In het noorden van Bangladesh staat een derde van het land blank en kreunt de bevolking onder de enorme wateroverlast. In het uiterste zuidoosten van het land zijn we getuige van een humanitaire ramp. De regio Cox’s Bazar wordt overspoeld door Rohingyas die het buurland Myanmar (Birma) ontvluchten. Een reportage van een bezoek aan drie Rohingya vluchtelingenkampen.
Maandag 28 augustus (we zijn juist een week in Ramu, een dorp in Bangladesh) krijgen we de kans om mee te reizen met een Zuid-Aziatische organisatie die in de Thaise hoofdstad Bangkok gevestigd is. De organisatie bezoekt drie kampen van Rohingya-vluchtelingen in Ukhia op de baan naar Teknaf, in de zuidelijke punt van Bangladesh aan de grens met Myanmar. In de aanloop naar het Offerfeest (1 september) delen ze daar onder ander kleren uit aan de vluchtelingen.
We stoppen eerst bij één van de twee oudste kampen, Kutupalong, gebouwd in de jaren 90 van de vorige eeuw. Het kamp zelf mogen we niet bezoeken omdat het er te onveilig is. We worden begeleid door drie politiemensen en twee grenswachters.
We staan versteld van de massale oppervlakte die het kamp inneemt. Zo ver het oog reikt zie je ‘krotten’. Ze lijken letterlijk aan elkaar geplakt. Op het eerste gezicht denken we bij een vuilnisbelt te zijn aanbeland. Dichterbij zien we dat het daken zijn. Mensen lopen af en aan door de smalle steegjes tussen de huizen. Het krioelt er van leven. Zijn we bij een mierenkolonie aanbeland?
(Lees verder bij de bron van dit artikel)
Via:: dewereldmorgen.be