In de discussie over de westerse cultuur, in het kielzog de ‘Nederlandse’ cultuur, zoek ik steeds naar het moment van de absurditeit. De bewering dat we onze westerse cultuur om zeep helpen, heeft iets lachwekkends: die cultuur gaat vanzelf naar de kloten.
Er is vooral de verdwenen westerse cultuur. We kunnen het ons nu nauwelijks meer voorstellen maar een kleine eeuw geleden (in de jaren 30 van de 20ste eeuw) waren er in het katholieke zuiden processies, optochten van gelovigen, pastoors die met wijwaterkwasten rondzwaaiden, knielende gelovigen, jong en oud. Er waren massabijeenkomsten van sociaaldemocraten op de Paasheuvel in Vierhouten, gemeente Nunspeet, het gedans om de meiboom, het zingen van socialistische liederen, het waren socialistische rituelen, surrogaat voor het geloof in God. En er waren massabijeenkomsten van NSB-ers in Lunteren bij de muur, de hagespraken van de Grote Leider Mussert. Het komt ons nu belachelijk voor, maar dat waren toen de momenten waarop de rituelen van de Nederlandse Cultuur van belang waren. Allemaal verdedigden ze ‘De Nederlandsche Cultuur’, en allemaal beloofden ze het ‘verval’ te keren.
Rituelen, bezweringen tegen het onheil, het afroepen van een ‘grotere’ kracht om de groep (wie dan ook) te beschermen tegen de boze wereld (de anderen).
In Frankrijk, waar de cultuur veel gelijkmatiger is omdat er minder verschillen zijn, was op het platteland (campagne) het katholicisme de bron van alle cultuur. Vooral de figuur van Maria, de nimmer geneukte moeder van Jezus, was het centrum. Vrouw, moeder, onbevlekt. Daar kun je alles in stoppen, al je verlangens, al je zorgen, al je onheil.
Vandaag ontdekte ik met een paar huisgenoten in de buurt van het dorp waar we een schuurtje hebben, in een bos een beeld. Een Mariabeeld, levensgroot. We wisten dat het er ergens stond, maar nergens stonden richtingwijzers. Het pad er naar toe was begaanbaar, maar niet veel gebruikt. Als je niet wist dat het pad naar het beeld leidde, zou je het nooit hebben gevolgd. Geen wegwijzers, geen paaltjes, geen bordje, niks. Een totaal anonieme entree.
Wie het onduidelijke pad volgt, de heuvel op, ziet verder omhoog ineens dat gigantische Mariabeeld, Maria met kind, Maria als beschermvrouwe.
De eigenaar van het domein wou volgens de verhalen zijn wijngaard beschermen tegen onweer, hagelstormen, wind, al die dingen die zomaar uit de lucht komen vallen, onvoorspelbaar zijn en mogelijk zware schade aanrichten. Het enorme Mariabeeld moest het onheil keren.
De eigenaar van het domein liet in Lyon een beeld maken dat in het dorp werd afgeleverd. Van daar zou het vervoerd moeten worden naar de top van de heuvel die uitkeek over zijn wijngaard. Maar de ossen die het beeld moesten trekken, bleven steken, weigerden verder te gaan. Het beeld was te groot, te zwaar. Uiteindelijk werd besloten het beeld te plaatsen waar het vandaag nog staat, tegen de beboste heuvel aan, in het bos van het voormalige domein. Haar bestemming heeft Maria nooit bereikt.
Als we in Nederland over Nederlandse cultuur praten gaat het meestal over kleine dingen, dingen die we net iets anders doen, onze overlegcultuur, het polderen, de verschillen overbruggen. Of het gaat over voedsel (rookworst, pindakaas, bami speciaal, frietje oorlog, frikandel). Wie iets verder kijkt, ziet dat die Nederlandse cultuur een constructie is die in stand wordt gehouden omwille van de ‘nationale gedachte’.
Meer is het niet, en ‘typisch Nederlands‘ is het sowieso niet. Ook elders wordt gepolderd. En dat ze daar geen pindakaas eten lijkt me van geen enkel belang.
Het is een constructie. Het is altijd een constructie geweest.
Nu meer dan ooit. De staten vloeien in elkaar over, de globalisering en het internet maken dat dingen ver weg plotseling ‘eigen’ zijn.
Alles is vlakbij.
Zo werkt het.
Alles gaat sneller.
Wat ver weg is, zit plotseling op je lip.
Hollands halal, over 20 jaar is het voor iedere Nederlander een normaal alternatief. Niet omdat de islamisten zich opdringen maar omdat een cultuur (althans het concept dat wij daarvan hebben) zich aanpast aan veranderde omstandigheden. Waar vraag is, is aanbod. Waar mensen iets vreemds inbrengen wordt het vreemde onderdeel van het normale, en is er niks vreemds meer aan na verloop van tijd. Zie de ‘Chinees’. Dat is Hollands Chinees, totaal aangepast aan ‘Nederlanderse’ eters.
