Eigen arbeiders eerst? Over de nieuwste flirt tussen deel van links en rechts

Er is een nieuwe historische consensus tussen een deel van links en rechts in de maak. ‘Aufstehen’, de kersverse linkse beweging in Duitsland en de tournee van Steve Bannon door Europa, zijn daar de meest recente symptomen van. Maar wat op een offensief tegen het neoliberalisme lijkt, is in werkelijkheid de promotie van een wit nationalisme met een sociaal gezicht.

Op 4 september is het zo ver. Dan wordt Aufstehen officieel boven de doopvont gehouden. Aufstehen is een nieuwe beweging in Duitsland die de linkse kiezers die nu verdeeld zitten onder de Groenen, SPD en Die Linke wil bijeenbrengen. Maar de ambities reiken verder dan dat. Sahra Wagenknecht, de drijvende kracht achter Aufstehen, wil ook de naar AfD overgestapte kiezers terughalen.

Wagenknecht benadrukt dat Aufstehen in de eerste plaats een beweging is, geen politieke partij. Deelname aan verkiezingen zit er dus voorlopig niet in. Aufstehen wordt in de markt gezet als een pluralistisch platform dat mensen zal verenigen en zo druk wil uitoefenen op bestaande politieke partijen. Dat zou volgens Wagenknecht moeten resulteren in de vorming van een andere politieke meerderheid in Duitsland.

Chocoladetaart

Wagenknecht is niet bepaald aan haar proefstuk toe als het gaat om het oprichten van nieuwe politieke formaties. In 2007 stond ze samen mer haar latere echtgenoot Oskar Lafontaine aan de wieg van Die Linke. Die Linke ontstond toen als een aaneensluiting verschillende partijen die zich links ten opzichte van de SPD positioneerden en vaarde een linkspopulistische koers. Met succes. Tegen 2010 was de partij een politieke kracht die kon rekenen op de stem van ruim 10 procent van de Duitsers. In de daaropvolgende jaren zag Die Linke haar aanhang enigszins tanen, maar ze blijft een partij om mee rekening te houden. Wagenknecht zetelt sinds 2009 in de Bundestag voor Die Linke, was vice-voorzitter van de partij en is vandaag fractievoorzitter.

Wagenknecht is binnen haar partij en de ruimere linkerzijde geen onbesproken figuur. Dat heeft vooral te maken met haar strenge, zeg maar rechtse, positionering rond migratie en multiculturaliteit. Tijdens de vluchtelingencrisis van 2015 pleitte Wagenknecht er voor om minder vluchtelingen op te vangen. Naast forse kritiek uit de eigen rangen leverde het haar een chocoladetaart in het gezicht op tijdens een partijmeeting in 2016.

De gok van Wagenknecht

Het lijkt erop dat Aufstehen voor Wagenknecht een experiment is dat, wanneer het voldoende aanhang en succes kent, zal evolueren naar een aparte electorale speler. Dat kan ook bijna niet anders. Het zou politiek gezien dwaas zijn om een bloeiende beweging met grote aanhang niet trachten om te zetten in reële politieke macht. En bloeiend is de beweging van Wagenknecht nu al. In de eerste week na de pre-lancering begin augustus, tekenden reeds zestigduizend mensen in om deel te nemen.

Volgens wat we sinds de pre-lancering van Aufstehen weten, wil de beweging een vrij stevige linkse economische positionering combineren met rechtse voorstellen inzake migratie en multiculturaliteit. Tegenover de Frankfurter Allgemeine verkondigde Wagenknecht: “Vele arbeiders, werklozen of mensen met een laag inkomen” voelen zich bij Die Linke “met hun angsten en problemen” niet meer begrepen. Dat ‘niet begrepen voelen’ en die ‘angsten’ zijn ietwat omfloerste manieren om te zeggen dat het over grenzen, islam en migratie moet gaan en dat de beweging daarrond harde standpunten moet innemen.

