Er vindt een revolutie plaats in Haïti, rechtstreeks verbonden met VS-ingrijpen in Venezuela

(Onderstaand artikel van Kim Ives op Haïti Liberté verschaft achtergronden bij de nu al 10 dagen durende volksopstand in Haïti, waarbij tot nu toe 9 doden zijn gevallen. President Moïse weigert om af te treden. De situatie is onverminderd explosief.)

(13 februari) Chaos heerst in Haïti, nu al voor de zevende dag, omdat een volksopstand om president Jovenel Moïse af te zetten vanwege zijn corruptie, arrogantie, valse beloften en regelrechte leugens, voortduurt.

Maar de crisis zal niet worden opgelost door Moïse’s vertrek, dat ophanden schijnt.

Deze revolutie vertoont alle kenmerken net zo diepgaand en onhoudbaar te zijn als die van 33 jaar geleden tegen dictator Jean-Claude “Baby Doc” Duvalier, die leidde tot een vijf jaar lang durend volksoproer.

Ondanks felle repressie, moordpartijen, een nepverkiezing en drie staatsgrepen, culmineerde de opstand toen in de opmerkelijke verkiezing van anti-imperialistische bevrijdingstheoloog Jean-Bertrand Aristide in december 1990.

In een tijd dat Nicaragua’s linkse Sandinisten en de Sovjet-Unie net waren overwonnen, versloeg het Haïtiaanse volk de verkiezingsmachine van Washington voor de eerste keer in Latijns-Amerika sinds de overwinning van Salvador Allende in Chili twee decennia eerder.

Het voorbeeld van Haïti inspireerde een jonge Venezolaanse legerofficier, Hugo Chávez, om hetzelfde draaiboek te volgen. De verkiezing van Chávez in 1998 hielp het ‘roze tij’ van linkse en centrumlinkse regeringen in heel Zuid-Amerika op gang te brengen.

Net zoals Washington op 30 september 1991 een staatsgreep aanstookte tegen Aristide, voerde het op 11 april 2002 een vergelijkbare tegen Chávez uit. Maar de laatste werd na twee dagen gedwarsboomd door het Venezolaanse volk en de lagere rangen van het leger.

Ondanks deze overwinning begreep Chávez dat de politieke revolutie van Venezuela niet alleen kon overleven en dat Washington zijn enorme subversieve machinerie en economische macht zou gebruiken om zijn project om “het socialisme van de 21e eeuw” te bouwen, af te zwakken. Chávez wist dat zijn revolutie ook bruggen moest bouwen en een voorbeeld moest zijn voor zijn Latijns-Amerikaanse buren, die ook onder de duim van de VS zaten.

Met behulp van de enorme olie-rijkdom van Venezuela begon Chávez aan een ongekend experiment van solidariteit en kapitaalinvestering, de PetroCaribe Alliance, die in 2005 werd gelanceerd en uiteindelijk werd uitgebreid naar 17 landen in het Caribisch gebied en Midden-Amerika. Deze leverde goedkope olieproducten en gunstige kredietvoorwaarden aan lidstaten, waardoor ze een economische reddingsboei kregen toegeworpen toen olie voor $100 per vat verkocht werd.

In 2006 had Washington het Haïtiaanse volk tweemaal gestraft voor het verkiezen van Aristide (1990, 2000) met twee staatsgrepen (1991, 2004) en twee buitenlandse militaire bezettingen onder auspiciën van de Verenigde Naties. Dat jaar wisten de Haïtianen een soort patstelling te doorbreken door René Préval (een vroege bondgenoot van Aristide) tot president te kiezen.

Op de dag van zijn inauguratie op 14 mei tekende Préval in op de PetroCaribe-deal, die Washington uitermate ergerde, zoals werd onthuld in door WikiLeaks verkregen geheime Amerikaanse diplomatieke documenten. Na twee jaar strijd kreeg Préval uiteindelijk Venezolaanse olie en krediet, maar Washington zorgde ervoor dat hij gestraft zou worden.

Na de aardbeving op 12 januari 2010 nam het Pentagon, het ministerie van Buitenlandse Zaken en het toenmalige hoofd van de Interim Haiti Recovery Commission, Bill Clinton, met enkele hielenlikkers van de Haïtiaanse elite, virtueel de Haïtiaanse regering over. In de aanloop naar de verkiezingen in maart 2011 schakelden ze de presidentskandidaat van Préval, Jude Célestin uit en schoven die van hun zelf, Michel Martelly, naar voren.

