Een nieuw Limburgs lesboek over WO-II noemt volgens critici de daders van de holocaust niet – beide termen komen niet in het boekje voor. Daarom moet het boekje weer van de markt. Het gaat om een uitgave van de nazibegraafplaats Venray-Ysselsteyn bedoeld voor kinderen van 10 tot 14 jaar in twintig Noordlimburgse en naburige Duitse gemeenten. De critici zijn o.m. nazaten van verzetsmensen en Joodse overlevenden.
Het boekje is samengesteld door de stichting Vredeseducatie. De critici vinden het boek echter ‘geschiedsverdraaiing’. Opvallendste omissie volgens hen: SS-luitenant Julius Dettmann, die Anne Frank liet deporteren en de executie van Nederlands grootste verzetsman, Johannes Post, leidde. Dettmann ligt op Ysselsteyn.
Ook ontbreken de termen ‘holocaust’ en ‘daders’ geheel, hoewel enkele vervolgde Joden worden beschreven. Het boek heeft het meestal over ‘Duitse soldaten’, en de critici vinden dit ten minste verwarrend, omdat het om ‘nazisoldaten’ gaat – van wie één op de vijf geen Duitser was. Het boek stelt ook dat de meeste nazisoldaten op Ysselsteyn rond 20 jaar zijn, maar de critici zeggen dat dat ongeveer 26 is.
Het boek is uitgevoerd als kleurig ‘doeboek’ met allerlei opdrachten, quizjes en vragen in een oplage van 25.000, vooral gericht op de streek. Hoewel op de nazibegraafplaats Ysselsteyn 32.000 nazisoldaten, SS’ers, Nederlandse verraders en zeer zware oorlogsmisdadigers liggen, noemt het boek niet één van hen. Wel een nazimatroos van 16 als voorbeeld van een ‘kindsoldaat’ en een Wehrmacht-arts die zich verzette tegen de naziterreur.
De inhoud verbaast en schokt enkele leden van de Joodse gemeenschap zoals opperrabbijn Evers uit Düsseldorf en ook secretaris Van Kasbergen van een vereniging voor oud-verzetsmensen, de AFVN. Zij voeren sinds 15 september actie om de komende herdenking op Ysselsteyn door de Duitse ambassadeur, 15 november, te voorkomen. De verschijning van dit eenzijdige boek verbaasde hen sterk.
Ook de antifascist en actieleider Arthur Graaff, afkomstig uit een verzetsfamilie waarvan een oom in Dachau is vermoord, begrijpt niet hoe je over Ysselsteyn kunt schrijven zonder dat je ingaat op de daders en medeplichtigen van de Holocaust die daar liggen. ‘Dat zijn er geen tiental of zo’, zegt hij, ‘daar liggen er letterlijk enkele duizenden omdat dit de grootste nazibegraafplaats van heel Europa is – 28 hectare, 40 voetbalvelden. De Jodenvervolging in Nederland was bovendien tamelijk vergaand met 104.000 doden.’
Hij wijst op de tientallen Jodenjagers op Ysselsteyn, zoals de politiecommissaris van Nijmegen, Anton van Dijk, die 500 Joden naar hun dood zond. Of de Bossche Jodenjager Piet van Bussel, of de gruwelijke folteraar Anne Jannes Elsinga uit Groningen, die daar de terreurdienst SD leidde. Of diens collega Arthur Thomsen uit Arnhem, ‘De schrik van de Veluwezoom’. Graaff wijst ook op de eerste Nederlandse vrijwilliger bij de SS, Willem Heubel uit Hilversum, oostfrontsoldaat en broer van de latere fascistische ‘zwarte weduwe’, Florrie Rost van Tonningen-Heubel.
Graaff, die zelf veel over WO-II schreef, begrijpt ook niet dat in het boek de termen ‘Duits’ en ‘nazi’ losjes door elkaar gebruikt. ‘De doden op Ysselsteyn zijn geen Duitsers, maar nazisoldaten of SS’ers – en er liggen trouwens 20 nationaliteiten: Oostenrijkers, Belgen, Nederlanders, Polen, Tsjechen, Russen, Georgiërs en zelfs een Armeniër en Tadzjiek. ‘
Vreemd vindt Graaff ook dat de Limburgse commissaris van de koning Bovens het eerste exemplaar uitreikte, in het bezoekerscentrum van de nazibegraafplaats. Ook merkt hij op dat er in de Nederlandse pers wel, maar in de Duitse vrijwel geen aandacht is voor deze uitgave, hoewel ook daar tien gemeenten meedoen, plus de regio Düsseldorf.