
1.
Je gaat binnen in een ruimte met talloze rekken, en een soort bar. Achter de bar enkele oudere jongeren, of jongere ouderen, veelal de vriendelijkheid zelve, maar wat afwezig in hun manier van doen, soms amper zichbaar achter een geestverruimend wolkje. Aan de bar enkele, je raadt het al, barkrukken. Daar kun – kon, vrees ik – je plaats nemen om een plaat vast te beluisteren voor de aanschaf. Je kon natuurlijk ook gewoon zonder koopneiging lekker gaan luisteren, maar dat was niet helemaal de bedoeling. Althans, niet de bedoeling van het bedrijf. Maar de slimme bezoeker behandelde de platenzaak niet als bedrijf, maar als oase. Iets soortgelijks geldt natuurlijk voor dat andere uitstervende lustoord, de boekhandel. Geen monumentenzorg die deze cultuurreservaten beschermt. We moeten ook echt alles zelf doen.
We zijn binnen, we kijken rond in ons lustoord. We zagen al de bar en de krukken. Dan waren er vervolgens de bakken en de rekken. Dat was het echte paradijs, maar wel van een vreemd type. In die rekken stonden de platen. In de prehistorie vooral vinyl, in het wat recenter tijdvak waar ik over spreek veelal CD’s, al is er recentelijk een comeback van de aloude vinyl-grammofoonplaat gaande. En die platen, vinyl of CD, bevatten waar het om ging: muziek.
(Lees verder bij de bron van dit artikel)
Via:: ravotr
Pingback: Super-electric: een portie cultureel marxisme | Krapuul