Van 2011 tot 2016 ging de Martelly-groep door met het verduisteren, verkwisten en fout investeren van het leeuwendeel van de kapitaalrekening bekend als het PetroCaribe Fonds, dat sinds zijn oprichting in 2008 in feite Haïti in leven had gehouden.

Martelly gebruikte het geld ook om zijn beschermeling, Jovenel Moïse, aan de macht te helpen komen op 7 februari 2017. Jammer genoeg voor Moïse, stond hij, toen hij aan de macht kwam op het punt om bijkomende schade te worden in de escalerende oorlog van Washington tegen Venezuela.

Omringd door een zwerm anticommunistische neoconservatieven, voerde Trump onmiddellijk de vijandigheid tegen Venezuela op, waarbij hij de regering van Nicolás Maduro met verregaande economische sancties om de oren sloeg.

Haïti had al betalingsachterstanden in Venezuela, maar de Amerikaanse sancties maakten het nu onmogelijk om zijn PetroCaribe olierekening te betalen (of hen, in elk geval, een gouden excuus te geven om dat niet te doen). De deal met PetroCaribe in Haïti eindigde effectief in oktober 2017.

Het leven in Haïti, dat al extreem moeilijk was, werd nu onhoudbaar.

Nu de Venezolaanse oliekraan dicht ging, zei Washington’s uitvoerder, het Internationaal Monetair Fonds, tegen Moïse dat hij de brandstofprijzen moest verhogen, wat hij op 6 juli vorig jaar probeerde te doen.

Het resultaat was een driedaagse uitbarsting van volkswoede die de voorloper was van de opstand van vandaag.

Rond dezelfde tijd begon een massabeweging te vragen wat er was gebeurd met de 4 miljard dollar aan Venezolaanse olie-inkomsten die Haïti in het vorige decennium had ontvangen.

Het PetroCaribe-fonds werd geacht voor ziekenhuizen, scholen, wegen en andere sociale projecten te betalen, maar men zag dat er vrijwel niets was gedaan. Twee senaatsonderzoeken in 2017 bevestigden dat het geld grotendeels in andere zakken was terechtgekomen.

Dus, wat was de druppel die de emmer deed overlopen? Het was Moïse’s verraad aan de Venezolanen na hun voorbeeldige solidariteit.

Op 10 januari stemde Haïti in een stemming van de organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) voor een door Washington gesteunde motie die Maduro “onwettig” verklaarde, nadat hij meer dan tweederde van de presidentiële stemmen had gewonnen in mei 2018.

Haïtianen waren al kwaad over de ongebreidelde corruptie, hongerig van de torenhoge inflatie en werkloosheid, en gefrustreerd van jaren van valse beloften en buitenlandse militaire vernedering en geweld, maar dit spectaculaire cynische verraad door Moïse en zijn trawanten, in een poging om de hulp van Washington te krijgen om de groeiende onrust een halt toe te roepen, was de laatste strohalm.

Verrast en verlamd door zijn gebrek aan opties (en zijn eigen interne ruzies), kijkt Washington nu verbijsterd naar de niet geheel onverwachte instorting van het verrotte politieke en economische bouwwerk dat het in Haïti, in de loop van de afgelopen 28 jaar sinds de eerste staatsgreep tegen Aristide, heeft gebouwd.

De Amerikaanse ambassade gaat ongetwijfeld koortsachtig op zoek naar lapwerk om het gat te dichten met behulp van de VN, OAS, Brazilië, Colombia en de Haïtiaanse elite, maar de resultaten zijn waarschijnlijk niet duurzamer dan ze waren in de late jaren 1980.

Ironisch genoeg was het de Venezolaanse solidariteit die, waarschijnlijk een decennium lang, de politieke orkaan heeft uitgesteld die nu Haïti overspoelt.

Het is ook terecht dat de Amerikaanse agressie tegen de Bolivariaanse revolutie van Venezuela heeft geleid tot een cascade van onbedoelde gevolgen en boemerangeffecten, gevoed door een diep gevoel van dankbaarheid en erkenning door de Haïtiaanse bevolking voor de bijdrage van Venezuela aan hen -net zoals Chávez en Maduro vaak zeiden, dat PetroCaribe werd gegeven “om de historische schuld terug te betalen die Venezuela de Haïtiaanse mensen verschuldigd is.”

[bron: Kim Ives, 13 februari, 2019 – Haiti Liberté]