Vijf jaar is een hele tijd in het Europa van nu. Het onderstaande is een vertaling van het begin van een voordracht op de conferentie van het Anarchist Studies Network, Loughborough, 3 september 2014. Ik modereerde toen de werkgroep Religie en anarchisme. Met het Nieuwe Normaal wat het weer betreft weet ik niet of ik het fysiek nog aankan mij in de heuvelen van dat stadje te wagen, 2016 brak mij nogal op zodat ik vorig jaar maar heb afgelast.
Maar mij valt nog iets op, nu in het Nederland van 2019, hoogzomer. De argeloosheid waarmee ik namen van kritisch-theoretici van vooral de Frankfurter Schule laat vallen is gesneuveld. We weten nu dat niet met open vizier strijdende neonazi’s hen als “cultuurmarxisten” aanmerken en we weten waarvoor dit woord eigenlijk staat.
En verder. Terugblikkend vond ik het hubris om mij te wagen aan een vertoog over kairos als nodig moment om de wereld op zijn kop te zetten. Een panelgenote verzekerde mij onlangs dat het geen hubris was, maar een nodige interventie, en zij is nu zelf volop bezig met het vraagstuk.
De aanleiding het nu te vertalen en te presenteren is De Toestand van de Wereld, die vraagt om de inbraak van het Eeuwige. (De inspiratie tot het volgende komt van in Nederland eenzaam kritisch-theoreticus Willem Schinkel, wanneer horen wij weer eens iets van hem?)
Het is een drietrapsraket, alleen al om de praktische reden dat het nu te warm is alles in een klap te vertalen – toch een rare klus, jezelf vertalen. Een enkele actualisering is aangebracht en de noten zijn voor mijzelf inmiddels zowaar ook onvindbaar….
Maar wordt vervolgd dus.
Het is waarschijnlijk makkelijk om een zogenaamde materialistische verklaring te geven voor wereldwijde revolutie. Het kapitalisme ondergaat niet crises die het te boven komt en dan weer ondergaat, het kapitalisme is zelf ononderbroken crisis. Er zal altijd wel ruimte zijn om een materiële oorzaak aan te wijzen voor opstanden over de gehele wereld, ook al passen ze niet bij elkaar. Italië en Griekenland als startpunt omstreeks 2009/2010, voor de mondiale opstand in Tunis, Caïro, Spanje, de Occupy-acties van New York via Londen tot Hong Kong. Dit alles kan als gevolg van de economische instorting van dezer dagen gezien worden – de stijgende prijs van pasta in Italië bijvoorbeeld. Een dergelijke grove redenering verklaart niet waarom eerdere prijsstijgingen of economische neergang niet tot revolutionaire onrust hebben geleid. Ongetwijfeld stonden “objectieve omstandigheden” in de weg, wat zoveel wil zeggen als: “we weten het niet”.
Waarom kwamen miljoenen mensen de straat op voor hun waardigheid in Spanje, 2011, en dezer dagen in Puerto Rico? Waardigheid eis je uiteraard niet op van anderen, je toont haar reeds. Dit collectief doen is een verrassend aspect van deze eis die niet echt een eis genoemd kan worden.
Een van de allermooiste uitingen van de opstanden van 2010-2011 was het Book bloc, voorzover ik overzie begonnen door de Italiaanse studentenbeweging van die dagen. Het Book bloc richtte mijn aandacht op twee boeken die ik niet kende: Caliban and the witch van Silvia Federici (misschien vindt u het schandalig dat ik het niet kende maar ik ben er tenminste eerlijk over), en Pip pip, een intrigerende titel die bij een op dat ogenblik onbekende auteur genaamd Jay Griffiths. Pip pip bleek een boek over de manieren waarop we naar tijd kijken. Klaarblijkelijk is het subversief om boeken te lezen, vooral als zij het bourgeoise concept van tijd ter discussie stellen.
