In augustus en september 2017 escaleerde het geweld tegen de Rohingya-bevolking in Rakhine, de armste federale deelstaat van Myanmar. Mensen die uit hun woning zijn verdreven vluchtten te voet en per boot naar buurland Bangladesh. Religieuze en etnische verschillen worden in de analyse en berichtgeving weergegeven als de belangrijkste oorzaak van de vervolging. Myanmar telt 135 officieel erkende etnische bevolkingsgroepen. De Rohingya werden in 1982 van deze lijst erkende volkeren verwijderd.
Bij de analyse van het geweld concentreren de westerse media zich meestal op de rol van het leger en van de facto-leider Aung San Suu Kyi. Bij haar status als winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede in 1991 worden nu vraagtekens gezet sinds de bewijzen van recente wreedheden tegen de Rohingya zich opstapelen. Ze weigert nog steeds het systematische geweld tegen de Rohingya te veroordelen.
Het is volgens onderzoekers Guiseppe Forino, Jason von Meding en Thomas Johnson van de Universiteit van Newcastle echter noodzakelijk verder te kijken dan religiuze en etnische oorzaken voor het geweld, en ook andere belangrijke oorzaken te erkennen. Ook gevestigde politieke en economische belangen dragen immers bij aan de gedwongen volksverhuizing in Myanmar. Dan gaat het bovendien niet alleen om de Rohingya, maar ook om andere minderheden zoals de Kachin, de Shan, de Karen Chin en de Mon.
Landroof en inbeslagname van landbouwgronden komt veel voor in Myanmar.
(Lees verder bij de bron van dit artikel)
Via:: dewereldmorgen.be