan schoof Baudet soms aan. Otten stond bekend als iemand met geld en een interesse voor rechtse politiek. Hij was nog kortstondig lid geweest van de LPF. Begin 2015 viel Baudet binnen bij Otten’s kantoor op de Zuidas met de vraag of deze niet kon helpen bij het op poten zetten van Forum voor Democratie, toen nog een denktank. Otten dacht dat Baudet wel een ‘goede poster boy‘ zou zijn, zei ja en maakte alvast 1000 euro over.
Toch was Baudet ontevreden. Een rechtse denktank als Forum voor Democratie leverde een aardige boterham op, maar hij wilde meer. Vergeleken met de immense machinerie van Amerikaans rechts waar hij zich graag aan spiegelde was het in Nederland allemaal maar small potatoes. Gesteund door Otten besloot Baudet zijn naamsbekendheid te gebruiken om van het Forum een politieke partij te maken.
Baudet de BN’er
Die naamsbekendheid is eigenlijk het meest markante aspect van Baudet’s opkomst. Dat een intelligente, ambitieuze rechtse jongen uit een welvarende familie met goede connecties een succesvolle carrière als een conservatieve intellectueel opbouwde is niet verrassend. Maar Baudet had nooit FvD zo succesvol om kunnen vormen tot een politieke partij als hij niet, dankzij de zogenaamd politiek correcte media, niet ook BN’er was geworden.
In de nasleep van de opkomst van Fortuyn gingen deze media naarstig op zoek naar nieuwe rechtse geluiden. Zo kon Baudet niet alleen vaker terecht bij rechtse media als Elsevier of het Franse Valeurs Actuelles (recent in opspraak omdat het een zwarte, linkse parlementariër afbeeldde in slavenketenen). Baudet mocht ook columns schrijven voor NRC Handelsblad en commentaar geven bij Buitenhof. Optredens bij De Balie ontbraken natuurlijk niet. Bij het opnemen in Italië van een special van Pauw over vluchtelingen, ‘speelde Baudet met verve de rol van bad cop waarvoor de programmamakers hem hadden ingehuurd’, constateren Cohen en Botje. Baudet kreeg als enige een paar duizend euro voor de trip. Baudet is niet alleen een handig netwerker, hij is ook een vaardig showman en besefte dat dergelijke optredens goed van pas kwamen bij het cultiveren van een eigen fanbase. Op het moment dat zijn opvattingen te expliciet radicaal rechts werden en hij niet meer welkom was bij NRC of Buitenhof had hij deze ook niet meer nodig.
Het was niet alleen uit opportunisme dat Baudet een platform kreeg. Een paar jaar geleden bestond er het idee dat Baudet een ‘net’ alternatief zou zijn voor Wilders, dat hij geen racistische ideeën koesterde. Een naïef idee, als het niet al getuigde van moedwillige blindheid. Bijna aandoenlijk is de ontboezeming van Geert Mak die samen met Baudet een boek publiceerde. Later kwam hij Baudet nog eens tegen; ‘Thierry droeg inmiddels met veel overtuiging de white replacement-theorie uit’. Mak concludeerde; ‘dit is geen conservatisme meer, dit gaat veel verder’. Voor Mak rolde Baudet ‘definitief in een ander vakje, iets wat ik zeer betreurde’. Hij had het toch echt kunnen weten. Wilders heeft sinds zijn start in de VVD een duidelijk radicaliseringsproces doorgemaakt, maar Baudet, die ideeën altijd al veel serieuzer nam, is nadat hij de politiek inging vooral meer expliciet geworden over wat hij al dacht. Dat hij zich goed kleedt en zich een intellectuele habitus aanmeet betekent niet dat zijn overtuigingen niet anti-democratisch zijn en waren.
Al in zijn proefschrift uit 2012 verdedigde Baudet ideeën die hem duidelijk in het anti-democratische kamp plaatsen. Hier legt Baudet uit dat mensenrechten geen plaats hebben in een soevereine staat, omdat ze de soevereiniteit beteugelen. Democratie wordt in dit proefschrift geherinterpreteerd als een cultureel homogene staat waarin het volk meent zich te kunnen herkennen in zijn leiders. Helaas komen de implicaties van dit soort opvattingen in Mijn Meningen zijn Feiten niet echt naar voren. De schrijvers lijken meer geschokt te zijn door Baudet’s opvatting dat de Europese Unie niet gedreven wordt door belangeloos idealisme. De suggestie van een deelnemer bij een zomerschool van FvD dat moslims gewoon ‘hun paspoort afgepakt’ zou moeten worden past echter naadloos in Baudet’s opvattingen. Sowieso doet het oordeel van Cohen en Botje af en toe een beetje naïef aan. Het Vlaamse Schild en Vrienden, een club waarin racisme, antisemitisme en reikhalzend uitkijken naar politiek geweld welig tieren, omschrijven als grotendeels ‘conservatief katholiek’ slaat de plank mis. Uitgeverij De Blauwe Tijger wordt omschreven als ‘conservatief’. Deze publiceert onder andere de fundamentalist en zelfverklaard reactionair Robert Lemm en ‘onderzoeksjournalist’ Rypke Zeilmaker die antisemitische stukjes schrijft waarin hij de zes miljoen slachtoffers van de Holocaust een joodse mythe noemt.