Voordat ik Griffiths las was het mij al opgevallen dat Karl Marx in zijn theorie van de arbeidswaarde schrijft over tijd alsof het een onafhankelijke kwantiteit is, die boven de klassenmaatschappij en haar heersers staat. Misschien is dit een gevolg van het materialistische geloof waarin de Wetenschap wordt gezien als voortbrengsel van de Vooruitgang, waarbij het kapitalisme als een onontkoombaar hogere ontwikkelingsvorm dan de voorgaande wordt gezien. Dit leidt even onontkoombaar naar het Socialisme en tenslotte het Communisme als het hoogste stadium van menselijke ontwikkeling (dit was althans wat mensen graag verkondigden met een beroep op Marx, later).
Herbert Marcuse vertelt in The dialectics of liberation dat de Communards op de klokken schoten, zij wilden de tijd terugveroveren die de heersende klasse van hen gestolen had. Zij geloofden niet in de klasseloze tijd van het historisch materialisme. Van de Israëlische kritisch-theoreticus Ilan Gur Ze’ev vernam ik dat Marcuse in zijn latere dagen dacht dat de verovering van de tijd tot een overwinning op de dood zou kunnen leiden – in een fysieke zin. Helaas is Ilan gestorven voordat hij mij hierover meer kon vertellen.
Weer een andere kritisch-theoreticus, Ernst Bloch, was zich zeker bewust van de klassegeladenheid van “tijd”, bepaald als zij wordt door de hoogste waarde van het kapitaal, ruilwaarde. George Woodcock schrijft in zijn belangrijke korte stuk The tyranny of the clock:
De klok heeft het middel geleverd waardoor de tijd – een categorie die zo ongrijpbaar is dat geen filosofie tot nu toe haar aard heeft bepaald – concreet gemeten kon worden in tastbaardere vormen van ruimte die geleverd worden door de wijzers van een klok. De tijd als duur werd niet meer in acht genomen, en mensen begonnen te praten over “lengten” van tijd, net alsof ze aan het praten waren over lengten van calico. En de tijd, nu meetbaar in rekenkundige symbolen, kon beschouwd worden als een waar die net als iedere andere waar gekocht en verkocht kon worden.
De kloktijd is haar eigen circulaire definitie: zij kan alleen beschreven worden in termen van meetbaarheid door middel van een klok.
Griffiths bekijkt de verschillende manieren waarop men duur kan benaderen, de onbekende kwantiteit of kwaliteit “tijd”. Er is echter nog een heel andere manier waarop men naar tijd kan kijken. In de brieven van de apostel Paulus en op verscheidene plaatsen in de evangeliën wordt tijd aangeduid met het woord kairos, verschillend van het gangbare Griekse woord chronos. In de dagen van de oudste christelijke geschriften konden kairos en chronos als verwisselbaar gebruikt worden, doordat de eeuwigheid had ingebroken in de wereld door het leven en de opstanding van Jezus. De tweede komst werd spoedig verwacht, en dus was kairos de tussentijd tot de voleinding van de tijd plaats zou vinden. Kairos was nu, ho nun kairos zoals Paulus het formuleert. De gedachte kan opgerekt worden maar de Kerk heeft leren leven met de gedachte dat er veel meer chronos nodig is om de kairos te volbrengen. Dus wordt kairos nu gezien als de tussenkomst van de eeuwigheid, of de Geest, to pneuma, in de wereld.
Paul Tillich beklemtoont dat tijd als kairos beoordelen betekent haar interpreteren als een punt van onontkoombare beslissing, onvermijdelijke gerechtigheid, gezien van het standpunt der profeten. De gedachte van kairos wordt geboren in wisselwerking met de utopie, maar het bewustzijn moet leven dat het Eeuwige aanwezig kan zijn in de tijd, het Eeuwige kan zich manifesteren door “in te breken” maar het kan nooit vastgelegd worden op een moment. De geest van de bourgeoismaatschappij is demonisch, hij dwingt mensen tot oneindige dienstverlening aan het eindige, in een strijd van allen tegen allen. Blijkbaar is de te koesteren kairos het idee van het religieus socialisme, dat destijds ook naar voren werd gebracht door Karl Barth, die het socialisme gelijkstelde aan het Koninkrijk Gods. Tillich geeft zijn beschrijving van kairos in 1926.