De media geven in vele artikelen aan – zowel in de geschreven pers als op de tv – dat de Algerijnse president Abdelaziz Bouteflika per direct is afgetreden; als hij dat niet zou doen, dan zou de legerleiding een afzettingsprocedure in gang hebben gezet. Het idee alleen al: het LEGER zal een procedure in gang zetten.
Wel, het klinkt allemaal zo mooi en bijna democratisch – ja bijna – maar ik geloof dit soort nieuwsgaring niet zo goed meer. Bouteflika treedt af – het idee alleen al, de man was en is en zal altijd een militair blijven en is door het leger op die plaats gezet, zoals zo velen militairen in die omgeving, kijk naar Benali (Tunesië), kijk naar Sisi (Egypte), en zo zullen er nog wel meer zijn. Militairen die door het leger (lees legerleiding) op de plaats van besturen van het land zijn geplaatst, zodat er geen democratie kan komen.
De huidige midstream-media plachten dus in alle eer – de goede man is nog niet dood – Bouteflika als de grote redder van Algerije voor te stellen, zoals bijvoorbeeld nu.nl: “ … Bouteflika werd in 1999 verkozen tot president van Algerije, toen het land in een burgeroorlog verkeerde. De Algerijnse Burgeroorlog, die tussen de overheid en gewapende islamitische groeperingen werd gevoerd, duurde van 1991 tot 2002 … “ Verderop in het artikel wordt zelfs gemeld: “ … Na de aanstelling van Bouteflika kwam het vredesproces in een stroomversnelling … “ Me hoela. In juni 1990 werd bekend dat het Front van Islamitische Redding (FIS) de grote overwinnaar was geworden van de eerste vrije verkiezingen in Algerije sinds 1962: in de vier grootste steden zou het FIS de grote winnaar worden.
Bij de parlementsverkiezingen van 1991 werd het FIS de grootste partij, echter – en nu komt het – dit was niet zoals het leger wilde, het greep in en annuleerde de verkiezingen. Het FIS kwam hiertegen in opstand, waarna het leger hard ingreep; verschillende leiders van het FIS werden opgepakt en afgevoerd naar de bekende martelcentra, terwijl andere leiders vluchtten en de wapens oppakten en een burgeroorlog zijn gestart.
In Egypte was het al niet anders. In 2012, na de val van Mubarak, werden de eerste vrije verkiezingen gehouden, die werden gewonnen door de Moslimbroederschap van Mohamed Morsi. Morsi werd president, maar werd een krap jaar later weer afgezet door … jawel, het leger onder leiding van ene Abdel Fattah al-Sisi, die Egypte leidt met harde hand. Morsi zal zeker fouten hebben gemaakt, die Sisi heeft gebruikt om zich te ontdoen van zijn grootste rivaal om daarna de Moslimbroederschap verboden te verklaren. Zo, weer een tegenstander van het leger uitgeschakeld, zo doe je dat, grote vent.
In Tunesië had Zine El Abidine Benali de militaire veiligheidstak van het ministerie van defensie opgericht en hele lange tijd geleid, om daarna directeur-generaal nationale veiligheid te worden. Zijn harde optreden tegen bepaalde moslimgroepen in Tunesië heeft hem zo ver gebracht dat hij minister-president werd onder president Bourguiba, die hij 5 weken later afzette onder het mom dat de president medisch het ambt niet kon vervullen. De binnenlandse politiek van Benali was er een van regeren met harde hand. Ondanks het feit dat Benali’s partij RCD steeds verkiezingen won, bleek er steeds meer kritiek te komen en werden er vragen gesteld over het misbruik door de regering bij presidents- en parlementsverkiezingen.
In deze landen hadden – en vaak nog steeds hebben – de militairen de macht in handen, die ze niet delen met democratisch gekozen partijen of personen. Neen, de macht is en blijft in de handen van de militaire leiders, die er op toezien, dat hun voordeeltjes blijven bestaan en dat het land koste wat kost, in de politiek blijft van verdeel en heers. Maar ondertussen wel vrienden maken met landen die niet worden geaccepteerd door het volk.
Het kan verkeren.