Migratie moet beperkt worden, zo stelt Wagenknecht duidelijk: “In een wereld zonder grenzen regeren de multinationals. Sociale gelijkheid en democratie werken op dit moment alleen binnen individuele staten (…) Je moet praten over de problemen die zich voordoen bij een hoge immigratie en een gebrek aan integratie.” Wagenknecht probeert haar harde lijn rond migratie en multiculturaliteit te verpakken in een economisch discours. Ze trekt een rechte lijn van migratie naar vrijhandel en ziet de welvaartstaat als een entiteit die tegen die processen moet beschermd worden.

Over het muurtje

Wat Wagenknecht doet met Aufstehen is geen unicum. Het combineren van een links sociaal-economisch programma met een rechtse identiteitspolitiek, is al een tijdje in zwang bij linkse partijen.

Neem nu de Deense sociaaldemocraten. Die zijn de grootste oppositiepartij in Denemarken, maar steunen vrijwel ieder rechts regeringsvoorstel dat de richting inslaat van gesloten grenzen en disciplinering van nieuwkomers. Zo schaarden de Deense sociaaldemocraten zich achter de zeer verregaande “gettopolitiek”. Die houdt in dat buurten waar veel nieuwkomers of mensen van kleur wonen, onderworpen worden aan speciale regelgevingen. Zo moeten kinderen vanaf één jaar vijfentwintig uur per week doorbrengen in kinderdagverblijven ten einde hun vertrouwd te maken met ‘Deense waarden’. Wanneer ouders aan die verplichting verzaken, verliezen ze hun rechten op uitkeringen.

In Nederland woedt binnen de Socialistische Partij (SP) dan weer een hevig debat over welke positie dient ingenomen te worden tegenover migratie. Dat debat kwam er naar aanleiding van uitspraken van Jasper Van Dijk. Hij sprak namens SP in de Kamer zijn steun uit voor kampen in Noord-Afrikaanse landen en hij pleitte tegen ‘economische migratie’. Dit tot groot ongenoegen van de basis van SP.

Ook de sociaaldemocraten van de PvdA in Nederland kennen die verdeeldheid. De partij blaast meestal warm en koud wanneer het over kwesties als multiculturaliteit of immigratie gaat: ze verzet zich tegenover (extreem)rechtse partijen maar neemt tegelijk de retoriek van die partijen over op strategische momenten in de hoop kiezers te behagen.

Die tweespalt zien we evengoed terugkomen bij de Vlaamse sociaaldemocraten. Deze week nog sloeg de Oostendse burgemeester Johan Vande Lanotte op de rechtspopulistische trom. Over transmigranten in de Koningin der badsteden zei hij: “Ik ga voor nultolerantie. Als ze in het centrum van Oostende rondzwerven, zal de politie hen oppakken en verwijderen. De criminaliteit mag niet opnieuw stijgen.” Het is een uitspraak die zo uit de koker van Theo Francken of Filip De Winter kan komen. Tegelijk is sp.a de partij die zich profileert tegenover rechtse politici wanneer ze zich bezondigen aan exact dezelfde  soort stigmatiserende en racistische uitspraken. Vande Lanotte volgt hier trouw de lijn die 20 jaar geleden al door ideoloog Marc Elchardus werd uitgezet: links op sociaal-economisch vlak, rechts op de sociaal-culturele as.

De schizofrenie die de sp.a en ook vele andere sociaaldemocratische partijen kenmerkt, toont het potentieel aan van een beweging als Aufstehen. Wat Wagenknecht doet, samen met de Deense sociaaldemocraten, is definitief een rechtse bocht inslaan en zo kiezen voor een eenduidig profiel. Het is niet uitgesloten dat andere linkse partijen in Europa die weg zullen volgen.

Economisch nationalisme

Maar waarom een bocht naar rechts, en niet naar links? Het meest voor de hand liggende en makkelijke antwoord: om electorale redenen. Het gros van de linkse partijen verkeert in een zware crisis en moet met lede ogen aanzien hoe extreem- en populistisch rechts met de stemmen gaat lopen. Dus groeit de neiging om een deel van de rechtse standpunten over te nemen om kiezers terug te lokken.

