Aan tafel gaat het vaak over eten. Wat we eten. Of het wel verantwoord eten is. Wat wel en niet kan. Het gaat over consumeren. Dat we moeten minderen. We moeten, moeten, moeten.
En omdat ik een gruwelijke hekel heb aan moeten, laat ik weten dat ik het er niet meer over wil hebben. Over dierenleed, over wat wel en niet verantwoord is, over het spaak in de wielen van de neoliberale economie. Ik heb het gehad met het eeuwige moeten.
Ik wil gewoon genieten van wat er is.
Maar alsof er niets gebeurd is, wordt er heftig doorgepraat. Over de armoede in de wereld die de schuld is van het kapitalisme. Als wij niet minderen, gaat dat ten koste van de armen in de wereld.
-O ja?
Ik gooi de knuppel in het hoenderhok.
-Wat een arrogantie. Dus jij gaat voor de arme mensen in de wereld bepalen wat goed voor ze is. Die arme mensen beginnen net wat rijker te worden, en als wij ophouden te consumeren jagen wij ze zo de armoede weer in. Mensen moeten te vreten hebben.
-Maar het neoliberalisme maakt die armoede! Je verdedigt het kapitalisme.
-Nee, die armoede is een product van de ontwrichting van de oorspronkelijke economie en dat is al begonnen in de 16de eeuw. Eerst hebben wij ze alles afgenomen en tot op de dag van vandaag leggen we hen onze ethische standaarden op. En die arrogantie is ook bij links te vinden. Denk je nu echt dat de ongelijkheid en de armoede verdwijnen als wij minder gaan consumeren? Dat is nog eens Westerse Beschaming! En dan gaan wij mensen die nooit iets gehad hebben verbieden om spullen te kopen? Dat is de arrogantie van de Westerse linkse ethiek. Het is valse romantiek.
Mijn felle dochter springt op van haar stoel, springt door de kamer, stampvoet.
-Nee! gilt ze. Nee!
Ze rent de kamer uit, smijt de deur achter zich dicht.
Dat was niet de bedoeling. Maar het is al gebeurd. De advocaat van de duivel heeft de Godin de kamer uitgejaagd.
Daarna smaakt het eten niet meer. Weg genieten. En het schuldgevoel knaagt. Ik zoek haar op, maar de deur van haar huisje heeft ze van binnen gesloten.
In de koude Franse avond staat ze ineens naast me.
-Papa, ik ben het niet met je eens. Helemaal niet.
Ik knik en sla een arm om haar heen.
Een nachtegaal in de verte.
De roep van een uil.
Geknaag van muizen.
Ik krijg er honger van.