Dat Baudet het product van de zogenaamd door cultuur-marxisten beheerste mainstream media en universiteit is, dat deze ‘anti-elitaire populist’ zijn carrière heeft te danken aan old boys connecties, dat wordt wel overvloedig duidelijk. Bij tijd en wijle klinken de beschrijvingen van dit milieu als een parodie. Dat iemand als Robert Alexander Emile de Haze Winkelman, voormalig VVD-senator, vanwege belastingredenen officieel in Andorra woont hoeft niet te verbazen. Dat hij zijn machtsstrijd met Otten voor een groot deel uitvocht via de telefoon, bellend uit zijn villa in Zuid-Frankrijk komt daar nog eens bij. En dan hoeven Botje en Cohen nog niet eens moeite te doen dit aspect van Baudet en FvD te benadrukken. Ze introduceren Henk Otten als een voormalig advocaat en zakenbankier. Daar kan nog aan toegevoegd worden dat hij onder andere voor het beruchte Lehman Brothers werkte. De beruchte naaktfoto van Baudet bij het zwembad werd genomen tijdens een verblijf in de Post Ranch Inn in de VS, hem aangeraden door zijn maatje Jort Kelder. Even googelen leert ons dat een verblijf daar minstens 1000 dollar per nacht kost (exclusief BTW). Als iemand een scenario zou schrijven voor een soap over gekonkel in de Nederlandse bourgeoisie waarin dit allemaal voorkomt, dan zou gevraagd worden het er wat minder dik op te leggen. Wie niet voorkomen in dit boek zijn de ‘vergeten witte arbeiders’ en ‘verliezers van de globalisering’ die volgens allerlei clichés zo’n rol spelen bij de opkomst van nieuwe radicaal-rechtse partijen.
Een lange traditie
Nationalisme en racisme zijn niet de enige drijfveren van FvD en Baudet. Forum voor Democratie is een partij van en voor de rijken, met als centrale overtuiging dat mensen met geld nog meer geld moeten hebben. Zo is FvD voorstander van het afbreken van sociale voorzieningen, van minder bescherming tegen ontslag, bezuinigen op sociale voorzieningen, belastingverlagingen, en nog meer geld voor grote bedrijven als KLM. En van steeds meer macht voor de regering en vooral de premier om dit alles mogelijk te maken.
Baudet & Co begrijpen dat dit niet een programma is dat meteen veel aanhang op zal leveren. En dus wordt het afbreken van zorg- en huurtoeslag omschreven als een ‘versimpeling’ en trekt Baudet voor een mediamomentje zelfs een FNV-hesje aan. Niet voor niks vertelde Baudet dat hij mensen vertegenwoordigt die hij ‘veracht’. Die elitaire minachting voor het grote publiek is niet slechts een persoonlijk trekje van Baudet. De Nederlandse bevolking wordt in het FvD verkiezingsprogramma omschreven als een ‘gezapig kuddevolk’ dat door nieuwe leiders weer ‘dynamisch’ gemaakt moet worden. Tot die tijd moet het spelletje meegespeeld worden.
Dit elitaire wereldbeeld is niet nieuw. Een van de inspiratiebronnen van Baudet en FvD, zo blijkt ook uit Mijn Meningen zijn Feiten, is de negentiende-eeuwse Franse denker Alexis de Tocqueville, een aristocraat die zich tegen heug en meug had neergelegd bij de politieke veranderingen van na de Franse Revolutie. Het oude aristocratische systeem was verleden tijd en dat maakte de verdediging van de privileges van de heersende klasse nog dringender dan voorheen. Terugkijkend op de Franse revolutie schreef De Tocqueville dat zolang ‘bezit de basis was van vele andere rechten, het gemakkelijk kon worden verdedigd’. Maar nu was bezit nog slechts ‘het laatste overblijfsel van een vernietigde aristocratische wereld’, een ‘geïsoleerd privilege in een egalitaire samenleving’. Zonder de dekmantel van andere aristocratische privileges, was persoonlijke rijkdom ‘in groot gevaar; het staat nu oog in oog met de directe en onophoudelijke invloed van de democratische opinie’. ‘Denkt u dat het toeval is dat we aan alle kanten vreemde doctrines zien verschijnen die het recht op eigendom ontkennen? Wie kan hierin niet het nieuwste symptoom van de democratische ziekte van de moderne tijd herkennen?’, vroeg De Tocqueville retorisch. Baudet en FvD zijn ware erfgenamen van Tocqueville, beschermers van privilege tegen de moderne ‘democratische ziekte’.
In het laatste deel van het boek klinkt enige verbazing door, alsof de auteurs nog niet echt kunnen geloven dat Baudet het echt meent. Voorzichtig suggereren ze in het nawoord dat het radicalisme van Baudet ook zijn achilleshiel zal blijken te zijn. Als hij zich niet matigt, zal Baudet op ‘een doodlopende weg’ terecht komen, schrijven ze. Dit soort voorspellingen zijn al een paar decennialang te horen, sinds de opkomst van Fortuyn. Toen deze verkondigde graag artikel 1 van de Grondwet af te willen schaffen, werd ook gehoopt dat hij ‘nu toch echt te ver was gegaan’. Ondertussen heeft FvD een politiek project waarbij Fortuyn afsteekt als een tamme liberaal. Baudet en zijn geestverwanten zullen niet vanzelf verdwijnen. Daarvoor is politieke strijd nodig, en dat begint met de erkenning dat het rechts-radicalisme van FvD wortels heeft in de Nederlandse burgerij. Ze menen het echt.
– Harm Ede Botje en Mischa Cohen: Mijn meningen zijn feiten. De wording van Thierry Baudet. Uitgever: Atlas Contact, 376 pagina’s. € 22,99
– door Alex de Jong, met enige correcties overgenomen van Grenzeloos