Het vergeten Mariabeeld hier in het dorp, in dat anonieme bos, is een archeologische vondst. Een teken van westerse cultuur uit nog niet zo lang vervlogen tijden. Een achtergelaten teken, een verdwaald monument.
Zo was het ooit. Nog niet zo heel lang geleden.
En nu is alles veranderd.
Die ‘verloren’ cultuur van ons is voor onze hersenen een mooie absurde switch. Ze doet ons beseffen dat alles wel degelijk relatief is.
Cultuur is relatief.
Altijd.
Voor iedereen.
En de overblijfselen van die oude westerse cultuur moeten we koesteren. Dat rare Mariabeeld. Maar ook de Muur van Mussert. Wegpoetsen (net doen of het niet bestaan heeft) is onszelf voor de gek houden.
Ruïnes doen ons beseffen dat alles relatief is.
met interesse gelezen. mee eens.
Mooi. Maar een beetje kritiek… Wat is het hier voor ingeslapen zooitje? Niet gewend aan discussie? Krapuul als ‘ultra’-linkse bubble?
Als je de reactiemogelijkheid weghaalt, komen er nooit meer reacties. Fijn, we hebben een reactie, en wel ’n positieve. Dank je, Fred. Maar ik had liever ’n reactie gehad van iemand die vindt dat ik uit mijn nek lul. Het gaat niet om t gelijk, maar om de discussie.
Wat is dat eigenlijk, westerse cultuur? Bestaat t nog? En zo ja, wat zijn de kenmerken? Wat maakt dat er iets aan te verdedigen is? Beter? Waardoor beter, waarom beter?
Gooi Krapuul eens open. Maak er weer een podium van, in plaats van een besloten gemeenschap van mensen die het globaal met elkaar eens zijn.
Ik wil niet in een burcht wonen, maar in een huis waar ook tegenstanders op de koffie kunnen komen. Ik wil discussie.
Fuck the pope, fuck me.
Als ik reageer breekt dat de zeepbel natuurlijk ook niet.
“Westers” is een ideologisch begrip, er wordt een geografische term gebruikt die bij nader inzien niet geografisch is. Latijns-Amerika is dan niet “westers” evenmin als een toch zeer westelijk gelegen land als Marokko (de Arabische naam Maghrib al-Aqsa betekent”het verre westen”). Japan en Australië daarentegen worden dan wel als “westers” beschouwd. “Westerse cultuur” is altijd een leugen geweest.
Het ideologische verhaal is nu “joods-christelijk”. Het handige hieraan is dat Japan wordt buitengesloten. En dat de mensen die massaal zijn vermoord tot ver in de twintigste eeuw inbegrepen worden en en passant die massamoord met versluierende woorden als “holocaust” wordt weggewuifd als “cultuuruiting”.
Op mijn 21ste heb ik een kandidaatsscriptie ingeleverd over “het westen” als ideologie. Want op die leeftijd weet je alles. En hij passeerde. Even wilde ik zeggen dat ik er met lichte schaamte aan terugdacht, maar bovenstaande zinnen van mij nog even overziend denk ik dat ik het goed zag en dat er geen reden is er anders over te denken.
Ach, laten we het er maar ophouden dat ik gisteren een offday had. Ineens de twijfel. Voor wie schrijf ik eigenlijk, dat soort geneuzel. Dat moet je je helemaal niet afvragen. Gewoon de beuk er in en hatseflats.
Merci…
Je zin: ‘In Frankrijk, waar de cultuur veel gelijkmatiger is omdat er minder verschillen zijn, was op het platteland (campagne) het katholicisme de bron van alle cultuur’. Ja, die zin gaf mij te denken. Die gelijkmatigheid tref je zeker aan in de Bourgogne.Het zou een gevolg kunnen zijn van het autoritaire onderwijs. Ondanks die sfeer van tolerante vriendelijkheid, acceptatie en opmerkelijke beleefdheid las ik dat een derde van de plattelands Fransen op LePen stemde/stemmen. Je zegt als slotzin: Fuck the pope, fuck me. Fuck the pope okee, fuck you? No way!
De cultuur en omgang tussen mensen onder de grote rivieren in Nederland ervoer ik al langer toen ik een tweede huis in Limburg had, een way of life soepeler dan in het Noorden en Amsterdam.
Veertig jaar geleden ging ik eens naar een bioscoop in Brussel. De bezoekers stonden rustig in een rij te wachten, moest je in een Ammsterdamse bioscoop binnen willen komen, duw- en trekwerk en met ellebogen je naar binnen werken, op zijn Hollands. Lang geleden deed ik dat in de metro in Parijs toen ik er bij een halte uit wilde. De passagiers keken me verschrikt aan alsof ik ze aanviel. Affijn, aldoende leert men en nu gedraag ik mij geheel anders.