Maar er is ook meer aan de hand. De bocht van Wagenknecht en de gespletenheid omtrent migratie binnen vele linkse partijen is ook de uiting van een specifieke ideologische tendens die zowel sociaaldemocratische als radicaal linkse krachten begeestert. Misschien is het wel Wagenknecht zelf die deze tendens het best weet te benoemen. In een interview met The Economist verkondigt Wagenknecht: “Wanneer je gefocust bent op de hippe, stedelijke stemmers – op identiteit en lifestyle debatten – dan spreek je niet langer tot de armsten.” Het lijkt een haast futiele, bijkomstige zin, maar er gaat een hele denkwereld achter schuil.

Waar Wagenknecht hier op wijst is dat er in haar ogen een scherpe tweedeling bestaat binnen het linkse electoraat. Er zijn enerzijds de hoogopgeleiden die in steden wonen en vooral geïnteresseerd zijn in “identiteit en lifestyle”. Daarnaast heb je een groep van armeren die buiten de grote steden wonen, niet hoogopgeleid zijn en niets heeft aan die debatten over “identiteit en lifestyle”. Wagenknecht beschrijft het in heel bedekte termen, maar waar ze eigenlijk op doelt is dat er een kleine groep van hoogopgeleiden bestaat die het per se over kleur, gender en dergelijke meer wil hebben, terwijl er een grote groep van (witte) arbeiders en armen bestaan die niks hebben aan die zogenaamd elitaire identiteitskwesties.

Dit sluit aan bij een bredere, internationale stroming die ervan uitgaat dat er de voorbije decennia teveel aandacht werd besteed aan de marges en identiteitskwesties, waardoor links vervreemdde van haar natuurlijke achterban en missie: de arbeidersklasse en de klassenstrijd. In Nederland is het bijvoorbeeld iemand als Ewald Engelen die deze stroming vertegenwoordigt. In plaats van met “genderneutrale rompertjes” zou links zich volgens hem moeten bezighouden met wat er echt toe doet: dè klassenstrijd. Een pamflet dat van zijn hand verscheen deze zomer, heeft de veelzeggende titel “Het is klasse, suffie, niet identiteit”.

Het is een analyse die vooral na de verkiezing van Trump aan kracht won. De overwinning van Trump werd al heel snel geïnterpreteerd als een overwinning van de kwade witte man die leefde in teloorgegane industriegebieden en voor wie niemand het opnam. Om die stem opnieuw te veroveren, zo gaat de redenering, moet er gefocust worden op dingen die er echt toe doen – lees: het sociaal-economische – en moet aan de angsten van de kwade witte man tegemoet gekomen worden. Hoe aannemelijk dit schema ook lijkt, de werkelijkheid wijkt er toch enigszins van af. Zo geniet Trump bijvoorbeeld vooral steun bij de witte midden- en hogere klassen en zijn de lagere klassen vooral van kleur. Om maar iets te zeggen.

Maar nog problematischer dan de gebrekkige overeenkomst van dit schema met de werkelijkheid, is dat het een retoriek is die eigenlijk klakkeloos wordt overgenomen van de rechterzijde.

Davos

Sinds deze lente is Steve Bannon, de voormalige rechterhand en ideoloog van Trump, bezig aan een toer door Europa. Zijn doel? Contacten leggen met extreemrechtse groepen en partijen in Europa en bestuderen hoe zij in Europa de macht weten te grijpen. In het kielzog van zijn rondreis gaf Bannon ook verschillende interviews aan Europese media. Die waren leerzaam omdat Bannon er zonder complexen zijn ideologie uit de doeken deed (of toch het beeld daarvan dat hij wil onthullen).

