Waarom we tegen internationalisme zijn

Angela Merkel heeft recentelijk verklaard: “Der Nationalstaat alleine hat keine Zukunft.” Merkel is rechts. Ligt het voor links dan niet voor de hand om voor de natiestaat te zijn? Zulk simplisme gaat voor vrijwel iedereen te ver. Maar waarom wordt toch door een groot deel van links zoveel waarde gehecht aan de natiestaat? Het is vanzelfsprekend van groot belang om de motieven ervoor te begrijpen. Pas als je die terdege hebt geanalyseerd kun je stappen verder zetten.

Historicus Ola Innset verduidelijkt op Roar Magazine de achtergrond van deze positieve gezindheid voor de natiestaat in Europa. Hij ziet twee hoofdredenen. De eerste gaat erover dat de stevige resultaten, die de arbeidersbewegingen in de vorige eeuw hebben behaald, gelieerd zijn aan de instellingen van de natiestaten. Daarin hebben arbeiders, verenigd in vakbewegingen, verzorgingsstaten weten af te dwingen. De tweede betreft het internationale neoliberalisme. De EU is er een sprekend voorbeeld van. Zo heeft de EU er onder meer voor gezorgd dat vooral laaggeschoolde arbeiders in de rijkere EU-lidstaten vervangen worden door arbeiders uit de armere lidstaten. De vakbewegingen in de meest ontwikkelde landen stonden zo goed als machteloos tegenover de toestroom. Simpel gezegd betekent dit dat deze soort internationalisme, waarmee arbeiders in de oorspronkelijke EU-landen ervaring hebben, negatief voor hen uitwerkt. De natiestaat lijkt hen bescherming te bieden, zoals in het verleden. Het is derhalve niet verwonderlijk dat nationalistische politieke stromingen zo’n sterke arbeidersklassecomponent hebben.

Innset focust zich echter alleen op de oude, welvarender landen van de EU. Hoe staat het evenwel met de voormalige Oostbloklanden? Een ander artikel op Roar van politicoloog Igor Štiks handelt daarover. Hij karakteriseert de overgang van deze landen naar de EU als een nieuwe onderwerping. Een dramatische ontvolking en meerdere economische crashes zijn kenmerkend voor de situatie in die landen. Het verlies aan arbeidskrachten gaat gepaard met een enorme braindrain die de sociaal-economische armoede en intellectuele marginaliteit bestendigt. Štiks kenschetst de Europese unificatie als een simulacrum, een drogbeeld, cynisch gedemonstreerd door Ursula von der Leyens benoeming van een vicepresident van de Europese Commissie voor de ‘bescherming van de Europese levenswijze’.

Als grote delen van de arbeidersklasse in de oorspronkelijke EU-landen noch in de later toegetreden landen tevreden zijn met de huidige uitwerking van het internationalisme, dan kan een conclusie zijn dat terugtrekking in de aloude natiestaat als beste optie overblijft. Innset duidt Wolfgang Streeck aan als de voornaamste intellectuele proponent van deze opvatting. Hij inspireerde de Lexit-beweging, die een linkse exit van diverse natiestaten uit de EU wil. De tragische figuur Jeremy Corbyn, zoals ik heb aangestipt in May en Corbyn willen hetzelfde: een soeverein Verenigd Koninkrijk, ging dat pad op, wat uiteindelijk tot Brexit leidde.

Brexit vertelt alles over de trieste gevolgen van een ‘Alleingang’. Maar internationale integratie, het meest sprekend tot uiting komend in de EU, is dus niet zonder meer een hosanna-verhaal. Aandacht voor de nadelige kanten van Europese integratie en overdenking van flankerend beleid om de hierboven geschetste gevolgen enigszins op te vangen is onmisbaar. Dit flankerend beleid kan niet van rechts worden verwacht, dat is daar zoiets als vloeken in de neoliberale kerk.