De absolute vijand voor Bannon is wat hij noemt de party of Davos. De partij van Davos is een metafoor voor een opperklasse van kosmopolitische kapitalisten die volledig vervreemd zijn van de werkelijkheid. Het zijn de globalisten die via outsourcing arbeid verscheept hebben naar lage loonlanden en zo het werk hebben afgenomen van arbeiders. Het is diezelfde klasse die zich volgens Bannon schuldig maakt aan het doorduwen van wat op rechts een cultuurmarxistische agenda wordt genoemd.

Tegenover de partij van Davos plaatst Bannon de werkende klasse, een klasse die volgens hem een bevoorrechte toegang tot de werkelijkheid heeft en in de échte wereld leeft. “De werkende klasse voelt de wereld beter aan”, zo zegt hij letterlijk. Die werkende klasse moet volgens Bannon geholpen worden door ‘economisch nationalisme’. De economische component van dat nationalisme bestaat in het terugschroeven van vrijhandelsverdragen en het promoten van een protectionisme. De andere component van dat nationalisme houdt in dat burgerschap versterkt en beschermd wordt door migratie radicaal te stoppen.

De contouren van het ideologische schema van Bannon stemmen sterk overeen met dat van Wagenknecht. Er zijn verschillen, dat zeker. Maar de vijanden zijn dezelfde: de globalistische en wereldvreemde elites, migratie en zij die bezig zijn met “identiteitspolitiek”. Zowel Bannon als Wagenknecht nemen het op voor de witte arbeider en willen hem zogezegd beschermen tegen de schokgolven van de globalisering.

Toen Bannon kort na de parlementsverkiezingen in Italië was, drong hij er bij de extreemrechtse kopman Salvini op aan om een coalitie te vormen met de 5-sterrenbeweging. “Jullie zijn de eerste guys die het links-rechtsparadigma kunnen doorbreken. Jullie kunnen tonen dat populisme het nieuwe organiserende principe is.”

Nieuwe consensus

Wat figuren als Wagenknecht en Bannon ons leren en waar ze ons onbedoeld voor waarschuwen, is dat er een nieuwe, historische consensus in de maak is. Die consensus bestaat erin dat er gebroken wordt met een globalisering geschoeid op uitgesproken neoliberale leest, in plaats daarvan komt er een globaal kapitalisme van economische nationalismen en gesloten grenzen. Binnen dat kader is een linkse als een rechtse profilering mogelijk: links kan breken met het neoliberalisme, rechts kan de muren optrekken. En deze twee posities op geloofwaardige wijze met elkaar combineren zou wel eens een electorale jackpot kunnen zijn. Dat is de gok van Wagenknecht.

Maar in weerwil van wat de protagonisten van die nieuwe consensus beweren, is er helemaal niks sociaal of emancipatorisch aan. Het optrekken van grenzen betekent in praktijk structureel geweld tegenover lagere klassen. Gesloten grenzen zijn het instrument bij uitstek om een kapitalisme in stand te houden dat gebaseerd is op een globale apartheid, waarin muren en kampen zullen dienen om de kans op een betere toekomst voor een groot deel van de wereldbevolking te ontzeggen.

In westerse landen zal de nieuwe consensus neerkomen op een politiek die gebaseerd is op het behoud van rechten voor witte mensen. En hoewel dat op korte termijn – misschien – een materiële lotsverbetering zal betekenen voor de witte klasse die onderaan de sociale ladder bengelt, zal dat op langere termijn leiden tot een globale ongelijkheid die ten koste gaat van iedereen.

Het programma van Bannon of Wagenknecht betekent ook helemaal geen breuk met het huidige globalisme van Macron of Clinton, het is slechts een verderzetting ervan met andere middelen. Het betekent een meer nationalistische en autoritaire variant  van een kapitalisme dat uiteindelijk even globaal blijft en waarin dezelfde mensen als vandaag aan het kortste eind zullen trekken. Wat de valse tegenstelling tussen Bannon en Clinton of tussen Wagenknecht en Macron wel bewerkstelligt is dat het een derde optie uitsluit, namelijk die van een links internationalisme. Hoe ging dat nu ook weer? Iets met proletariërs aller landen verenigt u?